Overslaan en naar de inhoud gaan

CRvB 031007 geen ontneming van eigendom nu WAO-uitkering is gebaseerd op voorwaarde ao > 15%

CRvB 031007 geen ontneming van eigendom nu WAO-uitkering is gebaseerd op voorwaarde dat ao groter was dan 15%.
In een aanvullend beroepschrift en ter zitting heeft mr. Heuveling nog een drietal grieven naar voren gebracht, die de Raad als volgt omschrijft:
1. Door het gebruik maken van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) dat heeft geleid tot de intrekking van de WAO-uitkering van appellante is een inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht, hetgeen in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). (...)

Uit vaste jurisprudentie van de Raad - zie bijvoorbeeld zijn uitspraak van 14 juni 2007, LJN BA8667 - volgt dat van ontneming van eigendom of van een beperking van een eigendomsrecht slechts sprake kan zijn indien een voor de vaststelling van appellantes aanspraken uit hoofde van de WAO bestaand voorwerp van eigendom ("possession") in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering zou kunnen worden aangewezen dat appellante bij de aangevochten besluitvorming is ontnomen of waarvan het genot door die besluitvorming is beperkt. Een voorwaardelijke aanspraak waarbij niet aan de voorwaarden is voldaan, kan niet worden beschouwd als een "possession".
In het geval van appellante is geen sprake van ontneming van eigendom nu haar recht op WAO-uitkering gebaseerd was op de uitkeringsvoorwaarde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante groter was dan 15%. Nadat was vastgesteld dat die mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%, voldeed appellante niet meer aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een WAO-uitkering. Zoals de Raad al vaker heeft overwogen, is het CBBS slechts een hulpmiddel bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals het FIS dat voordien was. Van een wijziging van de aan appellantes uitkering verbonden voorwaarden was naar het oordeel van de Raad dan ook geen sprake.
Gezien het vorenstaande is de Raad van oordeel dat geen inbreuk is gepleegd op appellantes eigendomsrecht.
LJN BB4816