Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 180117 (Geen letsel) Botsing goederentreinen door negeren rood sein. Beroep op eigen schuld afgewezen

Rb Midden-Nederland 180117 (Geen letsel) Botsing goederentreinen door negeren rood sein. Beroep op eigen schuld afgewezen

DB Schenker aansprakelijk voor treinongeluk bij Barendrecht in 2009

Op 24 september 2009 heeft een treinongeluk plaatsgevonden op het spoorbaanvak Rotterdam-Dordrecht ter hoogte van Barendrecht. Dit baanvak maakt onderdeel uit van de Betuweroute. Een door een machinist van DB Schenker bestuurde goederentrein is in botsing gekomen met een containertrein van een andere goederenvervoerder. Na de botsing zijn beide treinen ontspoord. Prorail, die verantwoordelijk is van het beheer van de hoofdspoorwegen, vordert in deze procedure vergoeding door DB Schenker van de door haar geleden schade van bijna 2 miljoen euro, die onder meer bestaat uit kosten voor herstel van de infrastructuur ter plaatse van het ongeval en kosten voor annulering van geplande werkzaamheden.

De rechtbank is van oordeel dat DB Schenker op grond van artikel 17 van de tussen partijen geldende Algemene Voorwaarden Toegangsovereenkomst Betuweroute 2009 voor deze schade aansprakelijk is. Het treinongeluk is een gevolg van het feit dat de machinist van DB Schenker door een rood sein is gereden. Dat heeft tot gevolg dat hij juridisch gezien onrechtmatig heeft gehandeld jegens ProRail, namelijk in strijd met de wettelijke plicht om de voor hem bestemde seinen in acht te nemen (artikel 65 lid 2 Spoorwegwet). DB Schenker heeft de machinist gebruikt als hulppersoon bij de uitvoering van haar verbintenis (het gebruik van de door ProRail beheerde spoorwegen op grond van de Toegangsovereenkomst), zodat deze gedraging van de machinist aan haar kan worden toegerekend.

Het beroep van DB Schenker op eigen schuld van Prorail wordt afgewezen. Zij heeft onvoldoende onderbouwd dat Prorail kan worden verweten dat zij niet voorafgaand aan het treinongeluk bepaalde maatregelen heeft genomen. Ook heeft zij onvoldoende onderbouwd dat Prorail met het instellen van de onderhavige vordering de Bedrijfsregeling Brandregres heeft omzeild.

De rechtbank wijst het verzoek van DB Schenker af om eerst een oordeel te geven over de aansprakelijkheid alvorens te oordelen over de schadecijfers zelf. Uitgangspunt is dat indien de eisende partij een geschil in volle omvang, dus zowel de aansprakelijkheid als de vergoeding van specifieke schadeposten, ter beoordeling voorlegt aan de rechtbank, de gedaagde partij, indien zij zich daartegen wil verweren, dat moet doen in dezelfde processtukken waarin zij haar standpunt kenbaar maakt ten aanzien van de aansprakelijkheid. Zij mag er niet op vertrouwen dat de rechtbank het geschil ten aanzien van de schadeposten aanhoudt totdat zij in een tussenvonnis een beslissing heeft gegeven over de aansprakelijkheid. Immers, een dergelijke splitsing van de beslissing op het geschil leidt tot een vertraging van de procedure en kan tot extra proceshandelingen en dus proceskosten leiden. Dit zou anders kunnen liggen, indien de wederpartij (de eisende partij) zou instemmen met deze splitsing, dan wel de rechter op verzoek daartoe tot splitsing zou hebben beslist, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Overigens valt in dit geval ook niet in te zien waarom DB Schenker niet in staat zou zijn om zich te verweren tegen de concrete schadeposten.

De rechtbank wijst de geldvordering van Prorail (na vermindering met het reeds ontvangen voorschot van 500.000 euro) toe tot een bedrag van ongeveer 1,5 miljoen euro. Ook moet DB Schenker Prorail vrijwaren voor eventuele aanspraken van derden. ECLI:NL:RBMNE:2017:172