Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 150520 ingangsdatum wettelijke rente: datum waarop verzuim is ingetreden

HR 150520 regresvorderingen (ex. 7:961 lid 3 BW) ontstaan op het moment dat vz schade aan verzekerde vergoedt voor meer dan zijn deel;
- ingangsdatum wettelijke rente: datum waarop verzuim is ingetreden

zie ook https://cassatieblog.nl/aansprakelijkheid-en-schadevergoeding/aanvangstijdstip-van-de-verjaring-van-een-regresvordering-tussen-verzekeraars/

Voor conclusie zie: phr-100120-medische-fout-regres-opvolgende-bav-ziekenhuis-gegronde-klachten-tzv-ontstaansmoment-regresvordering-en-aanspraak-wettelijke-rente


4

Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1.1
Onderdeel 1.1 van het middel klaagt dat het hof met het oordeel (in rov. 5.18) dat Centraal Beheer door de brief van Reaal van 26 juni 2012 per 1 augustus 2012 in verzuim is geraakt, heeft miskend dat Reaal in eerste aanleg heeft aangevoerd dat Centraal Beheer voorafgaand aan de betaling van de slotuitkering door Reaal kenbaar heeft gemaakt dat zij niets onder haar polis zou betalen en dat dit betekent dat het verzuim op grond van art. 6:83, aanhef en onder c, BW vanaf de betaling van de slotuitkering op 11 mei 2006 is ingetreden zonder ingebrekestelling.

4.1.2
Op de door het onderdeel aangehaalde vindplaatsen heeft Reaal gesteld (i) dat Centraal Beheer, al voor de betaling van de slotuitkering door Reaal, heeft meegedeeld dat zij niets zou betalen, en (ii) dat dit betekent dat het verzuim op grond van art. 6:83, aanhef en onder c, BW vanaf de betaling van de slotuitkering op 11 mei 2006 is ingetreden zonder ingebrekestelling.

4.1.3
Het hof is niet kenbaar op deze stellingen van Reaal ingegaan. In het licht van deze stellingen is het oordeel van het hof dat Centraal Beheer (door de brief van 26 juni 2012) eerst per 1 augustus 2012 in verzuim is geraakt, onvoldoende gemotiveerd. De hiervoor in 4.1.1 weergegeven klacht slaagt.

4.2
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO). ECLI:NL:HR:2020:889