Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 241012 gedaagde aansprakelijk na beoordeling getuigenverklaringen en rapport verkeersongevallenanalist

Rb Almelo 241012 gedaagde aansprakelijk na beoordeling getuigenverklaringen en rapport verkeersongevallenanalist 
In conventie en reconventie. 

2.  De rechtbank neemt over hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist. 

In conventie. 

3.1  De rechtbank heeft [eiser] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt zijn stelling dat de verzekerde van ASR ([X]) op 21 januari 2008 door de aanrijding, die tussen [eiser] en [X] heeft plaatsgevonden, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser]. 
3.2  De getuige [B] verklaart: “Ik heb het proces-verbaal dat destijds van mijn verklaring is opgemaakt nog een keer nagelezen. Ik heb dat gedaan toen ik een brief had gekregen van de advocaat dat ik hier als getuige moest verschijnen. Het verhaal dat in dat proces-verbaal staat dat klopt. Daar sta ik nog steeds achter. Toen wij die ochtend richting het kruispunt reden is het stoplicht niet van kleur veranderd. Het stoplicht heeft de hele tijd op groen gestaan. De auto die uit de parallelweg kwam en die dus van ons van links kwam reed stapvoets. Ik dacht dat hij wel zou gaan stoppen. Het leek of de bestuurder in gedachten was. Hij stopte niet. Er volgde een doffe knal. Hij is toen teruggelanceerd naar de richting waar hij vandaag kwam. Dat ging harder dan toen hij de kruising op reed. De auto die uit Wierden kwam is een paar keer in de rondte gedraaid. De man die uit die auto kwam leek verward en draaide met zijn hoofd. Deze man reed niet echt hard. Hij had een gewone normale snelheid”. 
Verder verklaart de getuige: ” Ik heb op die ochtend al die tijd het verkeerslicht in de gaten gehouden. Ik heb ook de auto uit de parallelweg zien komen. Het wegdek was nat en daardoor werd het licht van het stoplicht weerkaatst door de weg. Daardoor zag ik dat het groen bleef. Ik weet niet welke kleur de auto had die uit de parallelweg kwam. Ik kon dat niet zien. Ik heb de andere auto niet zien naderen. Ik zag die auto na de doffe klap. Dat kwam omdat ik mijn aandacht had op de auto die uit de parallelweg kwam. Ik weet dat de auto die uit de richting Wierden kwam niet hard reed omdat ik die auto voor het ongeval wel het kruispunt heb zien naderen”. 

3.3  De getuige [H] verklaart: “Ik heb het proces-verbaal dat destijds is opgemaakt van mijn verklaring door de politie gisteren nog doorgelezen. Ik heb het ook doorgelezen toen ik de brief van de advocaat kreeg waarbij ik opgeroepen werd om als getuige hier te verschijnen. Ik sta nog helemaal achter mijn verklaring die ik destijds heb afgelegd. Toen ik de kruising op die ochtend naderde stond het verkeerslicht dat ik kon zien op groen. Dit verkeerslicht heeft geen andere kleur gekregen. Het is niet oranje of rood geweest. De auto die uit de richting Almelo-Wierden kwam had een normale snelheid. De auto die uit de zijweg kwam reed stapvoets. Hij kwam niet hard aangereden. De auto die uit de richting Almelo-Wierden kwam reed met gewoon licht. De wegverlichting die boven de stoplichten op die kruising zat was fel licht. Je kon daardoor de kruising goed zien. Als ik de kleur mag omschrijven is het oranje fluoricherend licht. Deze verlichting hing bij alle stoplichten op die kruising”. 
Verder verklaart de getuige: “Het stoplicht aan onze zijde stond op groen en ik kon zien dat het stoplicht dat rechts van mij stond voor de parallelweg op rood stond. Ik heb de kleur van het stoplicht waaruit de auto die van links kwam niet gezien. Omdat het stoplicht dat voor mij aan de rechterzijde op de parallelweg op rood stond is mijn conclusie dat de auto die van links kwam door rood heeft gereden”. 

4.1  Uit de verklaring van de getuige [B] blijkt dat toen hij samen met de heer [H] vanuit de richting Nijverdal in de richting van het kruispunt reed, het verkeerslicht de gehele tijd op groen heeft gestaan en niet van kleur is veranderd. Het wegdek was nat en daardoor werd het licht van het verkeerslicht op de weg weerkaatst. Daardoor zag de getuige dat het groen bleef. 

De getuige [H] verklaart dat toen hij die ochtend het kruispunt naderde, het verkeerslicht dat hij kon zien op groen stond en dat dit verkeerslicht geen andere kleur heeft gekregen.  

4.2  ASR stelt dat het onwaarschijnlijk is dat beide getuigen continue over een afstand van ongeveer 75 meter het verkeerslicht op de hoofdrijbaan van de Nijverdalsestraat in de richting Nijverdal in het oog hebben gehouden. 
De rechtbank zal ASR niet in haar stelling volgen. Immers, de getuige [B] verklaart dat het wegdek nat was, waardoor het licht van het stoplicht weerkaatst werd. Daardoor zag hij dat het verkeerslicht groen bleef. De getuige [H] verklaart niet dat hij het stoplicht continue in het oog heeft gehouden, doch dat het verkeerslicht op groen stond en niet van kleur is veranderd. Daarbij komt dat uit onder andere de foto´s blijkt dat de weg, waarop de fietsers zich bij het naderen van de kruising bevonden, een rechte weg is, die op korte afstand parallel loopt aan de Nijverdalsestraat. 

4.3.1  Verder stelt ASR dat de verklaringen van de getuigen [B] en [H] niet juist kúnnen zijn, omdat op basis van het rapport van Meuwissen vaststaat dat de verkeerslichten op de Nijverdalsestraat in tegengestelde richting niet gekoppeld zijn. Dat betekent volgens ASR “dat het mogelijk is dat het verkeer over de Nijverdalsestraat, komende uit de richting Almelo en gaande in de richting Nijverdal (rijrichting [eiser]) en verkeer uit de tegenovergestelde richting, te weten komende uit de richting Wierden en gaande in de richting Almelo (rijrichting fietsers) een andere kleur uit kunnen stralen”. 
Gelet op de woorden “tegenovergestelde richting” bevat de zin naar het oordeel van de rechtbank een verschrijving en moet in plaats van “Wierden” gelezen worden “Nijverdal”. 

4.3.2  De stelling van ASR betreft de opmerking die haar deskundige Meuwissen op bladzijde 7 van zijn rapport maakt. In het kort komt de opmerking van Meuwissen erop neer dat het verkeerslicht van SG08 (zichtbaar in de rijrichting Wierden) en SG02 (zichtbaar in de rijrichting Nijverdal) een verschillende kleur kunnen uitstralen. Dit, omdat het verkeer op de Nijverdalsestraat in de richting Wierden en de tegemoetkomende verkeersstroom niet conflicterend zijn en daarom niet vergrendeld. Het kan daarom mogelijk zijn dat de fietsers van het verkeerslicht SG08 een groen licht zagen, terwijl de bestuurder van de Volkswagen ([eiser]) van het verkeerslicht SG02 een oranje of rood licht waarnam. Waar ASR echter aan voorbij gaat is de opmerking van Meuwissen, dat indien het verkeerslicht SG08 op groen staat, het verkeerslicht dat de Mazdabestuurder waarnam, verkeerslicht SG11 (Vossenbosweg), op rood moet hebben gestaan. Dit, omdat de Nijverdalsestraat en de Vossenbosweg conflicterend zijn, waardoor er sprake is van vergrendeling. 

4.3.3  ASR stelt verder dat de bestuurder van de Mazda op de Vossenbosweg, nadat hij de detectielus is gepasseerd, de verandering van de kleur van verkeerslicht S08 van ´wachtstand groen` naar oranje en vervolgens naar rood teweeg moet hebben gebracht, omdat er geen verkeer op de Nijverdalsestraat het verkeerslicht S08 in de rijrichting Wierden naderde. Op grond daarvan, zo stelt ASR, kunnen de verklaringen van beide getuigen niet juist zijn. 
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige Meuwissen in zijn brief van 21 januari 2008 op bladzijde 2 laatste alinea, impliciet de stelling van ASR behandeld. Immers, waar het om gaat is de snelheid waarmee de bestuurder van de Mazda de detectielus is gepasseerd. Daarover verschillen de samensteller van het proces-verbaal “VOA” en de deskundige Meuwissen van mening. Aangezien de naderingssnelheid van de Mazda op geen enkele wijze vaststaat, betekent dit, zo stelt naar het oordeel van de rechtbank Meuwissen terecht, dat een daarop gebaseerde conclusie op losse schroeven staat. 
Verder is naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot die stelling van ASR van belang dat beide getuigen verklaren dat het verkeerslicht SG08 altijd groenlicht heeft uitgestraald. Met betrekking tot die verklaring heeft Meuwissen bij de beantwoording van vraag b) op bladzijde 8 van zijn rapport zijdelings de stelling van ASR besproken. 
Meuwissen beantwoordt namelijk de vraag of het mogelijk is dat het verkeerlicht S08 altijd groen licht heeft uitgestraald. 
Meuwissen rapporteert dat, gezien het werkingsprincipe van een verkeersafhankelijke verkeersinstallatie, alles afhankelijk is van de schakeling “op dat moment”. De schakeling kan onder meer beïnvloed worden door de detectie op “een” andere detectielus. Het kan zomaar zijn, dat een nog geschakelde groenfase (een richting die groen heeft) een verlenging krijgt en daardoor langer groen blijft. Meuwissen rapporteert dat hij op grond van de stukken heeft vastgesteld dat zo´n detectie op een “andere lus” zeer waarschijnlijk aan de orde is geweest. Rekening houdend met marges, is het zeer wel mogelijk dat de Mazda tijdens de uitloop door de koplus van het verkeerslicht SG08 werd gedetecteerd. Indien dit licht voor de botsing groen licht uitstraalde, hetgeen beide getuigen hebben verklaard, en er vervolgens een detectie bij de koplus plaatsvindt door de Mazda en later de stilstaande volkswagen, is te verwachten dat de regeling anders schakelde en de groenfase heeft verlengd (onderstreping-rechtbank). 
Aangezien ASR met betrekking tot haar stelling geen bewijs aanbiedt, zal de rechtbank die stelling verder passeren. 

5.  Gezien de verklaring van de getuige [B], zowel afzonderlijk, als in samenhang met de verklaring van de getuige [H], en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de bestuurder van de bij ASR verzekerde auto jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. De bij ASR verzekerde is in strijd met zijn wettelijke plicht niet gestopt voor het in zijn richting roodlicht uitstralende verkeerslicht, maar het licht en de voorrangstekens negerende, het betreffende kruispunt opgereden, waardoor een botsing met de door [eiser] bestuurde auto volgde. 

6.1  Met betrekking tot de stelling van ASR dat [eiser] eigenschuld kan worden verweten, omdat hij bij het naderen van de kruising met een snelheid van 80 à 85 km per uur reed en geen vaart heeft verminderd, terwijl het verkeerslicht in de richting Wierden oranje licht uitstraalde. Zelfs indien het verkeerslicht groen licht zou hebben uitgestraald, ontsloeg dit [eiser] niet van de verplichting om in het verkeer de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen. 

Met betrekking tot het gestelde ‘oranje verkeerslicht’ overweegt de rechtbank dat Meuwissen in zijn rapport op bladzijde 10 in punt 5 en op bladzijde 12 in punt 6 ingaat op het feit of [eiser] al dan niet een oranje verkeerslicht heeft waargenomen. Meuwissen rapporteert dat het opmerkelijk is dat de lichtbundel van de straatlantaarn boven het verkeerslicht vrijdominant aanwezig was. Meuwissen is van mening dat hij het wel mogelijk c.q. aannemelijk acht dat [eiser] de straatverlichting verwarde met het verkeerslicht. 
Ook in zijn brief van 21 januari 2008 schrijft Meuwissen: “Wat betreft de kleur van de straatverlichting had en heb ik geen twijfel. In het zogenaamde stam proces-verbaal,……., wordt op pagina 26 melding gemaakt van de omstandigheid, dat op de verkeerslichten een lantaarnpaal was bevestigd welke geeloranje licht geeft. Zo´n melding komt doorgaans niet in een proces-verbaal voor, tenzij de verbalisant dit zelf vastgesteld en daarmee een duidelijk signaal wil afgeven”. 
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet vaststaat dat [eiser] bij het passeren van de ‘detectielus’ het verkeerslicht SG02 van groen op oranje heeft zien springen. 

6.2  De getuige [B] heeft verklaard dat, kort gezegd, [eiser] niet echt hard reed. Hij had een gewone normale snelheid. De getuige [H] verklaart dat de auto die [eiser] bestuurde een normale snelheid had. 
Vaststaat dat het betreffende kruispunt (Nijverdalsestraat – Vossenbosweg/Nottermorsweg) geen kruispunt is van wegen van gelijke orde. De Nijverdalsestraat (N35) is de hoofdverbindingsweg tussen Almelo en Zwolle. Verkeer dat uit zijwegen komt, dient voorrang te verlenen aan het verkeer op de Nijverdalsestraat; zo ook verkeer dat vanaf de Vossenbosweg de Nijverdalsestraat kruist. Vaststaat ook dat de toegestane maximum snelheid op de Nijverdalsestraat nabij en op het kruispunt 80 km per uur bedraagt. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat het verkeer op de Nijverdalsestraat bij groen licht geen overstekend verkeer uit de zijwegen behoeft te verwachten. Het verkeer op de N35 moet zoveel mogelijk doorstromen; afremmen bij iedere kruising werkt de doorstroming tegen. 
Verder is de rechtbank met [eiser] van oordeel dat het waarnemen van verkeer dat van rechts komt, op dubbele wijze bemoeilijkt werd. De Mazda was donker gekleurd en de koplampen van de Mazda schenen niet in de richting van [eiser]. 
ASR wijst nog naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 22 april 2005. Echter, in tegenstelling tot de onderhavige zaak, ging het in die zaak (NJ 2006,20) (LJN AS2026) in de eerste plaats er om dat de ene partij niet kon bewijzen dat de andere partij door het rode verkeerslicht was gereden. 
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, leidt tot het oordeel dat deze stelling van ASR faalt. 

7.  Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en beslist, is de rechtbank van oordeel dat ASR, op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet jo. artikel 6 WAM, jegens [eiser] aansprakelijk voor de door hem vanwege het ongeval geleden en (mogelijk) nog te lijden schade. 
De rechtbank zal dan ook, gezien de stelling van [eiser] dat hij schade lijdt en de stellingen van ASR in punt 54 van de conclusie van antwoord, het door [eiser] primair gevorderde toewijzen. 

8.  In punt 23 van de dagvaarding stelt [eiser] dat de materiële schade vanwege het verlies van de auto is vastgesteld op € 2.750,=. Verder vordert [eiser] betaling van een bedrag van € 410,-- aan verschenen wettelijke rente over dat bedrag. Aangezien ASR de omvang van het schadebedrag en de verschenen rente niet gemotiveerd betwist, zal de rechtbank beslissen dat ASR het bedrag van (€ 2.750,= + € 410,=) = € 3.160,= aan [eiser] moet betalen. 
  Aangezien het schadetoebrengende feit op 21 januari 2008 heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank beslissen dat ASR per die datum wettelijke rente is verschuldigd. 

9.  Daar ASR als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zal de rechtbank beslissen dat ASR in de kosten van de procedure zal worden veroordeeld. 
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op: 
- dagvaarding     € 90,81 
- griffierecht    € 71,= 
- salaris advocaat  € 1.582,= 
        Totaal  € 1.743,81 
   
In reconventie. 

10.  ASR heeft gesteld dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade van de aanrijding; althans gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade. 
Gezien hetgeen de rechtbank in conventie, met name in rechtsoverwegingen 5, 6.1 en 6.2 heeft overwogen en beslist, zal zij de vorderingen van ASR afwijzen en ASR als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. LJN BY3115