Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 240419 Seksuele handelingen door buurman/leerkracht onrechtmatig; verplichting tot vergoeding van 80% vd schade. iudex calculat vav

RBOVE 240419 Seksuele handelingen door buurman/leerkracht onrechtmatig; verplichting tot vergoeding van 80% vd schadeiudex calculat vav

in vervolg op rb-overijssel-200116-aansprakelijkheid-voor-seksueel-misbruik-minderjarige-door-buurman-leerkracht


De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
In het tussenvonnis van 20 januari 2016 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de seksuele handelingen door [gedaagde] bij [eiser] aangemerkt dienen te worden als onrecht-matig jegens [eiser] (overweging 5.26). Voor de daardoor bij [eiser] ontstane schade is [gedaagde] aansprakelijk. In het tussenvonnis van 14 februari 2018 (geen publicatie bekend red LSA LM) is voorts overwogen dat de ernstige psychische klachten van [eiser] niet als pre-existent kunnen worden aangemerkt, maar dat uit het rapport van de deskundige wel volgt dat naast het misbruik ook andere mogelijke oorzaken bestaan voor de ontstane ernstige psychische schade, zoals de gezins- en opvoedsituatie en de persoonlijkheidsstructuur van [eiser] .

De rechtbank heeft geoordeeld dat, nu sprake is van een onrechtmatige daad waarbij letsel is toegebracht aan [eiser] , de gevolgen van de door de persoonlijkheidsstructuur van [eiser] (in casu de predispositie ASS) bepaalde reactie op die daad in het algemeen in de zin van toerekening naar redelijkheid (artikel 6:98 BW) als een gevolg van de onrechtmatige daad aan [gedaagde] dient te worden toegerekend en derhalve voor rekening van [gedaagde] komt.

De mate waarin de aan [gedaagde] toe te rekenen omstandigheden tot de schade van [eiser] hebben bijgedragen is, rekening houdende met alle omstandigheden, vastgesteld op 80% van de schade.

studievertragingsschade

2.2.
Met betrekking tot de gevorderde schade als gevolg van studievertraging heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 14 februari 2018 overwogen dat dit niet als afzonderlijke schadepost dient te worden meegenomen, maar als een onderdeel van de schadepost “verlies aan arbeidsvermogen”.

verlies van arbeidsvermogen

2.3.
Ten aanzien van de post “verlies aan arbeidsvermogen” heeft de rechtbank voorop gesteld dat de omvang van de schade bij verlies aan arbeidsvermogen in beginsel moet worden vastgesteld door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na de onrechtmatig gedraging met de hypothetische situatie bij het wegdenken hiervan. Verder is geoordeeld dat [eiser] zijn schade aan verlies van arbeidsvermogen nog niet voldoende heeft onderbouwd en dat, nu in deze post ook de studievertragingsschade dient te worden meegenomen, de rechtbank zich niet in staat achtte de schade op basis van de aanwezige stukken te begroten.

De rechtbank heeft een comparitie gelast om met partijen te bespreken het voornemen tot benoeming van een arbeidsdeskundige en de vraag of (nog) een verzekeringsgeneeskundig onderzoek nodig is.

2.4.
Van de zijde van [eiser] is ter comparitie verklaard dat hij in dienst is van [naam werkgever 1] en daar € 50.000,- bruto exclusief vakantietoeslag per jaar verdient. Hij is medio 2016 ziek geworden, zit in het tweede spoor en is op zoek naar een andere werkgever. Het verlies aan verdienvermogen valt uiteen in twee onderdelen: een terugval in inkomen als hij uitvalt en minder inkomen per maand vanwege de latere toetreding tot de arbeidsmarkt. Ter zitting is besproken dat [eiser] de jaaropgaven vanaf 2011 dient te overleggen, alsmede een onder-bouwing van het inkomen dat iemand met een vergelijkbare opleiding als [eiser] zou hebben genoten.

2.5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu de jaaropgaven van [eiser] vanaf 2011 zijn overgelegd acht de rechtbank zich thans, gezien ook het standpunt van [eiser] omtrent zijn inkomen indien het misbruik hem niet overkomen zou zijn, in staat de schade te begroten, en wel als volgt.

[eiser] is in 2011 aan het werk gegaan en in 2012 afgestudeerd. Bij de begroting van de schade gaat de rechtbank er van uit dat, het misbruik weggedacht, [eiser] redelijkerwijs medio 2010 zou zijn afgestudeerd en de arbeidsmarkt zou hebben betreden. Bij de berekening van de schade van [eiser] neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiser] , zoals hij in de dagvaarding heeft gesteld en [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, het misbruik weggedacht na 2,5 jaar na aanvang van zijn werkzame leven, dat wil zeggen op 1 januari 2013 circa € 3.400,- bruto per maand zou hebben moeten verdienen.

De schade bestaat dan uit gemist inkomen over 2010 en (eventueel) een lager inkomen in de jaren daarna.

2.5.2.
[eiser] heeft de jaaropgaven vanaf 2011 in het geding gebracht. Daaruit blijkt van de volgende bruto jaarinkomsten uit arbeid:
- 2011 € 35.763,- [naam werkgever 2]
- 2012 € 43.269,- [naam werkgever 2]
- 2013 € 45.516,- [naam werkgever 2] en [naam werkgever 3]
- 2014 € 53.298,- [naam werkgever 3]
- 2015 € 27.761,- [naam werkgever 1] (plus circa € 27.000,- [naam werkgever 3] )
- 2016 € 65.285,- [naam werkgever 1]
- 2017 € 66.929,- [naam werkgever 1]

Het gemiste inkomen over 2010 kan, nu het gaat om schadevergoeding, gesteld worden op het netto-equivalent van de helft van het bedrag van het inkomen bij [naam werkgever 2] over 2011, dat is blijkens de jaaropgave 2011 € 11.356,-. In 2011 heeft [eiser] in totaal € 35.763,- bruto verdiend, dat is circa € 2.750,- bruto per maand. Ervan uitgaand dat hij in gelijkmatige stappen van € 2.750,- bruto per maand medio 2010 (het moment waarop hij de arbeidsmarkt op had kunnen komen) naar € 3.400,- bruto per maand per 1 januari 2013 zou zijn gegaan, had hij in 2011 ongeveer € 2.950,- bruto per maand moeten verdienen. Hij verdiende toen € 2.750,- bruto per maand, zodat de schade kan worden gesteld op een bedrag van € 200,- bruto per maand, dat is € 2.400,- op jaarbasis. Bij een belastingtarief van 42% is de netto schade € 1.392,-. In 2012 had [eiser] circa € 3.175,- bruto per maand moeten verdienen. Hij verdiende in dat jaar circa € 3.300,- bruto per jaar. In 2012 is dus geen sprake van verlies aan verdienvermogen. In 2013 verdiende [eiser] plusminus € 3.500,- bruto per maand, aldus meer dan € 3.400,- bruto per maand. In 2013 doet zich derhalve evenmin een verlies aan arbeidsvermogen voor. Ten aanzien van de jaren na 2013 geldt dat [eiser] niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd dat hij als gevolg van het misbruik in die jaren minder heeft verdiend dan hij, het misbruik weggedacht, zou hebben verdiend. Mogelijke terugval in inkomen als hij uitvalt heeft [eiser] pas bij akte na comparitie als zodanig als schadepost naar voren gebracht. Bovendien is deze schadepost niet nader onderbouwd. De rechtbank zal hier dan ook verder aan voorbijgaan.

2.5.3.
De schade van [eiser] ter zake van verlies aan arbeidsvermogen kan gelet op het vorenstaande worden begroot op (€ 11.356,- + € 1.392,- =) € 12.748,- x 80% is € 10.198,40. Het ter zake van studievertraging en verlies aan arbeidsvermogen meer gevorderde zal worden afgewezen.

immateriële schade

2.6.
De rechtbank heeft op dit punt overwogen dat, gelet op alle omstandigheden en rekening houdend met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, toekenning van € 10.000,- aan immateriële schade alleszins redelijk is.

verlies no-claim en eigenrisico

2.7.
Met betrekking tot deze posten ad € 980,- en € 728,76 is reeds overwogen dat zij zullen worden toegewezen.

reiskosten

2.8.1.
Ter zake van de reiskosten is overwogen dat aannemelijk is dat [eiser] reiskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat de rechtbank omtrent de hoogte ervan ter comparitie nader wil worden geïnformeerd.

2.8.2.
Wat betreft de in de dagvaarding nader omschreven reiskosten van [eiser] over de jaren tot en met 2014 ad in totaal € 2.429,- is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] deze onvoldoende (gemotiveerd) heeft betwist, zodat deze kosten als schade voor vergoeding in aanmerking komen tot een bedrag van 80% daarvan is € 1.943,-.

[eiser] heeft ten behoeve van de comparitie nadere stukken overgelegd waaruit kan blijken dat hij per 2015 meerdere behandelingen heeft ondergaan en sessies heeft gevolgd op diverse plaatsen in het land. Hij heeft echter niet, zoals met het oog op het verweer van [gedaagde] dat de reiskosten wellicht voor vergoeding door de verzekeraar in aanmerking komen aan hem was verzocht, een bericht van zijn verzekeraar overgelegd waaruit volgt of hij de reiskosten kan declareren en, zo ja, tot welk bedrag. De stukken die hij heeft overgelegd met betrekking tot zittend ziekenvervoer zijn geen concrete, op zijn situatie toegesneden stukken. Het is niet gebleken dat [eiser] reiskosten heeft gedeclareerd bij zijn verzekeraar en/of dat vergoeding van die kosten door de verzekeraar (op voorhand) is geweigerd. Daarbij komt dat [eiser] blijkens de jaaropgaven vanaf 2015 een auto van de zaak heeft gehad en dat fiscale bijtelling heeft plaatsgevonden, wat betekent dat ook privé met de auto is/mocht worden gereden. Het lag ook gelet hierop op de weg van [eiser] om zijn vordering wat de reiskosten betreft van een betere onderbouwing te voorzien. Nu die ontbreekt, zal de vordering worden afgewezen als het gaat om de periode vanaf 2015.

2.9.
[eiser] heeft in zijn akte uitlating nog gememoreerd dat hij als gevolg van de studievertraging een hogere studieschuld heeft opgebouwd. Nu hij hieraan geen vordering heeft gekoppeld, kan deze stelling al daarom verder onbesproken worden gelaten.

slotsom

2.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verklaren voor recht dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [eiser] en [gedaagde] veroordelen tot betaling aan [eiser] van de somma van € 23.850,16, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2015 (de dag van dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening.

Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 96,16 aan explootkosten, € 78,- aan griffierecht en € 4.170,- aan salaris van zijn advocaat (gelet op het toegewezen bedrag 6 punten x tarief III ad € 695,-). ECLI:NL:RBOVE:2019:2088