Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 010520 geen letsel, autodiefstal; voorwaarde omtrent aanwezigheid kentekenpapieren betreft garantieverplichting; beroep van vz op uitsluiting is niet ism red&bil.

RBAMS 010520 geen letsel, autodiefstal; voorwaarde omtrent aanwezigheid kentekenpapieren betreft garantieverplichting; beroep van vz op uitsluiting is niet ism red&bil.

Beoordeling

5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] ten tijde van de diefstal de kentekencard en de tenaamstellingscode in zijn auto had achtergelaten. Ook is tussen partijen niet in geschil dat artikel 7 van de bijzondere voorwaarden bepaalt dat Baloise in dat geval de schade niet betaalt. [eiser] stelt zich echter op het standpunt dat het beroep van Baloise op deze bepaling in het onderhavige geval in strijd komt met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.

6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor de vraag of [eiser] een beroep van Baloise op artikel 7 van de bijzondere voorwaarden überhaupt kan afweren met de stelling dat een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en onbillijkheid onaanvaardbaar is, is gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV:9435, NJ 2009/326), relevant de vraag of sprake is van een primaire dekkingsomschrijving of van een preventieve garantieverplichting. Partijen verschillen hierover van mening.

7.
In het eerste geval gaat het om een omschrijving van de verzekeraar van de grenzen waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Een beroep daarop kan niet worden afgeweerd met het argument dat de reden waarom de verzekeraar dit soort evenementen niet wil verzekeren, zich in het concrete geval niet voordoet. Dat zou immers afbreuk doen aan de contractsvrijheid van de verzekeraar, in die zin dat de verzekeraar dan gedwongen wordt om evenementen die hij kennelijk niet wenst te verzekeren, toch onder de dekking te laten vallen. In het tweede geval – het artikel kwalificeert als preventieve garantieverplichting – is er in beginsel sprake van dekking, maar vervalt de dekking indien niet aan de verplichting is voldaan. Dan kan er wel plaats zijn voor een beroep door de verzekeringnemer op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, indien er onvoldoende verband bestaat tussen het niet-naleven van de in het artikel omschreven verplichting en het risico zoals dat zich heeft verwezenlijkt. Daarvan rust de stelplicht en bewijslast op de verzekeringnemer.

8.
De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat artikel 7 van de bijzondere voorwaarden de primaire dekking van de verzekering niet omschrijft, maar een preventieve garantiebepaling betreft en overweegt daartoe als volgt. Het gaat hier om de uitleg van een voorwaarde die Baloise kennelijk in meerdere verzekeringsovereenkomsten pleegt op te nemen. Over een dergelijke voorwaarde wordt in de regel tussen partijen niet onderhandeld. Gesteld noch gebleken is dat dat hier anders is. De uitleg van de voorwaarde is dan ook, bij gebreke van een daarbij behorende schriftelijke toelichting, met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld. In dit geval wordt op het polisblad enkel aangegeven over de dekking dat het beperkt casco is en wordt verder verwezen naar de bijbehorende voorwaarden. In de bijzondere voorwaarden is allereerst het woord “dekking” nergens terug te vinden. Artikel 4 van de bijzondere voorwaarden is getiteld “Voor welke schade betalen wij?”, waarna onder meer volgt “Uw auto is gestolen”. Vervolgens staat in artikel 7 vermeld voor welke schade Baloise niet betaalt. Er staat “Voor welke schade aan de auto betalen wij niet?”, waarna een opsomming volgt van situaties waarin de verzekeraar niet betaalt. Uit de (letterlijke) bewoordingen van artikel 7 blijkt dus niet dat artikel 7 de dekking van de verzekering omschrijft, zoals Baloise betoogt. Indien Baloise had beoogd slechts dekking te verlenen in situaties waarin de verzekeringnemer de kentekenpapieren en de kentekenkaart kan overleggen aan haar, had het op haar weg gelegen dit duidelijk en onomwonden in de polis op te nemen. Dat is nu niet zo. De bewoordingen zijn onduidelijk. Niet blijkt of artikel 7 beoogt de dekking van de verzekering te beschrijven dan wel een preventieve garantieverplichting op te nemen. Dit maakt dat er, mede gelet op de contra proferentem regel, uitgegaan moet worden van de voor de verzekerde meest gunstige uitleg te volgen, hetgeen erop neerkomt dat artikel 7 de primaire dekking niet omschrijft.

9.
Daarmee is de kantonrechter toegekomen aan de vraag of het door Baloise gedane beroep op artikel 7 van de bijzondere voorwaarden, op het niet nakomen van de daarin opgenomen preventieve garantieverplichting door [eiser] , in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijheid onaanvaardbaar is.

10.
[eiser] heeft in dit verband onder meer het volgende aangevoerd. Volgens [eiser] wordt Baloise niet geschaad in haar belang door het feit dat [eiser] niet een deel van het kentekenbewijs en de kentekenkaart kan overleggen aan haar. De gestolen auto kan namelijk zonder die papieren aan Baloise worden overgedragen, waardoor Baloise eigenaar wordt van de auto en de auto bij terugvondst kan opeisen. De RDW heeft ook een regeling die daarbij helpt. Het is mogelijk voor de verzekeraar om het kenteken van een gestolen auto in haar bedrijfsvoorraad opnemen. Ter onderbouwing heeft [eiser] de onder 1.12 weergegeven e-mail van de RDW in het geding gebracht. Kortom, volgens [eiser] heeft Baloise dus geen belang bij de niet-naleving van deze verplichting. Daarnaast wijst [eiser] erop dat hij meteen na de diefstal aangifte heeft gedaan en melding heeft gemaakt bij het LIV. Als gevolg hiervan heeft de auto direct de status “gestolen” gekregen, waardoor het kenteken van de auto niet meer kan worden overgeschreven op de naam van de dief of van een ander, wat ook tot op heden niet is gebeurd. De dief kan dus in dit geval niets met de papieren en bij uitkering aan [eiser] wordt dan ook geen diefstal of fraude in de hand gewerkt.

11.
Daartegen heeft Baloise onder meer het volgende aangevoerd. Baloise heeft toegelicht dat zij de voorwaarde heeft opgenomen om, zoals ook door [eiser] wordt erkend, diefstal zo min mogelijk in de hand te werken en dit zoveel mogelijk tegen te gaan. De ervaring leert dat buitenlandse politie de databanken weinig controleert. Dat is al helemaal zo als iemand de kentekenkaart van een auto kan overhandigen. Als een dief daarover beschikt, is het dus makkelijker om de auto naar het buitenland te brengen en daar verder (in onderdelen) te verkopen. In het buitenland wordt de auto minder snel gevonden. Autopapieren zijn in de onderwereld nog altijd gewild. Door deze voorwaarde te stellen probeert Baloise de verhandelbaarheid van auto’s zo onaantrekkelijk mogelijk te maken. Bovendien werkt diefstal van de kentekenkaart identiteitsfraude in de hand.

12.
Het voorgaande is door [eiser] niet weersproken. Dit maakt dat Baloise, ook indien de auto aan haar overgedragen kan worden zonder de desbetreffende papieren – al dan niet via de regeling van de RDW, waarbij in het midden gelaten kan worden of dit met weinig of veel tijd en kosten gepaard gaat – een (gerechtvaardigd) belang heeft bij naleving van de in artikel 7 van de bijzondere voorwaarden opgenomen verplichting. Immers, die verplichting probeert diefstal en verhandelbaarheid van de auto (en haar onderdelen) naar en in het buitenland tegen te gaan. Door schending van de verplichting door [eiser] heeft hij/kan hij hebben bijgedragen aan de diefstal en verhandelbaarheid van de auto naar het buitenland. Daarmee bestaat voldoende verband tussen het niet-naleven van de in artikel 7 omschreven verplichting en het risico zoals zich dit heeft verwezenlijkt.

13.
Al het andere dat partijen hebben aangevoerd, kan gelet op het voorgaande in het midden gelaten worden.

14.
De slotsom is dus dat het door Baloise gedane beroep op de uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Dit leidt tot afwijzing van de vordering van [eiser] .

Proceskosten

15.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Baloise. Deze worden tot op heden begroot op € 720,00 (= € 360,00 × 2 punten) aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw. De daarover gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze.

Nakosten

16.
[eiser] zal tevens worden veroordeeld in de nakosten op de hierna te vermelden wijze. De daarover gevorderde wettelijke rente zal eveneens als onweersproken worden toegewezen. ECLI:NL:RBAMS:2020:2440