Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 230621 eiser reed door oranje, gedaagde door rood, volgt verwijzing naar stt-procedure

RBROT 230621 eiser reed door oranje, gedaagde door rood, volgt verwijzing naar stt-procedure

2.
De feiten

2.1.
Op 9 februari 2018 heeft op de kruising van de Zuiderparkweg en de Oldegaarde te Rotterdam een aanrijding plaatsgevonden, waarbij [eiser] als bestuurder van een auto van het merk BMW (hierna: de BMW) en mevrouw [persoon A] (hierna: [persoon A] ) als bestuurder van een auto van het merk Kia Picanto (hierna: Kia) betrokken waren.

2.2.
De door [persoon A] bestuurde Kia was op het moment van het ongeval op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) verzekerd bij Vivat tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

2.3.
[eiser] reed met zijn auto op de Oldegaarde, komende uit de richting van de Meyenhage en reed rechtdoor over de kruising met de Zuiderparkweg in de richting van de Groene Kruisweg. [eiser] heeft bij het oversteken van het kruispunt een verkeerslicht gepasseerd. Zie voor de route van [eiser] de rode pijl op de foto hieronder.

2.4.
[persoon A] reed met haar auto op de Oldegaarde, komende uit de richting van de Groene Kruisweg. [persoon A] sloeg op het kruispunt linksaf de Zuiderparkweg op. [persoon A] heeft hierbij zowel voor als na de bocht een verkeerslicht gepasseerd. Zie voor de route van [persoon A] de blauwe pijl op de foto hieronder.

plaatje kruising

2.5.
In het proces-verbaal van de politie dat door de verbalisanten na het ongeval is opgesteld, is over de toedracht van het ongeval – onder meer – het volgende opgenomen:

( ... ) Op het kruispunt met de Zuiderparkweg reed de BMW rechtdoor. Op het kruispunt met de Zuiderparkweg sloeg de KIA linksaf de Zuiderparkweg op. Op dit moment botste de KIA met de voorzijde de BMW in de flank aan de linkerzijde. De BMW raakte hierdoor aan de linkerzijde beschadigd met deuk- en krasschade. Tevens belandde de BMW in de berm aan de linkerzijde van de rijbaan Oldegaarde en kwam tot stilstand tegen een driekleurig verkeerslicht die hierdoor beschadigd raakte.

De KIA draaide ten gevolge van deze botsing 180 graden rond en kwam tot stilstand in de berm aan de rechterzijde van de rijbaan Oldegaarde. Beide personenauto's waren tot stilstand gekomen op de Oldegaarde tussen de rijbanen van de Zuiderparkweg in. ( ... )

Een van de twee betrokkenen moet door rood licht zijn gereden, want uit onderzoek bleek dat de verkeerslichtinstallatie goed werkte. Er hebben zich geen getuigen gemeld die hier uitsluitsel op konden geven.

Bestuurder van de BMW verklaarde door het gele verkeerslicht te zijn gereden achter een andere auto aan. Bestuurster van de KIA kon zich het tweede verkeerslicht niet meer herinneren. Het eerste verkeerslicht van Oldegaarde met Zuiderparkweg was groen, maar het tweede verkeerslicht van Oldegaarde linksaf Zuiderparkweg op wist bestuurster niet.

Verbalisanten concludeerden uit onderzoek dat deze twee verkeerslichten niet gelijktijdig groen licht gaven.

2.6.
Op 13 februari 2018 heeft [eiser] Vivat aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en de te lijden schade als gevolg van het ongeval.

2.7.
Op 4 april 2018 ontving Vivat een e-mailbericht met een aanvullende verklaring van [persoon A] . In het e-mailbericht verklaart [persoon A] – onder meer – het volgende:

"Wel weet ik dat de andere bestuurder ter plekke heeft aangegeven ‘dat hij nog snel door het oranje reed.

3.
Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Vivat aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het ongeval van 9 februari 2018;
II. Vivat te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van voornoemd ongeval geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
III. Vivat te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – kort samengevat – ten grondslag dat [persoon A] op 9 februari 2018 onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Vivat is als WAM-verzekeraar op grond van artikel 3 WAM aansprakelijk voor de als gevolg van deze aanrijding door [eiser] geleden schade.

3.3.
Vivat voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] , voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, de gebruikelijke nakosten daaronder begrepen.

4.
De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat vaststaat dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op het kruispunt van de Zuiderparkweg en de Oldegaarde te Rotterdam en dat daarbij betrokken waren [eiser] en de verzekerde van Vivat, te weten [persoon A] .

Aansprakelijkheid

4.2.
[eiser] stelt dat Vivat als WAM-verzekeraar van [persoon A] op grond van artikel 3 WAM aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de aanrijding met [persoon A] . Ter onderbouwing hiervan stelt hij het volgende.

Uit het proces-verbaal van de politie volgt dat het verkeerslicht van [eiser] en dat van [persoon A] niet gelijktijdig groen konden zijn en dat het verkeerslichtensysteem ten tijde van het ongeval goed werkte. De verbalisanten concluderen dat nu er een botsing heeft plaatsgevonden één van de verkeerslichten op rood moet hebben gestaan. Aangezien eveneens uit het proces-verbaal volgt dat [eiser] een oranje uitstralend verkeerslicht is gepasseerd, kan [persoon A] geen groen licht hebben gehad. Dat [persoon A] geen groen licht kan hebben gehad, volgt ook uit de uit het proces-verbaal blijkende omstandigheden dat [persoon A] meteen na het ongeval verklaarde groen licht te hebben gehad bij het eerste stoplicht en dat de twee stoplichten die [persoon A] passeerde volgens de verbalisanten niet gelijktijdig groen licht gaven.

Het voorgaande brengt mee dat [persoon A] bij het tweede verkeerslicht dat zij passeerde door rood licht is gereden. [persoon A] heeft aldus op 9 februari 2018 onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.

4.3.
Vivat stelt in haar conclusie van antwoord, evenals [eiser] , dat de beide bij het ongeval betrokken voertuigen op het moment van het ongeval niet tegelijkertijd groen licht konden hebben omdat er sprake is van conflicterende rijrichtingen. Dit neemt de rechtbank dus als vaststaand aan. Vivat heeft voorts niet betwist dat, zoals [eiser] op basis van het proces-verbaal stelt, het verkeerslichtensysteem op het moment van het ongeval goed werkte.

Het voorgaande brengt mee dat op het moment dat vast komt te staan dat [eiser] groen licht had, [persoon A] niet ook groen licht kan hebben gehad.

Nu door Vivat in reactie op het in dit verband door [eiser] gestelde niet is aangevoerd dat iets anders zou gelden op het moment dat [eiser] geen groen maar oranje licht had.

neemt de rechtbank als uitgangspunt dat op het moment dat kan worden vastgesteld dat [eiser] door oranje licht reed, het niet anders kan zijn dan dat [persoon A] door rood reed en dat daardoor het ongeval is veroorzaakt.

4.4.
[eiser] stelt dat hij door oranje reed. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst hij naar hetgeen hij tegenover de verbalisanten heeft verklaard direct na het ongeval en de verbalisanten in hun proces-verbaal hebben opgenomen. In het proces-verbaal staat weliswaar als verklaring van [eiser] opgenomen dat hij door geel licht reed, maar blijkbaar hebben de verbalisanten de kleur die in de volksmond als oranje wordt aangeduid in het proces-verbaal weergegeven op de wijze zoals deze in de wet wordt vermeld, namelijk als geel. Partijen hebben dit ogenschijnlijk ook zo begrepen, want geen van partijen heeft hier een opmerking over gemaakt. Dat [eiser] na het ongeval ten overstaan van de verbalisanten heeft verklaard dat hij door oranje was gereden, wordt bevestigd door de schriftelijke verklaring van [persoon A] (zie 2.7).

4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank komt aan het proces-verbaal als onderbouwing van de stelling van [eiser] dat hij door oranje licht reed het nodige gewicht toe ook al is het proces-verbaal op dit punt een weergave van de eigen verklaring van [eiser] . Immers, op het moment dat [eiser] zijn verklaring aflegde tegenover de verbalisanten had het ongeval net plaatsgevonden en had hij redelijkerwijs nog niet kunnen nadenken over de eventuele gevolgen van hetgeen hij verklaarde. Dit maakt zijn verklaring geloofwaardig, te meer omdat hij – als hij de situatie voor zichzelf beter had willen voordoen – beter had kunnen verklaren dat hij door groen licht was gereden

4.6.
Het lag op de weg van Vivat om deze gemotiveerde stelling van [eiser] gemotiveerd te betwisten. Dit heeft Vivat niet gedaan. Vivat heeft haar verweer bij conclusie van antwoord en tot aan de schorsing tijdens de mondelinge behandeling juist gebaseerd op de stelling van [eiser] dat hij door oranje was gereden. Na de schorsing tijdens de mondelinge behandeling heeft Vivat weliswaar alsnog betwist dat [eiser] door oranje licht is gereden, maar dit late niet onderbouwde verweer is volstrekt onvoldoende in het licht van de gemotiveerde stelling van [eiser] .

4.7.
In aanmerking nemende dat Vivat de stelling dat [eiser] door oranje licht is gereden onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, kan als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] door oranje licht is gereden. Deze vaststelling leidt, zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, tot de gevolgtrekking dat [persoon A] door rood is gereden en dat daardoor het ongeval is veroorzaakt. Vivat is dan ook als WAM-verzekeraar aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden. De vordering onder I zal worden toegewezen.

4.8.
Door Vivat is nog als verweer aangevoerd dat een medewerker van de gemeente Rotterdam telefonisch zou hebben verklaard dat het in theorie mogelijk is dat de beide stoplichten die [persoon A] heeft gepasseerd tegelijk op groen staan, maar dat dit afhankelijk is van het verkeersaanbod en dat er veel combinaties mogelijk zijn. Dit verweer kan [persoon A] niet baten in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen. Het ligt bovendien ook niet voor de hand dat ten tijde van het ongeval de verkeerslichten van [persoon A] in verband met het verkeersaanbod tegelijk op groen stonden. Er kwamen op dat moment immers auto’s aan, waaronder de auto van [eiser] , op de weg die [persoon A] kruiste.

Schadevergoeding

4.9.
[eiser] heeft onder II gevorderd om Vivat te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van voornoemd ongeval geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Ter onderbouwing van deze vordering heeft [eiser] aangevoerd dat hij na de aanrijding de huisarts heeft bezocht in verband met hevige hoofdpijn en pijn aan zijn nek, rug en schouders, en dat hij hier nog lang last van heeft gehad. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij sinds het ongeval last heeft van een verstopte neus.

4.10.
De rechtbank stelt voorop dat aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure geen strenge eisen worden gesteld. Artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis nog niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding nader op te maken bij staat. Voor verwijzing naar de schadestaat is voldoende dat de eiser de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk maakt (vgl. Hoge Raad 8 april 2005, ECLI:NL:2005:AR7435).

4.11.
Gelet op hetgeen in dit vonnis is overwogen, is Vivat als aansprakelijke partij gehouden de schade van [eiser] te vergoeden. Op basis van de stellingen van [eiser] is voldoende aannemelijk dat hij (immateriële) schade heeft geleden. Vivat heeft dit ook niet betwist.

4.12.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering onder II zal worden toegewezen. ECLI:NL:RBROT:2021:6045