Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A.dam 160609 Toewijzing rechtsbijstandkosten conform afgesproken percentage, na aftrek van door verzekeraar rechtstreeks aan belangenbehartiger betaald bedrag

Hof A.dam 160609 Toewijzing rechtsbijstandkosten conform afgesproken percentage, na aftrek van door verzekeraar rechtstreeks aan belangenbehartiger betaald bedrag
4.1 Het geschil betreft de vraag of X nog een bedrag van D. te vorderen heeft en zo ja, welk bedrag en op welke grond. (...)

4.2 X heeft haar vordering primair gebaseerd op het bepaalde in artikel 7:411 Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 7:406 BW. Nu D. de tussen hen gesloten overeenkomst van opdracht voortijdig heeft beëindigd, heeft X recht oploon respectievelijk op vergoeding van de door haar gemaakte onkosten. X berekent haar primair te vorderen bedrag als volgt. De totale schadevergoeding die zij voor D. heeft gerealiseerd bedraagt € 10.500,- (zijnde € 8.000,- conform het betalingsvoorstel van de gemachtigde van de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij GRM (hierna de noemen GRM) vermeerderd met het aan D. uitgekeerde voorschot van € 2.500,-). Op grond van.de via de Stichting Ongevallen- en Letselschade Nederland - met D. overeengekomen resultaatsafhankelijke beloningsafspraak heeft zij recht op 25% van genoemd bedrag van € 10.500,-, wat inclusief BTW neerkomt op een bedrag van € 3.123,75.

Dit,.bedrag dient vervolgens verhoogd te worden met € 1.151,40 aan gemaakte onkosten. De totale vordering bedraagt derhalve € 4.275,15.
Subsidiair baseert X haar vordering op door D. gepleegde wanprestatie. Volgens X heeft D. de tussen hen gesloten overeenkomst van opdracht zonder geldige reden voortijdig beëindigd. Zou D. deze overeenkomst zijn nagekomen, dan zou X recht hebben gehad op het door GRM aan buitengerechtelijke kosten aangeboden bedrag van € 7.500,-. Dit bedrag dient verminderd te worden met het reeds door haar ontvangen bedrag van € 3.000,- zodat een vordering van € 4.500,- resteert. D. daarentegen stelt zich primair op het standpunt dat zij niet meer aan Witlex is verschuldigd dan 25% van het bereikte resultaat (zijnde het voorschot van € 2.500,-), derhalve maximaal € 625,-. Zelfs als zou het bereikte resultaat niet op € 2.500,- maar op het aanvankelijk aangeboden bedrag van € 8.000,- (waarin het voorschot van € 2.500,- is inbegrepen) moeten worden gesteld en X aldus recht zou hebben op € 2.000,- dan nog is zij niets aan X verschuldigd omdat laatstgenoemde reeds € 3.000,- heeft ontvangen. Hetzelfde geldt indien niet van de hierboven vermelde resultaatsgerichte beloning moet worden uitgegaan, maar van een redelijk loon als bedoeld in artikel 7:411 BW. Het reeds door X ontvangen bedrag van € 3.000,- is als een dergelijk loon te beschouwen.

4.3 Met griefI klaagt X erover dat de kantonrechter in rechtsoverweging 3.3 ten onrechte heeft overwogen dat het resultaat dat X voor D. heeft bereikt uit een voorschot op de schadevergoeding van € 2.500,- bestaat. Deze grief faalt omdat de kantonrechter op dit punt niet haar eigen oordeel, maar een stelling van D. weergeeft.

4.4 Met grief II verwijt X de kantonrechter dat zij in rechtsoverweging 3.6 heeft overwogen dat - uitgaande van een te realiseren schade-uitkering van € 8.000,- - een honorarium van € 1.500,- als redelijk moet worden aangemerkt.

Het hof oordeelt hierover als volgt. De tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 BW. Op grond van artikel 7:408 BW kon D. te allen tijde de overeenkomst opzeggen, zonder dat zij schadevergoeding was verschuldigd. Zij heeft de overeenkomst met X dan ook rechtsgeldig tussentijds kunnen opzeggen. De subsidiaire vordering van X - die haar grondslag vindt in een beweerde wanprestatie van D. door haar beëindiging van de overeenkomst - dient reeds daarom afgewezen te worden. Ook anderszins heeft X onvoldoende onderbouwd welke gedragingen van D. jegens haar wanprestatie zouden opleveren.

Op grond van artikel 7:411 BW heeft de opdrachtnemer - X - bij tussentijdse beëindiging recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Partijen hebben hierover geen afspraken gemaakt. Ter bepaling van dit loon ligt het in de rede aansluiting te zoeken bij hetgeen partijen over het honorarium van X zijn overeengekomen. Partijen zijn overeengekomen dat X een honorarium zou ontvangen ter hoogte van een vast percentage van de totale schade-uitkering (zie voor deze resultaatsafhankelijke beloningsafspraak producties 1 en 4 inleidende dagvaarding). Vervolgens dient beoordeeld te worden wat in dit verband onder de term "totale schade-uitkering" moet worden verstaan. Zoals hierboven weergegeven verstaat X hieronder € 10.500,- en gaat D. uit van een bedrag van € 2.500,-.

Naar het oordeel van het hof dient redelijkerwijs te worden uitgegaan van het concrete voorstel van GRM dat ten tijde van de opzegging door D. voorlag. Immers, had D. de overeenkomst niet tussentijds beëindigd, dan had X recht gehad op 25% van de aangeboden schade-uitkering. Partijen verschillen van mening over de vraag of het reeds door D. ontvangen voorschot van € 2.500,-, deel uitmaakt van het door GRM aangeboden bedrag aan schade-uitkering van € 8.000,- of dat X voor D. een totale schade-uitkering van € 10.500,- had weten te bewerkstelligen. Uit de brief van GRM aan X van I november 2005 (productie 8 inleidende dagvaarding) blijkt dat het reeds door D. ontvangen voorschot is verdisconteerd in de totale schade-uitkering van € 8.000,-: (. ..) De totale schade bedraagt op basis van mijn uitgangspunten € 8. 000, 00. Mijn opdrachtgeefster heeft aan uw cliënte 2.500,00 bevoorschot. zodat ter definitieve regeling een slotbetaling van 5.500,00 resteert".

Dit betekent dat ten tijde van het voorstel van GRM, X voor D. een totale schade-uitkering van € 8.000,- had weten te realiseren. Mede in het licht van de omstandigheid dat de opvolgend advocaat van D. uiteindelijk een slotuitkering van € 10.000,- heeft weten te bewerkstelligen, is het redelijk dat Witlex aan honorarium recht heeft op 25% van € 8.000,- exclusief BTW. Zoals overeengekomen (zie producties 1 en 3 inleidende dagvaarding) dient dit bedrag vermeerderd te worden met BTW, hetgeen resulteert in een bedrag van € 2.380,-. Laatstgenoemd bedrag dient ingevolge artikel 7:406 lid I BW verhoogd te worden met de door X gemaakte onkosten ter hoogte van een (naar de omvang niet betwist) bedrag van € 1.151,40. Gelet op de formulering van de kostenafspraak (waarin sprake is van slechts het "honorarium") moet immers worden aangenomen dat deze kosten niet in de prijsafspraak begrepen zijn, zodat X - nu die kosten ook niet door de verzekeraar zijn vergoed, behoudens het nog te noemen voorschotaanspraak heeft op vergoeding daarvan. Het voorgaande houdt in dat X op grond van de overeenkomst met D. in totaal recht heeft op een bedrag van € 3.531,40, waarop in mindering dient te komen het reeds aan haar door GRM betaalde voorschot. Hierover merkt het hof nog op dat X niet (meer) heeft bestreden dat dit reeds uitgekeerde voorschot in mindering strekt op het haar nog toekomende loon.

Slotsom
De slotsom luidt dat grief II slaagt, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof ziet aanleiding de kosten van het hoger beroep aldus te compenseren dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5. De beslissing

Het Hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort van 30 januari 2008 en doet opnieuw recht; bepaalt dat X recht heeft op betaling door D. van een bedrag van € 3.531,40, waarop in mindering dient te komen het reeds aan X door GRM betaalde voorschot; veroordeelt D. tot betaling van het verschil voor zover dit voorschot lager is dan het bedrag van € 3.531,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot de dag der voldoening;

veroordeelt D. in de kosten van de eerste aanleg, tot aan deze uitspraak aan de zijde van X begroot op € 768,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 283,31 voor verschotten. Compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Letselschademagazine.nl
Met dank aan Mr. X voor het inzenden van deze uitspraak