Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A'dam 201107 geen anticipatie op het per 01.01.2006 in werking getreden art. 7:930 BW

Hof A'dam 201107 geen anticipatie op het per 01.01.2006 in werking getreden art. 7:930 BW
Ook faalt de door [appellant] bepleite anticipatie op het per 1 januari 2006 in werking getreden artikel 7:930 BW, voor zover het betreft het daarin vervatte causaliteitsbeginsel. Het gaat daarbij om het ontbreken van causaal verband tussen de verzwegen feiten en de verwezenlijking van het verzekerde risico. Naar vaste jurisprudentie staat het ontbreken van dat causaal verband aan een beroep van de verzekeraar op de vernietigbaarheid van de verzekeringsovereenkomst op de voet van artikel 251 K niet in de weg, zodat ongeacht dat ontbreken in het geheel geen uitkering is verschuldigd (zie onder andere Hoge Raad 18 mei 1990, NJ 1990, 566, 11 september 1992, NJ 1993, 754 en 9 februari 1996, NJ 1996, 745). Uit hoofde van artikel 7:930 BW kan evenwel het ontbreken van dat causaal verband tot een verminderde uitkering leiden. Het nieuwe recht betekent op dit punt een zodanige wijziging van het oude recht, namelijk een verzwaring van de positie van de verzekeraar die daarmee ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst (ten aanzien van de premiestelling) geen rekening heeft kunnen houden, dat voor anticipatie geen plaats is, zoals reeds (impliciet) valt te kennen uit de in de vorige zin vermelde rechtspraak. Niet valt in te zien dat inmiddels wèl plaats zou zijn voor het anticiperen op artikel 7:930 BW. Kennelijk, zoals ook blijkt uit de MvT (2004-2005, 30137, nr. 3, pag 17 e.v.), in aanmerking genomen artikel 221 lid 2 OW, heeft ook de wetgever het standpunt ingenomen dat anticipatie ongewenst is, waar aan het sanctiestelsel van artikel 7:930 BW uitgestelde werking is verleend.
LJN BC3317 Samenvatting van www.rechtspraak.nl