Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 110522 wg-er niet aansprakelijk voor dodelijk ongeval dat beveiliger overkwam toen hij tijdens nachtdienst eigen auto repareerde met meegebrachte krik

RBNHO 110522 wg-er niet aansprakelijk voor dodelijk ongeval dat beveiliger overkwam toen hij tijdens nachtdienst eigen auto repareerde met meegebrachte krik

2
Feiten
2.1.

De echtgenoot van [eiseres] , de heer [werknemer] , was sinds 2009 bij [werkgever] in dienst als objectbeveiliger. De werkzaamheden van [werknemer] bestonden uit het beveiligen van het bedrijfspand, de fabriek en het bedrijfsterrein van [XX] in [plaats] .

2.2.
[werknemer] had een werkplek in de loge van [XX] , waar hij onder andere de beelden van beveiligingscamera’s kon bekijken. Tijdens zijn dienst moest hij ook surveilleren door de fabriek en over het terrein. Tijdens nachtdiensten werkte [werknemer] in zijn eentje (‘stand-alone worker’). Met het oog daarop beschikte hij naast een mobiele telefoon ook over een portofoon met mandown-functie. Dit is een portofoon met een noodknop die automatisch een noodsignaal/alarm naar de controlekamer van [XX] afgeeft als de medewerker valt of te lang geen beweging vertoont.

2.3.
Bij indiensttreding heeft [werknemer] een inwerkprogramma doorlopen van 4 tot 6 weken en de ‘ [werkgever] werkinstructies beveiliging’ ontvangen. De inhoud van het inwerkprogramma is afgestemd op de werklocatie.

2.4.
Voor [XX] gelden de ‘Instructies t.b.v. de beveiliging’ van [XX] . In hoofdstuk 3.3.2 en 3.3 van deze instructies staat dat de beveiliger tijdens het uitvoeren van de surveillance zijn pieper, telefoon en portofoon met mandown-functie moet meenemen.

2.5.
In artikel 81 van de (destijds geldende) cao Particuliere beveiliging (hierna: de cao) staat dat beveiligers ter bevordering van de persoonlijke veiligheid tijdens de uitvoering van hun dienst deugdelijke communicatiemiddelen moeten hebben waarmee zij direct een noodsignaalkunnen geven.

2.6.
In artikel 82 van de cao staat dat vanaf een vaste post directe communicatie permanent mogelijk moet zijn met een centraal meldpunt en dat er ieder uur (buiten kantooruren) een controlemelding moet worden gedaan tussen de vaste post en het (centrale) meldpunt. Dit wordt het ‘uursmeld-systeem’ genoemd.

2.7.
In artikel 13.10 van de Personeelsinformatiemap staat dat de beveiliger ter controle en voor de eigen veiligheid verplicht is zich bij aanvang van de dienst, eens per uur en bij het einde van de dienst te melden bij de Dispatch.

2.8.
[werkgever] heeft het document ‘PVA Lone worker beveiliging’ van 13 maart 2019 overgelegd waarin, naar aanleiding van drie voorvallen in 2018 waarbij medewerkers onwel waren geworden, is geconcludeerd dat uursmeldingen niet garanderen dat een incident zoals onwel wording van een collega direct wordt gedetecteerd of opgevolgd. Daarom wordt als maatregel voorgesteld dat medewerkers die alleen op een locatie werken een device met man-down functie bij zich dragen met de mogelijkheid voor directe spraak-luisterverbinding.

2.9.
In de nacht van 9 op 10 augustus 2019 had [werknemer] nachtdienst die om 22:30 uur begon. Hij was die dienst de enige beveiliger bij [XX] .

2.10.
Om 23:22 uur heeft een medewerker van de controlekamer van [XX] contact gehad met [werknemer] die toen zijn controleronde liep.

2.11.
Om 23:45 uur heeft [werknemer] , blijkens het dagrapport van die dienst, bij de controlekamer van [XX] gemeld dat hij weer terug was in de loge.

2.12.
Om 00:38 uur heeft [eiseres] telefonisch contact met [werkgever] gezocht, omdat zij zich zorgen maakte om (het welzijn van) [werknemer] . Het was namelijk gebruikelijk dat [werknemer] bij aankomst op zijn werkplek een bericht aan [eiseres] stuurde dat hij goed was aangekomen, maar dat had hij op 9 augustus 2019 niet gedaan. [eiseres] heeft [werknemer] daarom na 22:30 uur meermaals gebeld op zijn mobiele (werk en privé) telefoons en op de vaste telefoon van de loge, maar kreeg hem niet te pakken.

2.13.
Na het eerste telefonisch contact om 00:38 uur heeft [eiseres] vanaf 00:55 uur nog een paar keer telefonisch contact gehad met verschillende medewerkers/afdelingen van [werkgever] , waarin zij steeds aangaf zich zorgen te maken om [werknemer] , omdat zij geen contact met hem kreeg.

2.14.
Om 01:35 uur heeft de Dispatch medewerker van [werkgever] aan [eiseres] verteld dat de hoofdsurveillant met spoed een surveillant heeft gestuurd.

2.15.
Om 01:50 uur is de mobiele surveillance (die uit Rotterdam moest komen) bij [XX] aangekomen. Omdat het hek van het bedrijfsterrein gesloten was en de surveillant geen sleutel had, is contact gelegd met de controlekamer van [XX] en is de lokale politie gevraagd te komen.

2.16.
Om 02:10 uur is het hek door een medewerker van de controlekamer van [XX] geopend. Omstreeks dezelfde tijd is de politie gearriveerd.

2.17.
Om 02:20 uur is [werknemer] (met een overall over zijn beveiligerskleding) op het parkeerterrein bij [XX] aangetroffen onder zijn auto en is een medewerker van [werkgever] met de politie gestart met reanimeren. Het ambulancepersoneel is kort daarna gearriveerd en heeft de reanimatie overgenomen.

2.18.
Omstreeks 03:00 uur verscheen de politie bij [eiseres] aan de deur om te vertellen dat [werknemer] was overleden.

2.19.
Om 05:00 uur was de gemeentelijk lijkschouwer en forensisch arts aanwezig om het overlijden van [werknemer] officieel vast te stellen. In een brief van 12 augustus 2019 heeft de lijkschouwer aan de officier van justitie geschreven:

Evaluatie
Onverwacht overlijden. Aangetroffen onder eigen auto in witte overall tijdens werktijd als beveiliger met losse krik naast de auto.
[…]’

2.20.
Na onderzoek op 10 augustus 2021 heeft de arbeidsinspectie op aan [werkgever] geschreven: ‘Het onderzoek was onder meer gericht op het vaststellen van de toedracht en de oorzaken van het ongeval. Uit het ingestelde onderzoek kwam naar voren dat er geen sprake was van een arbeidsongeval. Daarom wordt er volstaan met het opmaken van deze brief. (…)’

2.21.
Extern onderzoeksbureau Praktima heeft op verzoek van [werkgever] een volledig ongevalsonderzoek uitgevoerd. In het verslag dat daarvan op 27 oktober 2019 is opgemaakt staat:

‘Op de dag van het ongeval zijn omstreeks 05.00 uur i.o.m. de Politie de CCTV-beelden teruggekeken. De collega’s […] en […] hebben samen met de politie de beelden teruggekeken. De beelden zijn vanaf 22.15 tot 03.00 uitgekeken, het resultaat van deze beelden; geen bruikbaar beeld materiaal.
Het beeldmateriaal geeft onvoldoende inzicht op specifieke gebeurtenissen (opkomst [werknemer] (ktr: [werknemer] ), surveillance ronde [werknemer] en handelingen van [werknemer] . Dit is ook door de Politie bevestigd, wellicht te herleiden uit het Politie rapport (niet beschikbaar).
De enige constatering vanuit beeldmateriaal is dat we zien dat omstreeks 01:45 bij de ingang ten hoogte van het hek een persoon met licht scheen. Vermoedelijk was dit de opkomende collega vanuit [werkgever] Mobile.’

Conclusie
Uit dit onderzoek blijkt:

Dhr. [werknemer] :
- Is aantoonbaar geschoold, vakbekwaam en heeft ervaring als beveiliger/static medewerker
- Heeft aantoonbaar instructie ontvangen
- Heeft de beschikking over alle benodigde communicatiemiddelen om alarm te slaan bij noodsituaties
- Heeft deze communicatiemiddelen niet bij zich gedragen.
[werkgever] Rotterdam B.V.:
-Heeft een geldige, actuele RI&E, Locatie RI&E, Functie RI&E voor de static medewerkers van [XX]
- Geeft aantoonbaar voorlichting en instructie betreft veilig werken aan nieuwe eigen medewerkers
- Draagt er zorg voor dat alle static medewerkers het introductieprogramma en de bijbehorende documenten ontvangen.

2.22.
Bij brief van 10 januari 2020 heeft [eiseres] [werkgever] aansprakelijk gesteld voor haar schade. Verder heeft [eiseres] [werkgever] onder andere verzocht om een kopie van de camerabeelden die zijn gemaakt op het terrein van [XX] tussen 22:00 uur en 2:00 uur in de nacht van 9 op 10 augustus 2019.

2.23.
Bij brief van 10 april 2020 heeft [werkgever] alle aansprakelijkheid afgewezen. Verder heeft [werkgever] (de gemachtigde van) [eiseres] laten weten dat zij geen kopie van de camerabeelden kan verstrekken, omdat de beelden niet bewaard zijn gebleven omdat deze niet bruikbaar waren.

2.24.
De collectieve ongevallenverzekering van [werkgever] heeft € 29.505,84 netto (het netto equivalent van een bruto jaarsalaris + 10%) aan [eiseres] uitgekeerd.

2.25.
[eiseres] heeft een e-mail van 4 maart 2022 van de ambulancedienst Zuid-Holland Zuid overgelegd. Daarin heeft de ambulancedienst op verzoek van [eiseres] de volgende informatie gegeven over de nacht van het dodelijke ongeval: ‘Man tijdens zijn dienst aan zijn auto aan het klussen, waarbij de krik omvalt en man onder auto vast komt te zitten. Bij aankomst is dhr onder de auto uit en is politie gestart met BLS. Bij het starten van de ALS asystolie. Gezien het trauma twee thoraxnaalden ingebracht. Met het arriveren van tweede auto en heli meer tijd gekregen over de tijdsduur van de situatie. Dhr was om 24.00 uur voor het laatst gezien en tussen vinden en tp komen heeft waarschijnlijk drie kwartier delay gezeten. Met deze wetenschap reanimatie gestaakt en werd het een PD’.

3
De vordering
3.1.

[eiseres] vordert in de hoofdzaak dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [werkgever] tekort is geschoten in haar verplichtingen als werkgever als bedoeld in artikel 7:658 en/of 7:611 BW en aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] . [eiseres] vordert verder dat de kantonrechter [werkgever] veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 52.000,- aan affectieschade, vermeerderd met te wettelijke rente, en de inkomensschade nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten slotte vordert [eiseres] veroordeling van buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.

3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [werkgever] in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht doordat zij zich niet heeft gehouden aan de verplichting om veiligheidsmaatregelen te treffen ter bevordering van de persoonlijke veiligheid van haar werknemers. Ook heeft [werkgever] zich niet als goed werkgever gedragen. [werknemer] heeft tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden schade geleden waarvoor [werkgever] aansprakelijk is.

4
Het verweer
4.1.

[werkgever] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat artikel 7:658 BW niet van toepassing is omdat de schade niet is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Voor zover artikel 7:658 BW wel van toepassing is, is [werkgever] niet aansprakelijkheid omdat [werkgever] aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Artikel 7:611 BW is niet van toepassing, omdat er geen aan [werkgever] vooraf bekend, specifiek en ernstig gevaar is, waarvoor [werkgever] met het oog op het afwenden van dat gevaar aanwijzingen aan [eiseres] had moeten geven.
Verder ontbreekt het vereiste causaal verband tussen het door [eiseres] gestelde onrechtmatig nalaten van [werkgever] en het overlijden van [werknemer] .

4.2.
Voor zover [werkgever] aansprakelijk is, moet de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen, omdat de geleden schade volledig voor rekening van [werknemer] moet blijven wegens eigen schuld (artikel 6:101 BW).
Voor zover [werkgever] toch schadeplichtig is, zal [eiseres] in een schadestaatprocedure de inkomensachteruitgang dienen te bewijzen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen, omdat geen incassowerkzaamheden zijn verricht die (naast een eventuele proceskostenveroordeling) voor vergoeding in aanmerking komen.

5
De beoordeling
5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of [werkgever] op grond van artikel 7:658 BW of 7:611 BW aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] , als nabestaande, stelt te hebben geleden door het noodlottige ongeval dat [werknemer] tijdens zijn dienst bij [werkgever] is overkomen. [werknemer] laat een partner, [eiseres] , en twee jonge kinderen na.

Akte na comparitie

5.2.
Ter zitting heeft de kantonrechter op uitdrukkelijk verzoek van [eiseres] de zaak aangehouden om [eiseres] in de gelegenheid te stellen het door haar opgevraagde proces-verbaal van de politie in het geding te brengen. Bij akte van 16 maart 2022 heeft [eiseres] laten weten dat de politie haar verzoek om een kopie van het politiedossier heeft afgewezen, maar dat zij het politiedossier wel heeft mogen inzien. [eiseres] heeft bij haar akte dus geen kopie ingebracht, maar wel verslag gedaan van wat zij in het politiedossier heeft gelezen. Daarbij heeft zij als aanvullende productie overgelegd een bericht van 4 maart 2022 van de ambulancedienst Zuid-Holland Zuid die in de nacht van 9 op 10 augustus 2019 ter plaatse was.

5.3.
Hoewel [werkgever] terecht heeft opgemerkt dat [eiseres] alleen nog politiestukken – en dus geen andere stukken – mocht inbrengen, zal de kantonrechter de akte van [eiseres] toch toelaten gelet op de belangen van [eiseres] en vanwege het feit dat [werkgever] hierdoor niet in haar procesbelangen is geschaad aangezien zij op de akte heeft kunnen reageren (en heeft gereageerd).

Artikel 7:658 BW niet van toepassing

5.4.
Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever tegenover een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht als bedoeld in lid 1 van dat artikel is nagekomen of de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

5.5.
De kantonrechter deelt het (primaire) standpunt van [werkgever] dat de voorliggende situatie niet onder het bereik van artikel 7:658 BW valt, omdat de schade (voortvloeiend uit het dodelijk ongeval van [werknemer] ) niet is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Op grond van de feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat het ongeval is veroorzaakt doordat [werknemer] met een zelf meegebrachte krik zijn eigen auto is gaan repareren waarna de kruk is losgeraakt en de auto op de borst van [werknemer] terecht is gekomen. Uit het rapport van de lijkschouwer blijkt dat de borstkas van [werknemer] door het gewicht van de auto is samengedrukt en dat [werknemer] in ademnood is gekomen, waardoor hij is overleden. Vaststaat dat het onder werktijd repareren van een eigen auto niet tot de werkzaamheden van [werknemer] behoorde en ook niet in opdracht van of op instructie van [werkgever] heeft plaatsgevonden. [werkgever] wist niet dat [werknemer] onder werktijd op het terrein van [XX] zijn auto op een krik had geplaatst. [werkgever] had ook geen zeggenschap over deze activiteiten en de wijze waarop (en met welk materieel) [werknemer] deze activiteiten heeft uitgevoerd. Hoewel het begrip ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’ ruim moet worden uitgelegd, is voor toepasselijkheid van artikel 7:658 BW wél vereist dat er een voldoende nauw en functioneel verband bestaat tussen de activiteiten van de werknemer ten tijde van het ongeval en de door de werknemer te verrichten werkzaamheden. De enkele omstandigheid dat het ongeval heeft plaatsgevonden onder werktijd en op de (afgesloten) werkplek waar alleen [werkgever] toegang toe en controle over had, is onvoldoende om een dergelijk verband hier aan te nemen.1 Tot die conclusie is ook de Arbeidsinspectie gekomen, die na onderzoek immers bevestigde dat het ongeval niet als arbeidsongeval in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert (r.o. 2.20).2

5.6.
[eiseres] heeft nog gesuggereerd dat het ongeval (mogelijk) is veroorzaakt door betrokkenheid van derden. Volgens [eiseres] is dat niet vast te stellen of uit te sluiten, omdat [werkgever] de camerabeelden van de bewuste nacht niet heeft overgelegd en/of niet heeft bewaard. Het is heel goed te begrijpen dat [eiseres] van seconde tot seconde wil weten wat er zich die bewuste nacht op het bedrijfsterrein van [XX] heeft afgespeeld en wat er precies met [werknemer] is gebeurd. Het is zeer spijtig dat bij [eiseres] , doordat de camerabeelden niet bewaard zijn gebleven, de indruk is ontstaan dat er relevante informatie verloren is gegaan. De kantonrechter is echter van oordeel dat [werkgever] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de camerabeelden niet op enige betrokkenheid van een derde wijzen, en geen relevante informatie oplever(d)en over het ongeval, omdat er geen camera’s gericht zijn op de werkplek van [werknemer] , de loge en ook niet op de plek van het ongeval. Verwezen wordt in dit verband naar de ongevalsrapportage van Praktima (r.o. 2.21) en de toelichting van de [teamleider] ( [werkgever] teamleider verantwoordelijk voor locatie [XX] ). [teamleider] heeft de camerabeelden destijds samen met de politie bekeken en heeft ter zitting bevestigd dat daarop niets meer te zien was dan dat (i) [werknemer] om 22.15 uur op het werk is aangekomen, (ii) de collega die door [werknemer] werd afgelost om 22:30 uur het terrein heeft verlaten, (iii) dat rond 01:50 uur iemand (dat moet de surveillant zijn geweest) met een zaklamp op het terrein heeft geschenen en (iv) dat vervolgens de politie is verschenen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn voor de suggestie van [eiseres] dat een derde bij het ongeval betrokken is geweest dan ook geen aanknopingspunten te vinden in het dossier.

5.7.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat artikel 7:658 BW niet van toepassing is, omdat geen sprake is van een arbeidsongeval maar van een ongeval in de privésfeer dat geen verband houdt met de werkzaamheden van [werknemer] voor [werkgever] . Hierdoor is ook de arbeidsrechtelijke omkeringsregel3 waarop [eiseres] een beroep doet, niet aan de orde.

Artikel 7:611 is wel van toepassing, maar [werkgever] is niet op grond van artikel 7:611 BW aansprakelijk

5.8.
[eiseres] heeft haar vordering subsidiair gebaseerd op artikel 7:611 BW

5.9.
Een werkgever kan buiten artikel 7:658 BW op grond van artikel 7:611 BW aansprakelijk zijn voor schade opgelopen bij - kort samengevat - verkeersongevallen, letsel opgelopen bij bedrijfsuitjes en werk gerelateerde ongevallen in de privésfeer. Van deze laatste categorie is volgens [eiseres] sprake, omdat [werknemer] zijn werkzaamheden verrichtte op een werkplek waar alleen [werkgever] toegang toe en controle over had. Hierdoor rustte op [werkgever] een extra zware verantwoordelijkheid om de risico’s te minimaliseren en het welzijn van [werknemer] te monitoren. [werkgever] betwist dat, omdat geen sprake is van een aan [werkgever] vooraf bekend, specifiek en ernstig gevaar.

5.10.
Hoewel het ongeval van [werknemer] niet in de uitvoering van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden, vindt de kantonrechter dat er in het voorliggende geval omstandigheden zijn die maken dat er een relatie met het werk kan worden aangenomen, zodat aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW aan de orde zou kunnen zijn. Die omstandigheden bestaan eruit dat [werknemer] het ongeval is overkomen onder werktijd in de nacht en op een afgelegen gedeelte van zijn werkplek. Eén van de aan de werkzaamheden verbonden risico’s is dat [werknemer] tijdens zijn dienst als ‘stand-alone worker’ iets kan overkomen zonder dat dit door collega’s wordt opgemerkt. Daardoor is de kans op ernstige gevolgen bij een ongeval aanzienlijk groter dan in een ‘normale’ werkomgeving waar in aanwezigheid van collega’s (overdag) wordt gewerkt.

5.11.
[werkgever] is echter niet op grond van artikel 7:611 BW aansprakelijk als zij niet tekort is geschoten in de uit dat artikel voortvloeiende zorgplicht. Omdat bij artikel 7:611 BW niet het gunstige bewijsregime van artikel 7:658 BW geldt, is het aan [eiseres] als eiseres om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [werkgever] haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen die schending en het overlijden van [werknemer] .

5.12.
[werkgever] heeft daartoe gesteld dat [werkgever] (i) de veiligheid van [werknemer] niet heeft gemonitord en geborgd, zij bovendien (ii) niet adequaat en zorgvuldig heeft gereageerd op het uitblijven van een controlemelding door [werknemer] , en (iii) te laat heeft gereageerd op de dringende verzoeken van [eiseres] om het welzijn van [werknemer] te controleren. Hierdoor heeft het veel te lang geduurd voordat [werkgever] adequate hulp had georganiseerd, terwijl [werknemer] misschien nog had geleefd als men eerder ter plaatse was geweest, aldus [eiseres] .

5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [werkgever] haar zorgplicht ten aanzien van de bijzondere risico’s verbonden aan het als beveiliger ‘stand-alone’ werken voldoende is nagekomen door een man-down-systeem te hanteren.

5.14.
De kantonrechter is het met [werkgever] eens dat het man-downsysteem een geschikt en adequaat middel is voor het monitoren van het welzijn van de beveiligers. Het draagt immers bij aan een snelle ontdekking van het onwel worden van een medewerker, doordat er een noodmelding uitgaat zodra de portofoon in een horizontale stand komt. Hierdoor kan er binnen enkele minuten iemand ter plaatse zijn.

5.15.
Vaststaat dat [werkgever] aan [werknemer] een portofoon met man-downfunctie ter beschikking heeft gesteld en ook dat [werknemer] op grond van de instructies van [werkgever] verplicht was de portofoon mee te nemen op zijn controlerondes. [eiseres] heeft weliswaar (bij gebrek aan wetenschap) gesteld dat [werknemer] mogelijk niet met de instructie over de man-downfunctie bekend was, maar dit is door [werkgever] gemotiveerd weersproken zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Zo heeft [werkgever] erop gewezen dat [eiseres] bij indiensttreding de Personeelsinformatiemap en de [XX] instructies heeft ontvangen, waarin de verplichting ten aanzien van de man-down portofoon is opgenomen (r.o 2.4).

5.16.
Verder heeft [werkgever] toegelicht dat de instructies onderdeel zijn van de door [werknemer] gevolgde (verplichte) basisopleiding beveiliging, dat [eiseres] jaarlijks een verplichte instructievideo hierover heeft bekeken en dat er regelmatig calamiteitenoefeningen plaatsvinden. Tot slot zijn er volgens [werkgever] een paar keer per jaar werkoverleggen met het team van beveiligers bij [XX] , waarin extra voorlichting (toolboxen) over de veiligheidsvoorschriften wordt gegeven. Dit alles is door [eiseres] niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [werknemer] bekend was (en had moeten en kunnen zijn) met de instructie om zijn portofoon met man-downfunctie op zijn rondes mee te nemen.

5.17.
De kantonrechter vindt dan ook dat het [werkgever] niet is aan te rekenen dat [werknemer] zijn communicatiemiddelen in strijd met de instructies in de loge heeft laten liggen toen hij zijn auto ging repareren. [eiseres] heeft bij gebrek aan wetenschap nog betwist dat de portofoon met man-downfunctie in de loge is blijven liggen, maar [werkgever] heeft onderbouwd gesteld en ter zitting toegelicht dat de portofoon niet op de plek van het ongeval, maar in de loge is aangetroffen, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.
De kantonrechter is al met al van oordeel dat [werkgever] voldoende heeft gedaan om de veiligheid van [werknemer] tijdens het alleen werken in de nachtdiensten voldoende heeft geborgd (ad i).

5.18.
De omstandigheid dat [werkgever] niet (direct) heeft gereageerd op het uitblijven van een uursmelding (ad ii), leidt niet tot een andere conclusie. [werkgever] heeft overtuigend toegelicht dat het uursmeld-systeem bedoeld is als registratiesysteem (om in het kader van de brandbeveiliging te controleren of de beveiliger aanwezig is om het object te beveiligen) en niet als veiligheidsmaatregel, omdat het systeem minder geschikt is om het onwel worden van een medewerker snel te detecteren. Dit wordt bevestigd in het document ‘PVA Lone worker beveiliging’ (r.o. 2.8), waarin naar aanleiding van een aantal eerdere incidenten bij [werkgever] is geconcludeerd dat de uursmeldingen niet hadden bijgedragen aan de ontdekking van het onwel worden van collega’s en waarin om die reden het man-downsysteem is voorgesteld.

5.19.
De kantonrechter is met [eiseres] eens dat, nadat [eiseres] bij [werkgever] haar zorgen had geuit omdat zij [werknemer] niet kon bereiken, er geruime tijd overheen is gegaan voordat hulp ter plaatse was (ad iii). Niet gezegd kan echter worden dat dit het gevolg is van ‘slecht werkgeverschap’. Er is tijd verloren gegaan doordat [eiseres] aanvankelijk contact had gelegd met de verkeerde afdeling (landelijke klantenservicenummer), maar dat is [werkgever] niet aan te rekenen. Nadat [eiseres] de juiste afdeling aan de telefoon had gekregen, is door [werkgever] voortvarend gehandeld; er is contact gelegd met de planning en de afdeling Dispatch om een en ander uit te zoeken en er is met spoed een surveillant, die vanuit Rotterdam moest komen, naar [XX] gestuurd.

5.20.
Vervolgens is er tijd verloren gegaan omdat het hek van het Corionterrein op slot zat en een medewerker van [XX] moest komen om het hek te openen. Op dat moment is ook de politie verzocht te komen. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] het [werkgever] kwalijk neemt dat er niet direct na het eerste telefoontje van [eiseres] politie en/of een ambulance naar [XX] is gestuurd. Volgens de kantonrechter waren er op dat moment echter objectief gezien nog geen signalen dat [werknemer] in nood verkeerde, omdat er geen alarmmelding van de man-down portofoon was ontvangen en in de meeste van dit soort gevallen sprake is van een situatie waarin de beveiliger in slaap is gevallen. Daarbij is van belang dat [eiseres] desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat zij weliswaar wist dat de auto van [werknemer] mankementen vertoonde, maar dat zij niet wist dat [werknemer] die nacht zijn auto zou gaan repareren. [eiseres] heeft ook niet iets van een dergelijke strekking meegedeeld aan medewerkers van Security. Gelet op al deze feiten en omstandigheden kan niet gezegd kan worden dat [werkgever] met de hiervoor omschreven handelwijze niet adequaat of in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld.

5.21.
Ook als [werkgever] wel in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door niet adequaat op de meldingen van [eiseres] te reageren, leidt dit niet tot schadeplichtigheid van [werkgever] , omdat het causaal verband tussen die schending en het overlijden van [werknemer] niet is komen vast te staan. Het is niet duidelijk of [werknemer] het ongeval wel zou hebben overleefd als er wel direct na het eerste telefoontje van [eiseres] hulpdiensten naar [XX] waren gestuurd. Dat komt omdat niet kan worden vastgesteld op welk moment (na het laatste contact met [werknemer] om 23.45 uur) het ongeval exact heeft plaatsgevonden en ook niet of [werknemer] vrijwel meteen nadat de auto op zijn borst terecht is gekomen is overleden, of dat dit nog enige tijd heeft geduurd. Anders dan [eiseres] heeft bepleit is het niet aan [werkgever] , maar aan [eiseres] als eiseres om bij betwisting het causaal verband nader te onderbouwen/ bewijzen. [eiseres] heeft in dit verband gesteld dat [werknemer] nog leefde toen de politie en ambulance arriveerden. Dit leidt zij af uit het feit dat politie en ambulance [werknemer] nog hebben gereanimeerd en omdat de politie haar aanvankelijk, om 02:40 uur, zou hebben verteld dat sprake was van een levensbedreigende situatie. Zij verwijst ter verder onderbouwing naar de e-mail van de ambulancedienst van 4 maart 2022 (r.o 2.25).

5.22.
[werkgever] betwist dat [werknemer] nog zou hebben geleefd als de hulpdiensten eerder waren gestuurd. Volgens [werkgever] is aannemelijk dat [werknemer] vrijwel direct is overleden, omdat de auto op een helling stond met de motor naar beneden en dat [werknemer] daar vanaf zijn borst tot en met zijn hoofd onder lag. Het gewicht van de auto (1100 kg) heeft hierdoor vermoedelijk het hart en de longen direct stilgelegd, terwijl de overlevingstijd door het onvermogen tot ademen zeer beperkt is (3 tot 7 minuten), aldus [werkgever] . Verder heeft [werkgever] betwist dat [werknemer] nog leefde toen hij werd gevonden. Volgens [werkgever] is reanimatie gestart omdat dit standaard protocol is. [werkgever] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [werknemer] vermoedelijk al was overleden toen hij werd gevonden nog aangevoerd dat de medewerker die [werknemer] heeft gevonden en de reanimatie is gestart hem al koud heeft aangetroffen en dat het ambulancepersoneel zich de bewuste nacht heeft laten ontvallen dat [werknemer] waarschijnlijk direct is overleden.

5.23.
De kantonrechter is van oordeel dat in het licht van de gemotiveerde betwisting door [werkgever] onvoldoende is komen vast te staan dat [werknemer] inderdaad nog zou hebben geleefd als [werkgever] direct na het eerste contact met [eiseres] om 00:38 uur de hulpdiensten naar [XX] had gestuurd. Dit kan niet worden afgeleid uit de e-mail van de ambulancedienst. Daarin staat slechts staat dat de reanimatiepogingen zijn gestaakt nadat duidelijk was hoeveel tijd er tussen het laatste contact met [werknemer] (volgens hen omstreeks 24:00 uur), het moment van vinden en het moment van ter plaatste komen was verstreken. Ook de omstandigheid dat door de politie en de ambulance is gereanimeerd is onvoldoende, omdat het de kantonrechter aannemelijk voorkomt dat dit standaard beleid is in dergelijke situaties. Dat de politie aanvankelijk tegen [eiseres] zou hebben gezegd dat sprake is van een levensbedreigende situatie is door [werkgever] betwist, en kan bovendien niet tot een ander oordeel leiden.

5.24.
Voor het overige merkt de kantonrechter ten aanzien van artikel 7:611 BW op dat [werkgever] voor [werknemer] een ongevallenverzekering had afgesloten op basis waarvan een bedrag gelijk aan een netto jaarsalaris aan [eiseres] is uitgekeerd.

Ook geen aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW

5.25.
[eiseres] heeft zich verder (overigens pas ter zitting) op het standpunt gesteld dat [werkgever] ook op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) aansprakelijk is, omdat zij heeft gehandeld in strijd met haar wettelijk plicht om een ander te helpen die in nood verkeert. Ook op deze grond wordt de vordering afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat het overlijden van [werknemer] het gevolg is onrechtmatig handelen of een toerekenbare tekortkoming van [werkgever] . [werkgever] wist niet dat [werknemer] in nood was en kon dat ook niet weten. Zij hoefde er geen rekening mee te houden dat [werknemer] zonder zijn man-down device mee te nemen onder werktijd midden in de nacht op een afgelegen parkeerterrein zijn auto zou opkrikken om daaraan te gaan sleutelen en dat de krik vervolgens ook nog los zou laten met de tragische dood van [werknemer] tot gevolg.

5.26.
De conclusie van het voorgaande is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen en dat de proceskosten voor rekening van [eiseres] komen. Het salaris gemachtigde wordt begroot op € 2.244,- (tarief van € 748,- x 3 punten). Daarbij wordt [eiseres] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [werkgever] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. ECLI:NL:RBNHO:2022:5116