Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 140715 meisje van 7 jaar loopt hersenletsel op in bouwmarkt; verzoek om aanvullende vragen aan kinderneuroloog vanwege pre-existente ADHD toegewezen

Rb Midden-NL 140715 meisje van 7 jaar loopt hersenletsel op in bouwmarkt; verzoek om aanvullende vragen aan kinderneuroloog vanwege pre-existente ADHD toegewezen

De feiten

2.1. 
Op 10 november 2001 heeft [Belanghebbende] hersenletsel opgelopen door een ongeval in een pand van Praxis te Lelystad. Zij was toen zeven jaar.

2.2. 
Otte Holding was in 2001 de eigenaar van de toenmalige franchisenemer van de desbetreffende Praxis-vestiging.

2.3. 
Allianz heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar (van de toenmalige franchisenemer van de betreffende Praxis-vestiging) de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.4. 
Op 13 oktober 2005 is in gezamenlijk overleg tussen partijen een neurologisch onderzoek aangevraagd bij kinderneuroloog dr. W.C.G. Overweg-Plandsoen (hierna: Overweg-Plandsoen) om de gevolgen van het letsel in kaart te brengen.

Het neurologisch onderzoek heeft plaatsgevonden in 2007.

2.5. 
Overweg-Plandsoen heeft een aanvullend neuropsychologisch onderzoek laten verrichten door neuropsycholoog mevrouw dr. C.A. Verschoor (hierna: Verschoor).

Het neuropsychologisch rapport is van september 2010.

2.6. 
Op 24 juli 2011 is het conceptrapport van Overweg-Plandsoen afgerond en aan de medisch adviseur van Allianz (drs. A.J.G.A. Prince, hierna: Prince) en de toenmalige medisch adviseur van [Belanghebbende] toegezonden. De huidige medisch adviseur van (de belangenbehartiger van) [Belanghebbende] is drs. R. Westerweel (hierna: Westerweel).

De medisch adviseurs van partijen zijn in de gelegenheid geweest aanvullende vragen te stellen en opmerkingen te maken op het conceptrapport. Beiden hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2.7. 
Op 18 juni 2012 heeft Overweg-Plandsoen het definitieve rapport uitgebracht.

2.8. 
Zowel het conceptrapport als het definitieve rapport van Overweg-Plandsoen vermeldt (op pagina 2) een brief van kinderfysiotherapeut E. Fleurbaay van 16 februari 2004. Deze brief vermeldt (onder andere): ‘[Belanghebbende] was voor het ongeluk al bekend met ADHD’. Verder wordt in de brief niets vermeld over ADHD en ook in het (concept)rapport van Overweg-Plandsoen komt geen vermelding van ADHD voor.

2.9.
Prince en Westerweel hebben beiden een conceptbrief opgesteld voor Overweg-Plandsoen met daarin aanvullende vragen over de ADHD-kwestie. Aangezien de medisch adviseurs het niet eens konden worden over de inhoud van de voor te leggen brief is deze niet verzonden.

2.10. 
De schade als gevolg van het ongeval is thans nog niet begroot.

Het verzoek en het verweer

3.1. 
Allianz heeft haar verzoek ter zitting aangepast in die zin dat wordt verzocht dat eerst aan de deskundige Overweg-Plandsoen aanvullende (nader te noemen) vragen worden voorgelegd.

3.2.
Allianz verzoekt om:

een drietal deskundigenonderzoeken te bevelen, te weten een neurologisch, een neuropsychologisch en een psychiatrisch;
als expertiserend neuroloog te benoemen de heer dr. A. (Aad) Verrips, als kinderneuroloog verbonden aan het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) te Nijmegen, en aan hem de hiertoe in productie 11 (bij het verzoekschrift) geformuleerde vragen te beantwoorden (met nog de expliciete aanvulling dat een neuropsychologisch onderzoek dient te worden verricht) en daaromtrent een voorlopig deskundigenverslag uit te brengen;
als expertiserend neuroloogpsycholoog te benoemen M. (Marleen) van der Wees, als klinisch neuropsycholoog verbonden aan Libra Revalidatie te Eindhoven;
als expertiserend psychiater te benoemen N. (Nico) Bouman, als kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan Amarant Groep/Idris te Tilburg, en aan hem te verzoeken de hiertoe in productie 12 (bij het verzoekschrift) geformuleerde vragen te beantwoorden en daaromtrent een voorlopig deskundigenverslag uit te brengen;
Allianz aan te wijzen om de kosten van de expertises te voldoen.

3.3. 
Van den Brink voert (kort samengevat en zakelijk weergegeven) aan dat zij niet kan instemmen met het verzoek om de volgende redenen:

de beschikbare informatie geeft geen enkele aanleiding te veronderstellen dat nieuwe onderzoeken iets zullen opleveren wat van invloed kan zijn op de schadehoogte;
van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het deskundigenbericht van Overweg-Plandsoen is geen sprake;
voor zover er al onduidelijkheid zou bestaan over de veronderstelde ADHD- invloed ligt het voor de hand de vraag voor te leggen aan Overweg-Plandsoen;
sinds de start van de discussie over de vermeende ADHD er meer dan twee jaren verstreken zonder dat er aan de zijde van Allianz behoefte bleek aan het aan wij zen van een nieuwe deskundige;
gelet op de aard van het “probleem” is het buitenproportioneel en nodeloos belastend het slachtoffer (en haar ouders) op te zadelen met nieuwe reeks onderzoeken.

3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

De beoordeling

4.1. 
Allianz stelt – verkort en zakelijk weergegeven – ter onderbouwing van haar verzoek het navolgende. Allianz heeft zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de neurologische en neuropsychologische rapporten die er thans liggen. Er is namelijk (voor Allianz en Prince) nieuwe informatie bekend geworden over een mogelijke pre-existente ADHD bij [Belanghebbende] (rov. 2.8). Deze informatie was wel in het bezit van Overweg-Plandsoen en [Belanghebbende], maar niet bekend bij Allianz. Prince heeft gewezen op de in de medische wetenschap bekende samenhang tussen de verschijnselen, stoornissen en oorzaak van bepaald gedrag dat zowel bij ADHD als bij hersenletsel kan voorkomen. Dit is relevant, omdat de kinderneuroloog en de neuropsycholoog, ondanks deze bekendheid in de medische wetenschap en ondanks het bij hen bekende gegeven dat er bij [Belanghebbende] mogelijk sprake was van een pre-existente ADHD, de gedragsproblematiek van [Belanghebbende] zonder meer volledig hebben toegeschreven aan het hersenletsel. Het sterke vermoeden dat de gedragsproblemen pre-existent zijn (en dus niet het gevolg van hersenletsel) komt doordat er vooral gedragsproblemen zijn geconstateerd, terwijl er slechts lichte cognitieve stoornissen zijn vastgesteld. De cognitieve stoornissen zouden (veel) meer aanwezig moeten zijn als gedragsproblemen daadwerkelijk het gevolg zijn van hersenletsel. De informatie over de mogelijke pre-existente ADHD had dus op zijn minst moeten zijn betrokken in het onderzoek. Daar komt nog bij dat de kinderneuroloog een psychiatrische expertise had moeten indiceren, omdat de problematiek rond ADHD in samenhang met hersenletsel en gedragsproblemen bij uitstek op het psychiatrisch vakgebied ligt. De medische gevolgen van het ongeval zijn nu nog steeds niet inzichtelijk waardoor uiteindelijk de schade als gevolg van het ongeval niet kan worden begroot. Daarom wordt in eerste instantie verzocht om aan Overweg-Plandsoen aanvullende vragen te stellen (en indien dat later nodig blijkt, om drie voorlopig deskundigenberichten te gelasten).

4.2. 
[Belanghebbende] voert – verkort en zakelijk weergegeven — het navolgende aan.

Er is geen aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan Overweg-Plandsoen. De kinderfysiotherapeute vermeldt, op het zinnetje in haar brief na (rov. 2.8), terecht verder niets over ADHD aangezien het allerminst haar vakgebied is. Daarnaast nam zij de vermelding slechts over uit een document van de fysiotherapeute van het AMC. De beschikbare medische stukken van voor het ongeval levert geen aanknopingspunten op om te veronderstellen dat sprake was van ADHD. Het is zeer waarschijnlijk dat Overweg-Plandsoen geen enkele reden had aandacht te besteden aan het ADHD-zinnetje.

Uit niets blijkt dat Overweg-Plandsoen het ADHD-zinnetje over het hoofd heeft gezien. Waarschijnlijk heeft zij het zinnetje op juiste waarde geschat.

4.3. 
De rechtbank overweegt dat het verzoek van Allianz om aanvullende vragen voor te leggen aan Overweg-Plandsoen ter zake dienend is. Een voorlopig deskundigenbericht kan namelijk ertoe dienen om partijen in de gelegenheid te stellen vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de (hun wellicht nog niet precies bekende) feiten, zulks teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen. Dat [Belanghebbende] meent dat de feiten en omstandigheden in deze zaak geheel anders liggen doet hier niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in de rede om eerst aanvullende vragen voor te leggen aan Overweg-Plandsoen, alvorens (verder) op het verzoek van Allianz om drie deskundigenonderzoeken te gelasten in te gaan. Derhalve behoeft het verweer van [Belanghebbende] (thans) geen verdere bespreking.

De brief aan Overweg-Plandsoen

4.4.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de conceptbrief van Prince aan Overweg-Plandsoen zal worden voorgelegd, met dien verstande dat één alinea wordt weggelaten. Deze brief zal worden opgenomen onder de beslissing. Overweg-Plandsoen heeft zich tegenover de griffier bereid verklaard de aanvullende vragen te beantwoorden. Aangezien Overweg-Plandsoen heeft aangegeven dat alle bijlagen van het rapport zijn teruggezonden naar de medisch adviseur van [Belanghebbende], dient [Belanghebbende] ervoor te zorgen dat deze bijlagen naar Overweg-Plandsoen zullen worden toegezonden.

Kosten

4.5. 
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd, Dit voorschot zal daarom door Allianz moeten worden betaald.

Overige bepalingen

4.6. 
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.7. 
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

De beslissing

De rechtbank

het deskundigenbericht 5.1. beveelt een deskundigenbericht en legt de deskundige de volgende brief van Prince voor, met het verzoek te reageren op de in de brief geformuleerde vragen:

Geachte collega,

Gaarne vraag ik opnieuw uw aandacht voor de complexe en langlopende zaak van [Belanghebbende] [Belanghebbende].

Eerder reageerde ik reeds op uw expertise met een brief d.d. 10-4-2012.

Hierna zijn er diverse kleine onduidelijkheden tussen partijen geweest. Deze zijn opgelost.

Uit uw expertise wordt (de discrepantie tussen) de (in loop van tijd wisselende) gemiddelde cognities en de forse executieve stoornissen en de emotie- en gedragsproblematiek bij [Belanghebbende], bij geringe neurologische afwijkingen duidelijk.

Of er (ook) sprake is van niet-ongevalsgevolgen is van zeer groot belang, zowel voor de beoordeling van de medisch/psychiatrische toestand van [Belanghebbende], en een daarop gebaseerde behandeling en begeleiding, als het financieel belang van partijen.

In uw expertise onder de ‘Gegevens verkregen via medisch adviseur’ zag ik de brief d.d. 16-2-2004 op van E. Fleurbaay, kinderfysiotherapeute van De Klimboom vermeld. Dit stuk was mij tot dan niet bekend. Na toezending van ontbrekende stukken door mijn collega stuitte ik in deze brief op de zin: “[Belanghebbende] was voor het ongeval al bekend met ADHD.” Ik wil u verwijzen naar deze brief.

De moeder van [Belanghebbende] heeft u hierover niets verteld. Wel is verteld, dat er wat lichte problemen waren (bladzijde 4, uw expertise). Ook in het rapport van mw. drs. C.A. Verschoor (bladzijde 11 en verder in uw expertise) werd, behoudens de kleuterschoolverlenging en de relatieproblematiek van de ouders, geen melding gemaakt van ADHD diagnostiek en/of geplande behandeling bij de GGZ. De gespannen gezinssituatie rond relatieproblemen en scheiding van de ouders zouden vóór het ongeval gestabiliseerd zijn volgens de moeder. “[Belanghebbende] werd door haar ouders gekend als een normaal functionerend, vrolijk, leergierig kind”, zo is bij het psychologisch onderzoek aangegeven. (…)

Zijn deze nieuwe feiten [rechtbank: althans de vermelding van ADHD] voor u, en zo mogelijk voor de psychologe Verschoor met u, aanleiding om uw expertise met antwoorden op de relevante vragen aan te passen?

Acht u, zoals in de behandelende sector al eens is voorgesteld, thans een raadpleging en/of expertise door een kinderpsychiater aangewezen, gezien de aard en complexiteit van de stoornissen? (…)

5.2. 
verzoekt de deskundige voorts een antwoord te geven op de volgende vragen:

Wat is de reden dat de in de brief van de kinderfysiotherapeute genoemde ADHD (rov. 2.8) niet is genoemd in uw rapportage?
Heeft u, naar aanleiding van uw bevindingen, nog op- of aanmerkingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de zaak? 
stichtingpiv.nl