Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 300419 beroep verzekeraar op uitsluiting dekking ongeval met heftruck afgewezen: ongeval is niet veroorzaakt door motorrijtuig

GHSHE 300419 ernstig ongeval met door heftruck verplaatste zetbank; 20% eigen schuld; geen billijkheidscorrectie
- beroep verzekeraar op uitsluiting dekking ongeval met heftruck afgewezen
ongeval is niet veroorzaakt door motorrijtuig

De vrijwaringszaak

4.1.1.
Nadat bij incidenteel vonnis van 18 november 2015 aan [appellant in de vrijwaringszaak] was toegestaan Klaverblad in vrijwaring te dagvaarden, heeft [appellant in de vrijwaringszaak] op 17 december 2015 Klaverblad in vrijwaring gedagvaard en gevorderd dat Klaverblad wordt veroordeeld om aan [appellant in de vrijwaringszaak] te betalen datgene waartoe [appellant in de vrijwaringszaak] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [appellant] mocht worden veroordeeld, inclusief proceskostenveroordeling, en met veroordeling van Klaverblad in de kosten van de vrijwaringsprocedure en met veroordeling van Klaverblad in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten, indien niet binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis de verschuldigde bedragen worden voldaan.

4.1.2.
Klaverblad heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal hierna worden besproken.

4.1.3.
De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast, die op 17 maart 2016 tegelijkertijd met de comparitie in de hoofdzaak is gehouden.

4.1.4.
Aangezien in het eindvonnis van 27 juli 2016 in de hoofdzaak de vorderingen van [appellant] jegens [geintimeerde in de hoofdzaak] zijn afgewezen, heeft de rechtbank in datzelfde vonnis in de vrijwaringszaak de vorderingen van [appellant in de vrijwaringszaak] jegens Klaverblad eveneens afgewezen.

4.2.1.
[appellant in de vrijwaringszaak] heeft in hoger beroep één grief opgeworpen voor het geval het hof in de hoofdzaak tot een ander oordeel komt dan de rechtbank, meer in het bijzonder ingeval het hof zou oordelen dat [appellant in de vrijwaringszaak] jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld. Voor dat geval heeft [appellant in de vrijwaringszaak] vernietiging van het vonnis in vrijwaring gevorderd en, kort samengevat, veroordeling van Klaverblad om aan [appellant in de vrijwaringszaak] te betalen datgene waartoe [appellant in de vrijwaringszaak] in de hoofdzaak veroordeeld mocht worden, met inbegrip van de kostenveroordeling in de hoofdzaak alsmede veroordeling in de kosten van de vrijwaring en met veroordeling van Klaverblad in de nakosten, indien zij niet binnen 14 dagen na het te wijzen arrest de verschuldigde bedragen heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten.

4.2.2.
Zoals hiervoor uit de overwegingen in de hoofdzaak blijkt, is deze voorwaarde in vervulling gegaan. Het hof komt derhalve toe aan de beoordeling van de grief en daarmee aan de beoordeling van het geschil in de vrijwaring.

4.3.1.
In de vrijwaring is de vraag aan de orde of [appellant in de vrijwaringszaak] jegens Klaverblad aanspraak kan maken op dekking onder de AVP-polis. Daarbij wordt uitgegaan van de toedracht, zoals vermeld in r.o. 3.1.2. Kort gezegd, komt dit erop neer dat het de bedoeling was de zetbank met behulp van de palletwagen op de lepels van de heftruck te plaatsen.

4.3.2.
Klaverblad stelt - voor zover thans nog van belang - dat bij de beantwoording van deze vraag doorslaggevend is dat de heftruck betrokken was bij het op zijn plaats manoeuvreren van de zetbank en dat de zetbank daarbij van de lepels van de heftruck is gegleden. Om die reden is Klaverblad van mening dat het ongeval niet onder de dekking van de AVP-polis valt. Zij beroept zich daartoe op artikel 4 van de polisvoorwaarden en dat artikel luidt, voor zover relevant, als volgt:

“ Artikel 4 Speciale dekkingen

(…)

4.a. Met betrekking tot personenschade en zaakschade, veroorzaakt met of door een motorrijtuig is, uitsluitend voor zover geen enkele andere verzekering dekking biedt of zou bieden indien deze verzekering niet zou bestaan, gedekt:

1. de aansprakelijkheid van een verzekerde als passagier van een motorrijtuig;

2. de aansprakelijkheid van de in artikel 2 lid 2 a, b en c genoemde verzekerden voor schade veroorzaakt door huispersoneel met of door een motorrijtuig waarvan geen andere verzekerde dan het huispersoneel houder of bezitter is;

3. de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt met of door motorisch voortbewogen maaimachines, speelgoed en dergelijke gebruiksvoorwerpen die niet sneller kunnen rijden dan 10 km per uur, dan wel met of door een op afstand bedienbare modelauto;

4. de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt met of door een fiets met trapondersteuning

b. De verzekering dekt de aansprakelijkheid van een verzekerde voor personenschade en zaaksschade, met of door een motorrijtuig veroorzaakt tijdens joyriding, mits de veroorzaker jonger is dan 18 jaar.

(…)

c. Van de verzekering is uitgesloten de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig in alle andere, niet bij a of b genoemde gevallen, waaronder schade veroorzaakt na diefstal of verduistering van het motorrijtuig.”

Klaverblad stelt dat de schade is veroorzaakt met of door een motorrijtuig, namelijk door het gebruik van de heftruck, zodat op grond van artikel 4 lid 4 sub c de schade niet is gedekt onder de AVP. Niet in geschil is dat de heftruck moet worden beschouwd als een motorrijtuig in de zin van de polisvoorwaarden en dat [appellant in de vrijwaringszaak] voor de heftruck geen verzekering op grond van de WAM heeft afgesloten, aldus Klaverblad.

4.3.3.
[appellant in de vrijwaringszaak] herhaalt in hoger beroep dat zijn werkwijze steeds is geweest dat de zetbank op blokken stond op de lepels van de palletwagen om de zetbank in de garage-unit op zijn plaats te zetten. De heftruck zelf kon vanwege zijn omvang niet volledig in de ruimte komen waar de zetbank kwam te staan. De zetbank is door [appellant in de vrijwaringszaak] al geruime tijd voor het ongeval op zijn plaats gemanoeuvreerd. Vervolgens heeft de [appellant in de vrijwaringszaak] de zetbank op blokken op de palletwagen alsook de heftruck laten staan, waarbij de lepels van de heftruck reeds tussen de lepels van de zetbank stonden, en is hij enige tijd gaan rusten. Door de lepels van de palletwagen te laten zakken, kwam de zetbank net boven de grond op de lepels van de heftruck te rusten. Vervolgens konden de blokken worden weggepakt, konden de lepels van de heftruck zakken en stond daarmee de zetbank op de grond. [appellant in de vrijwaringszaak] benadrukt dat voor het laten zakken van de lepels van de heftruck deze niet gestart hoeft te worden, maar dat dat eenvoudig kan door aan een hendeltje te trekken. De heftruck had dan ook helemaal geen functie als motorrijtuig. De operatie had ook met een tweede palletwagen in plaats van de heftruck kunnen worden uitgevoerd, aldus [appellant in de vrijwaringszaak] . [appellant in de vrijwaringszaak] is dan ook van oordeel dat Klaverblad zich ten onrechte beroept op de uitsluiting van dekking als bedoeld in artikel 4 lid 4 sub c.

4.3.4.
Bij de beantwoording van de vraag of het ongeval is veroorzaakt door of met de heftruck dient te worden vastgesteld hoe artikel 4 lid 4 sub c van de algemene voorwaarden moet worden uitgelegd. Nu partijen over dit schriftelijke beding niet hebben onderhandeld, kan bij de uitleg niet kan worden aangeknoopt bij hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en/of uit elkaars verklaringen redelijkerwijs hebben kunnen afleiden. Het gaat daarom in dit geval om de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan dit beding mochten toekennen. Meer in het bijzonder gaat het er om of gezegd kan worden dat het ongeval is veroorzaakt met of door een motorrijtuig.

4.3.5.
Het hof overweegt als volgt.

Niet in discussie is dat een hefttruck een motorrijtuig is. De vraag is echter of de heftruck bij het ongeval ook als zodanig, dus als motorrijtuig, is gebruikt. Vaststaat dat de gehele operatie mede met de heftruck is uitgevoerd. Ook staat vast dat de motor van de heftruck op dat moment al enige tijd uitstond alsook dat de lepels van de heftruck omhoog of omlaag kunnen worden bewogen zonder inschakeling van de motor. Onder deze omstandigheden leidt een redelijke uitleg van artikel 4 lid 4 sub c ertoe dat niet gezegd kan worden dat het ongeval met of door een motorrijtuig is veroorzaakt. Dat de zetbank van de lepels van de heftruck is geschoven en vervolgens op [appellant] terecht is gekomen, is namelijk niet terug te voeren op het gebruik van de heftruck als motorrijtuig. De heftruck is in dit geval enkel gebruikt als hulpmiddel om de zetbank op te vangen. Dit betekent dat Klaverblad zich ten onrechte heeft beroepen op de uitsluiting van artikel 4 lid 4 sub c. Het ongeval valt dus onder de dekking van de AVP. De grief slaagt.

4.3.6.
Dit alles leidt ertoe dat het vonnis in de vrijwaringszaak wordt vernietigd en dat de vordering van [appellant in de vrijwaringszaak] toewijsbaar is. Als in het ongelijk gestelde partij wordt Klaverblad veroordeeld in de proceskosten van de vrijwaringsprocedure, zowel in die van de eerste aanleg als van dit hoger beroep, waaronder ook de nakosten. Ten aanzien van de proceskosten wordt net als in de hoofdzaak in eerste aanleg uitgegaan van tarief IV en in hoger beroep van tarief II. ECLI:NL:GHSHE:2019:1616