Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE-120925

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-120925
 

beschikking


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer / rekestnummer: C/16/590973 / HA RK 25-58

Beschikking van 12 september 2025

in de zaak van

[VERZOEKER],

te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. H.A. Zandijk,
tegen

STICHTING DIAKONESSENZIEKENHUIS UTRECHT,

te Utrecht,
verwerende partij,
hierna te noemen: Diak,
advocaat: mr. M.L. Jinkes de Jong.

1. De procedure

1.1. Het dossier bevat de volgende stukken:

  • het verzoekschrift met 4 producties dat op 26 maart 2025 is ontvangen; en

  • het verweerschrift met 6 producties.

1.2. De mondelinge behandeling heeft op 7 augustus 2025 plaatsgevonden. Bij die behandeling was [verzoeker] aanwezig. Zij werd bijgestaan door haar advocaat. Namens het Diak waren bij deze behandeling aanwezig de heer [superviserende cardioloog] ((superviserend) cardioloog) en mevrouw [jurist] (jurist). Namens Centramed, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het Diak, was aanwezig mevrouw [personenschadebehandelaar] (personenschadebehandelaar). Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Door en namens partijen zijn de standpunten toegelicht, waarbij de advocaten gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd en voorgedragen.

1.3. De advocaat van [verzoeker] heeft bij zijn spreekaantekeningen twee producties gevoegd, die onderdeel uitmaken van het dossier. Verder heeft de advocaat in zijn spreekaantekeningen zijn verzoek onder sub III, een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten, ingetrokken.

1.4. Verder is door en namens partijen antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken. Daarop volgt deze beschikking.

2. De kern

2.1. [Verzoeker] stelt dat het Diak is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst vanwege het verwijtbaar missen van de diagnose pericarditis. [Verzoeker] stelt dat zij door dit diagnostisch delay een kans van 92,5 % op algeheel herstel van haar pericarditis heeft gemist. De rechtbank stelt vast dat het Diak is tekortgeschoten en ook dat door deze tekortkoming een kans op een beter behandelresultaat verloren is gegaan. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te oordelen over de hoegrootheid van die kans.

3. De achtergrond van het geschil

3.1. Op 15 oktober 2019 ervoer [verzoeker] ([geboortedatum] 1966) al enige dagen buikklachten. Op 17 oktober 2019 was er ook sprake van een "drukpijnlijke plek L flank/heup" en kortademigheidsklachten. Vanwege een verhoogde d-dimeer, {1} is [verzoeker] op 18 oktober 2019 verwezen naar de Spoedeisende Hulp (hierna: SEH) van het Diak. Daar werd zij gezien door [arts-assistent], arts-assistent die dienst deed voor de Longgeneeskunde en Cardiologie. Hij heeft enkele onderzoeken verricht, waaronder een electrocardiogram (hierna: ECG). {2} Op het ECG was onder meer "Pta-segment depressie II, III, aVF" te zien.

3.2. Vanwege de verhoogde d-dimeer en de benauwdheidsklachten werd ook een CT-scan met contrast verricht om een longembolie aan te tonen of uit te sluiten. Deze scan is door radioloog [radioloog] beoordeeld. In het radiologierapport staat onder meer "hartfiguur is licht vergroot. Geen pericard of pleuravocht". Hierin is geconcludeerd: "geen longembolieen aantoonbaar". Pericard is de medische naam voor het hartzakje, een stevig dubbel vlies om het hart. Tussen de twee lagen van het hartzakje bevindt zich enig vocht waardoor de lagen makkelijk langs elkaar heen kunnen glijden. Bij een pericarditis zijn deze vliezen ontstoken waardoor er meer vocht in het hartzakje komt. Als er te veel vocht in het hartzakje zit kan het hart minder goed werken en kan men kortademig worden. Het afwijkende ECG (vanwege de Pta-segment depressie) en de bevindingen van de CT-scan (vergrote hartcontour) waren voor [arts-assistent] aanleiding om na overleg met de superviserende longarts, dr. [longarts], de superviserende cardioloog, dr. [superviserende cardioloog], te consulteren. Deze heeft het ECG als niet afwijkend beoordeeld en op basis van het rapport van de radioloog begrepen dat er geen sprake was van pericardeffusie: een ophoping van vloeistof in de ruimte tussen de vliezen van het pericard (het hartzakje). De superviserend cardioloog heeft de scan niet zelf beoordeeld maar is afgegaan op de informatie van de radioloog. Hierop werd de diagnose pericarditis uitgesloten. [Verzoeker] werd gediagnosticeerd met een virale infectie die als "self-limiting" werd beschouwd. De infectie zou dus vanzelf over moeten gaan. Er werd een poliklinische afspraak gepland op een termijn van 4-6 weken, met een echo vooraf om structurele hartafwijkingen uit te sluiten. De reden voor deze afspraak was de vergrote hartcontour op de CT-scan. In de avond van 18 oktober 2019 is [verzoeker] in overleg met de supervisors uit het ziekenhuis ontslagen.

3.3. Op 27 oktober 2019 is [verzoeker] naar de Huisartsenpost (hierna: HAP) gegaan vanwege een toename van haar benauwdheidsklachten en houdingsafhankelijke klachten. De HAP-huisarts opperde pericarditis als diagnose, en heeft [verzoeker] verwezen naar de SEH van het Diak. [Arts-assistent] was wederom de behandeld arts-assistent. Er werd opnieuw een ECG gemaakt. [Arts-assistent] stelde in navolging van de HAP-huisarts de diagnose (ongecompliceerde) pericarditis. Er werd toen gestart met de geïndiceerde medicatie: een combinatie van colchicine en aspirine.

3.4. Nadien is de lichamelijke toestand van [verzoeker] sterk verslechterd. Er is sprake geweest van een verergerde pericarditis met progressieve pericardeffusie, leidend tot een pericardiocentesis waarbij 700 ml overtollig pericardvocht is gedraineerd. [Verzoeker] stelt, en dit wordt door het Diak betwist, dat zij als gevolg van deze ziekte blijvende gezondheidsschade heeft opgelopen en volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Wat daar ook van zij, feit is dat [verzoeker] haar tandartspraktijk heeft verkocht en dat, vanwege het niet langer uitoefenen van het tandartsvak, haar BIG-registratie is verlopen.

3.5. [Verzoeker] heeft advies ingewonnen bij haar medisch adviseur drs. Teulings. Op 3 februari 2020 heeft [verzoeker] het Diak aansprakelijk gesteld vanwege, kort gezegd, medisch onzorgvuldig handelen. Het Diak heeft de behandeling van de aansprakelijkstelling uit handen gegeven aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, Centramed. Op 7 augustus 2020 heeft Centramed na overleg met de betrokken cardiologen en namens het Diak, aansprakelijkheid afgewezen.

3.6. Op 25 augustus 2021 heeft [verzoeker] een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht. Het Diak heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft op 23 februari 2022 plaatsgevonden. Bij de beschikking van 15 juni 2022 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen naar de door de rechtbank geformuleerde vragen. Bij deze beschikking is prof. dr. R. Nijveldt als deskundige benoemd. Nijveldt is cardioloog bij het Radboud UMC in Nijmegen.

3.7. Nijveldt heeft het onderzoek verricht. Zijn eindrapportage dateert van 16 september 2023. Hierin heeft hij de door de rechtbank geformuleerde vragen beantwoord. Nijveldt heeft de reacties van partijen op het eerste en tweede conceptrapport in het eindrapport verwerkt en heeft hierin antwoord gegeven op de aanvullende vragen van partijen.

4. De beoordeling

De verzoeken lenen zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1. [Verzoeker] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019 w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van schade die wordt geleden door dood of letsel. Ook moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van een geschil omtrent een deel van wat partijen verdeeld houdt.

4.2. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over schade als gevolg van dood of letsel in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. In verband hiermee moet de rechtbank eerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Als dit onvoldoende het geval is, moet het verzoek worden afgewezen (artikel 1019z Rv).

4.3. In dit geval verschillen partijen - kort gezegd - van mening over de aansprakelijkheid van het Diak vanwege een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst en over het bestaan van een causaal verband tussen deze tekortkoming en de schade. Met een oordeel hierover kan de ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal bespreken.

Het verzoek en het verweer

4.4. [Verzoeker] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat het Diak op 18 oktober 2019 jegens [verzoeker] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst als gevolg van de verwijtbaar gemiste diagnose pericarditis. Daardoor is toen niet meteen gestart met de in de Richtlijn pericarditis van de NVVC (de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie) aanbevolen medicatie, als gevolg waarvan [verzoeker] 92,5 % gemiste kans op algeheel herstel van haar pericarditis is onthouden. Het Diak is voor de gevolgen hiervan aansprakelijk jegens [verzoeker], zo luidt het verzoek.

4.5. [Verzoeker] stelt dat de bij het Diak werkzame hulpverleners niet hebben voldaan aan de op hen rustende zorgplicht waardoor de diagnose pericarditis op 18 oktober 2019 is gemist. Volgens [verzoeker] had de diagnose pericarditis op die datum gesteld moeten worden, omdat zij voldeed aan (minimaal) twee van de vier kenmerken daarvoor. Zij wordt daarin gesterkt door (het rapport van) Nijveldt: "voor de diagnose acute pericarditis moet aan 2 van de volgende 4 kenmerken worden voldaan: typische pericarditis pijn, pericardwrijven, nieuwe globale ST-segment elevatie of Pta-segment depressie op het ECG, pericardeffusie. (...) Kort samengevat had de diagnose pericarditis vastgesteld kunnen worden omdat patiënte aan 2 van de 4 pericarditis kenmerken voldeed voor de diagnose, namelijk Pta-segment depressie en pericardeffusie op CT. Dat laatste is echter gemist. (...) De pericardeffusie is op 18 oktober 2019 niet opgemerkt door de radioloog".

4.6. De diagnose werd niet gesteld omdat de radioloog heeft gerapporteerd dat er geen pericardeffusie was. Dit acht [verzoeker] verwijtbaar. Anders dan de radioloog, heeft Nijveldt na beoordeling van de CT-scan geoordeeld dat "er wel pericardeffusie te zien is. (...) Er is 510 mm pericardvocht rondom. (...) Indien een CT scan niet ECG getriggerd is verricht kan het in sommige gevallen lastig zijn om pericardeffusie te beoordelen. In het geval van de scan van 18 oktober 2019 is dat niet het geval en is dat wel te beoordelen". [Verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat [superviserende cardioloog] in reactie op het conceptrapport van Nijveldt de aanwezigheid van pericardvocht heeft toegegeven: "ik heb met twee radiologen en mijn collega cardiologen naar de CT scan gekeken. Er is een geringe hoeveelheid pericardvocht te zien, wat niet beschreven wordt in het verslag". {3} Ook de medisch adviseur van Centramed, Pattynama, heeft geschreven: "hiermee bedoel ik dat het mij opvalt dat er enig pericardvocht is. D.w.z. meer pericardvocht dan normaal". Op 18 oktober 2019 was er dus wel degelijk sprake van pericardeffusie, het tweede kenmerk voor het stellen van de diagnose. Maar het tweede kenmerk was bij de behandelend arts (artsassistent/superviserend cardioloog) niet bekend en daarom is de diagnose gemist. Dit kenmerk had bij de behandelend arts wel bekend kunnen en ook moeten zijn, doordat de radioloog hem daarover had moeten informeren, maar ook doordat een cardioloog, wetende dat al één kenmerk van pericarditis aanwezig is, zelf de CT-scan had moeten beoordelen op de aanwezigheid van pericardeffusie, aldus [verzoeker].

4.7. Het Diak meent dat er niet medisch onzorgvuldig is gehandeld. Dat Nijveldt concludeert dat de diagnose op 18 oktober 2019 gesteld had kunnen worden, wordt als zodanig niet betwist. Maar op grond van de op dat moment kenbare onderzoeksresultaten was het volgens het Diak niet onzorgvuldig dat de diagnose pericarditis niet is gesteld. Bij het ontbreken van het kenmerk pericardeffusie, voldeed het beeld dus niet aan de criteria om de diagnose te kunnen stellen ( 2 / 4 kenmerken). Ook de radioloog heeft volgens het Diak niet onzorgvuldig gehandeld door de vermelding 'geen pericard of pleuravocht' in zijn rapport. Het Diak verwijst daarbij naar de bevindingen van de medisch adviseur van Centramed, prof. Dr. Pattynama, consulent radioloog. Volgens Pattynama is het goed verdedigbaar dat de radioloog de aanwezigheid van pericardvocht niet heeft genoemd: "De aanwezigheid van enig pericardvocht meer dan normaal is niet per se een alarmerend symptoom, geen "red flag", of anderszins een bevinding die noodzakelijkerwijs relevant is voor de behandeling van deze patiënt". Daar komt bij dat de vraagstelling aan de radioloog was gericht op verdenking van longembolieën en niet op pericarditis, zodat het ook op deze grond verdedigbaar is dat hij de pericardeffusie niet heeft beschreven, aldus nog steeds Pattynama.

Het Diak is tekortgeschoten

4.8. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het Diak is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst vanwege het verwijtbaar missen van de diagnose pericarditis. Voor deze beoordeling geldt het volgende toetsingskader.

4.9. Op grond van de centrale aansprakelijkstelling van artikel 7:462 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan [verzoeker] het Diak als ziekenhuis aansprakelijk stellen voor alle verrichtingen van de in het ziekenhuis werkzame hulpverleners. In voornoemd artikel is de aansprakelijkheid van het ziekenhuis als een contractuele geconstrueerd: "het ziekenhuis wordt - als het zelf geen partij is bij de overeenkomst - ter zake van tekortkomingen bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, voor zover die binnen zijn muren plaatsvinden, aansprakelijk gesteld als ware het zelf bij die overeenkomst partij". {4}

4.10. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van het Diak, moet gesproken kunnen worden van verwijtbaar of onzorgvuldig handelen door (één van) de betrokken hulpverleners. Op basis van artikel 7:453 BW moet een medisch hulpverlener bij zijn/haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. De hulpverlener moet de zorg betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

4.11. De rechtbank is van oordeel dat de radioloog verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. De radioloog heeft in zijn rapport namelijk genoteerd: "geen pericard of pleuravocht". Uit die bewoordingen leidt de rechtbank af dat de radioloog in het geheel geen vocht heeft opgemerkt, althans de meer dan normale hoeveelheid vocht heeft gemist. Die uitleg vindt steun in het rapport van Nijveldt: "kort samengevat had de diagnose pericarditis vastgesteld kunnen worden omdat patiënte aan 2 van de 4 pericarditis kenmerken voldeed voor de diagnose, namelijk Pta-segment depressie en pericardeffusie op CT. Dat laatste is echter gemist. (...) De pericardeffusie is op 18 oktober 2019 niet opgemerkt door de radioloog". Ter zitting is door het Diak betoogd dat de radioloog in zijn rapport heeft bedoeld te zeggen dat er geen pathologische hoeveelheid vocht aanwezig was, omdat er altijd een bepaalde hoeveelheid vocht tussen de vliezen aanwezig is. De rechtbank volgt die stelling niet. Als de radioloog dat al had bedoeld, dan had hij moeten noteren dat er wel enig vocht aanwezig was maar geen sprake was van een abnormale of pathologische hoeveelheid vocht. De rechtbank begrijpt dat Pericard effusie en Pleurale effusie een abnormale toename van de hoeveelheid vocht in het hartzakje respectievelijk de borstholte betekent. Door te schrijven dat dat niet aan de orde was, terwijl er wel een meer dan normale hoeveelheid pericardvocht te zien was, heeft hij de cardioloog niet juist ingelicht. Bovendien staat de stelling van het Diak en de stelling van de door haar benaderde radioloog Pattynama dat het noemen van het pericardvocht niet nodig was, haaks op de bevindingen van de door de rechtbank benoemde Nijveldt. Hij heeft de aanwezige hoeveelheid pericardvocht immers wel als abnormaal aangemerkt, althans zodanig relevant dat daarmee aan het 2e kenmerk van pericarditis (pericardeffusie) was voldaan. Ook Pattynama, die zonder voorkennis naar de CT-scan heeft gekeken, heeft gezien dat er sprake was van een meer dan normale hoeveelheid pericardvocht. Dat Pattynama dus heeft gemeend dat de meer dan normale hoeveelheid pericardvocht bij [verzoeker] op 18 oktober 2019 geen bevinding was "die noodzakelijkerwijs relevant is voor de behandeling van deze patiënt" kan niet worden gevolgd. Pattynama heeft verder nog betoogd dat hij "weet dat veel en wellicht de meeste radiologen het pericardvocht niet zouden hebben opgemerkt of genoemd. (...) Het hart is een bekende "blinde vlek" voor algemeen radiologen." Pattynama heeft deze stelling echter niet onderbouwd. Daar komt nog bij dat Pattynama, anders dan Nijveldt niet als onafhankelijk deskundige kan worden aangemerkt. Als het al zo zou zijn dat het hart een bekende blinde vlek is voor radiologen, had het bovendien op de weg van de cardioloog gelegen om de radioloog te instrueren de CT-scan niet alleen te controleren op longembolieën maar ook op pericardeffusie. De cardioloog was immers bekend met de aanwezigheid van het eerste kenmerk voor pericarditis; de Pta-segment depressie. Ook is denkbaar dat als het hart daadwerkelijk een blinde vlek zou zijn voor algemeen radiologen, de cardioloog uit zorgvuldigheidsoogpunt de CT-scan zelf ook nog eens zou hebben bekeken op de eventuele aanwezigheid van pericardeffusie. In dit geval is geen van beide gebeurd. Overigens mist de opmerking van Pattynama ook relevantie omdat [radioloog], de radioloog die de CT-scan heeft beoordeeld, niet kan worden gelijkgesteld met de gemiddelde radioloog met 'blinde vlek voor het hart'. Ter zitting is namelijk verklaard dat [radioloog] "iemand is die vaak naar harten kijkt" en een radioloog is met speciale aandacht voor het hart, net zoals Pattynama. De rechtbank neemt dus als uitgangspunt dat de radioloog de (relevante hoeveelheid) pericardeffusie heeft gemist.

4.12. De rechtbank acht het missen van de pericardeffusie bij [verzoeker] verwijtbaar onzorgvuldig, omdat Nijveldt, [superviserende cardioloog] (na overleg met twee radiologen en collega cardiologen) {5} en Pattynama de effusie wél hebben opgemerkt op de CT-scan. Dat Nijveldt met een bepaalde interesse/vooringenomenheid naar de scan heeft gekeken, doet niet terzake omdat de effusie zowel door Nijveldt is opgemerkt als door [superviserende cardioloog] én Pattynama, die als cardiovasculair radioloog qua specialisatie min of meer op gelijke voet met [radioloog] kan worden gesteld. Daarom heeft [radioloog] niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot, en heeft hij dus onzorgvuldig gehandeld.

4.13. Omdat de arts-assistent/superviserend cardioloog door de radioloog niet is gewezen op de pericardeffusie, is de diagnose pericarditis gemist. Nijveldt heeft hierover gerapporteerd: "het klopt dat de radioloog niet gezien heeft dat er pericardeffusie was. De cardioloog zou hierdoor geholpen zijn, zoals ik al beschreven heb in het chronologisch verhaal, aangezien er een afwijkend ECG en verhoogd CRP was, wat kon wijzen op een pericarditis". Pattynama heeft desgevraagd in gelijke zin gerapporteerd: "1. Kunt u toelichten wat u precies bedoelt met "enig pericardvocht"? (...) Mijn bedoeling is de aanvragend arts te attenderen op mogelijk aanwezige pathologie die wellicht relevant kan zijn in deze casus, maar zonder al te alarmerend over te komen. Gedacht kan worden aan pericardvocht in het kader van pericarditis (...)". Tussen partijen is niet in discussie dat pericardeffusie een kenmerk is voor het stellen van de diagnose pericarditis, en dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam cardioloog bij wetenschap van de pericardeffusie en dus op basis van de twee kenmerken de diagnose pericarditis had gesteld.

4.14. De rechtbank volgt [verzoeker] niet in haar stelling dat het de cardioloog kan worden verweten dat hij de CT-scan zelf had moeten beoordelen. [Verzoeker] heeft deze stelling pas voor het eerst ter zitting ingenomen en niet onderbouwd. Dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam cardioloog dit behoort te doen, volgt ook niet uit het rapport van Nijveldt.

4.15. Uit het voorgaande volgt dat het Diak is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Tussen partijen is niet in discussie dat de tekortkoming van het Diak toerekenbaar is.

4.16. De rechtbank zal dus voor recht verklaren dat het Diak op 18 oktober 2019 jegens [verzoeker] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst als gevolg van de verwijtbaar gemiste diagnose pericarditis. En dat het Diak voor de gevolgen hiervan aansprakelijk is jegens [verzoeker]. Omdat het tweede deel van het eerste verzoek (dat begint met "Daardoor is toen niet meteen gestart met" (...) en eindigt met "pericarditis is onthouden") een toelichting is van het causaal verband en de gemiste kans, behandelt de rechtbank nu het tweede verzoek.

Er is causaal verband tussen de tekortkoming en het verlies van een kans

4.17. [Verzoeker] verzoekt de rechtbank verder voor recht te verklaren dat het Diak gehouden is de daardoor - onder I - bij [verzoeker] ontstane materiële- en immateriële schade aan [verzoeker] te vergoeden. Dit verzoek ziet op de vaststelling van de causaliteit.

4.18. Vaststaat dat door het missen van de diagnose pericarditis op 18 oktober 2019 de behandeling met de juiste medicatie pas negen dagen later, op 27 oktober 2019, is gestart. Onder verwijzing naar het rapport van Nijveldt stelt [verzoeker] dat die behandeling eerder had moeten worden gestart. Nijveldt onderstreept dat door het missen van de diagnose op 18 oktober 2019 "niet direct gestart is met anti-inflammatoire medicatie [colchicine en aspirine, de rechtbank]. (...) Dit is gestart op het moment dat de diagnose duidelijk was op 27 oktober 2019, maar had eigenlijk op 18 oktober 2019 gestart moeten worden. [onderstreping, de rechtbank] (...) De richtlijnen over de diagnostiek en behandeling van pericarditis zijn duidelijk beschreven in de European Society of Cardiology richtlijnen uit 2015 (...) die exact zo opgenomen zijn in de richtlijnen van onze Nederlandse Vereniging van Cardiologie (...)."

4.19. [Verzoeker] stelt dat door de ontijdige behandeling de aard en de ernst van de ziekte is verergerd en verder gecompliceerd is geraakt. Volgens [verzoeker] maakt het alles uit of op 18 oktober 2019 meteen met de voorgeschreven medicatie wordt begonnen, dan wel negen dagen later op 27 oktober 2019. Nijveldt heeft namelijk gerapporteerd dat een tijdige behandeling is geboden: "voor pericarditis geldt hoe later je behandelt, hoe langer het duurt voor het geneest. Vanuit de literatuur weten we (...) dat patiënten die GEEN colchicine gebruiken een hogere kans hebben op een nieuwe episode van pericarditis, maar daarnaast ook langzamer genezen en frequentere ziekenhuisopnames laten zien. In dit geval is later begonnen met zowel hoge dosis NSAID's en colchicine." [Verzoeker] heeft literatuur aangehaald waaruit volgens haar volgt dat de behandeling met colchicine binnen één week bijdraagt aan een remissie van 85 %. [Verzoeker] stelt dat door de gemiste diagnose haar dit percentage is onthouden.

4.20. Hoewel op 27 oktober 2019 adequate medicatie is voorgeschreven, is het ontstekingsproces ontaard. [Verzoeker] stelt dat haar een kans op een beter behandelresultaat is onthouden. Nijveldt heeft in dit kader het volgende gerapporteerd: "vraag 3: U geeft aan dat een klein percentage van de pericarditiden niet vanzelf overgaat, ook niet bij adequate behandeling. Kunt u aangeven aan welk percentage wij dan moeten denken? Hebt u daar literatuur bij? [antwoord:, de rechtbank] > De studie die in de richtlijnen is opgenomen en eerder in vraag 3 genoemd is aan het Diakonessen nav de eerste concept versie, liet zien dat bij optimaal behandelde patiënten in 7.5 % het beloop "incessant"/aanhoudend verloopt (onder behandeling van aspirine hoge dosis en colchicine) (...)". Volgens [verzoeker] is er door de latere behandeling met medicatie dus sprake van een gemiste kans van 92,5 % op restloos herstel. Omdat bij adequate behandeling slechts een klein percentage van de pericarditiden niet vanzelf overgaat, is het volgens (de medisch adviseur van) [verzoeker] overduidelijk dat de pericarditis vanzelf was overgegaan als [verzoeker] op 18 oktober 2019 adequaat zou zijn behandeld. Een behandeling die 9 dagen te laat is ingezet, kan volgens [verzoeker] bezwaarlijk adequaat worden genoemd omdat een ziekte in zijn algemeenheid direct dient te worden behandeld. De schade zou [verzoeker] zonder de tekortkoming (gemiste diagnose) niet hebben geleden, zodat volgens [verzoeker] aan de eis van het condicio sine qua non-verband is voldaan.

4.21. Volgens [verzoeker] bestaat dus medisch causaal verband tussen enerzijds de gemiste diagnose op 18 oktober 2019 en anderzijds het als gevolg hiervan gecompliceerde verloop nadien, met alle medische gevolgen daarvan, te weten de gemiste kans op herstel - op basis van de literatuur in te schatten op 92,5 % gemiste kans - bij tijdige en adequate diagnose en de behandeling hiervan.

4.22. Het Diak meent daarentegen dat [verzoeker] onvoldoende naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat de schade die zij stelt te lijden het gevolg is van een (te) late aanvang van behandeling van de acute pericarditis. Volgens het Diak staat niet vast dat het beloop anders zou zijn geweest als niet op 27 oktober 2019 maar al op 18 oktober 2019 was gestart met de medicatie. De stelling van [verzoeker], dat het gecompliceerde beloop het gevolg is van een delay in de behandeling, wordt door het Diak betwist.

4.23. Volgens het Diak is in ieder geval de stelling van [verzoeker] onjuist dat [verzoeker] een kans van 92,5 % op een complicatievrij ziektebeloop heeft gemist. [Verzoeker] is immers adequaat behandeld, zij het negen dagen later. Bepaald moet dus worden in welke mate een delay in behandeling heeft bijgedragen aan het feit dat [verzoeker] een gecompliceerd beloop van de pericarditis heeft doorgemaakt. Het Diak wijst er in dit verband op dat Nijveldt op meerdere plaatsen in zijn rapport heeft aangegeven dat niet met zekerheid is te zeggen dat een eerdere behandeling met de medicatie, de kliniek zou hebben gewijzigd. Vergelijk: "indien de diagnose pericarditis op 18 oktober 2019 gesteld was, dan was eerder gestart met de anti-inflammatoire behandeling. Het is op voorhand niet met zekerheid te zeggen of dit de kliniek gewijzigd zou hebben. Het is wel bekend dat pericarditis vlot behandeld moet worden om verdere progressie te voorkomen. Verder is bekend dat als aan de antiinflammatoire therapie met hoge dosis aspirine geen colchicine wordt toegevoegd, in 15-30% van de patiënten de aanhoudende of recidiverende vorm van pericarditis kan ontstaan." Het Diak verwijst verder naar literatuur waarop het rapport is gebaseerd: "in acute viral or idiopathic pericarditis, no therapy has been rigorously proven to prevent serious sequelae" en "the goals of therapy are the relief of pain, resolution of inflammation (and, if present, pericardial effusion), and the prevention of recurrence". Met andere woorden: er is bij acute pericarditis geen bewezen behandeling om ernstige gevolgen, zoals die zich bij verzoekster hebben voorgedaan, te voorkomen. Er zijn geen gerandomiseerde studies naar de effecten van de behandeling van pericarditis. Het Diak hecht eraan op te merken dat pericarditis doorgaans een benigne {6} aandoening is, die in veel gevallen vanzelf overgaat.

4.24. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of voor een patiënt een kans op een beter behandelingsresultaat verloren is gegaan, dient eerst te worden beoordeeld of is gehandeld in strijd met de norm van hetgeen een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot betaamt. Indien wordt geoordeeld dat in strijd met deze norm is gehandeld, dient vervolgens ter beoordeling van het causaal verband tussen de normschending en de gestelde schade een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie na de normschending en de hypothetische situatie zoals die geweest zou zijn als de normschending zou zijn uitgebleven. Wat de feitelijke situatie betreft, gaat het om de vaststelling van hetgeen daadwerkelijk is voorgevallen. Wat de hypothetische situatie betreft, gaat het om de vaststelling van wat feitelijk zou zijn gebeurd zonder de normschending. Voor die hypothetische situatie dient dus niet te worden uitgegaan van de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot, maar van de behandeling die feitelijk zou hebben plaatsgevonden, zij het dat daarbij wel uitgangspunt moet zijn dat geen normschending zou hebben plaatsgevonden. {7}

4.25. Aldus moet worden onderzocht wat er zou zijn gebeurd indien de diagnose pericarditis wel op 18 oktober 2019 was gesteld en [verzoeker] al op die datum was behandeld met de geïndiceerde medicatie. Verwijzend naar het rapport van Nijveldt kan gesteld worden dat een tijdige behandeling volgens de richtlijnen zorgt voor een reductie van recidieven en ziekenhuisopnames. Hoewel volgens Nijveldt op voorhand niet met zekerheid is te zeggen of een tijdiger behandeling de kliniek gewijzigd zou hebben, is wel bekend dat pericarditis vlot behandeld moet worden om verdere progressie te voorkomen. Volgens Nijveldt geldt voor pericarditis dat hoe later je behandelt, hoe langer het duurt voordat het geneest. In de feitelijke situatie is later begonnen met zowel een hoge dosis NSAID's en colchicine. Nijveldt heeft gerapporteerd dat het vanuit de literatuur bekend is dat patiënten die géén colchicine gebruiken, een hogere kans hebben op een nieuwe episode van pericarditis en daarnaast ook langzamer genezen en frequenter ziekenhuisopnames laten zien.

4.26. Op basis van het deskundigenbericht acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat een tijdiger behandeling met de geïndiceerde medicatie leidt tot een optimaler ziektebeloop. Daarmee staat vast dat [verzoeker] een kans heeft verloren op een beter behandelingsresultaat als gevolg van het tekortschieten van het ziekenhuis. Causaal verband tussen het verlies van deze kans en het tekortschieten staat aldus vast.

4.27. Na vaststelling van dit verband bestaat slechts ruimte voor het vaststellen van de schade aan de hand van een schatting van de goede en kwade kansen die de benadeelde zou hebben gehad wanneer die kans hem niet was ontnomen, indien het gaat om een reële (dat wil zeggen niet zeer kleine) kans op succes. {8} De antwoorden van deskundige Nijveldt wijzen erop dat sprake is geweest van het verlies van een reële kans. Het rapport van Nijveldt wordt ondersteund door de door [verzoeker] aangehaalde literatuur waaruit volgt dat de behandeling met colchicine binnen één week bijdraagt aan een remissie van 85 %. In dit stadium ontbreekt echter voldoende informatie over de goede en kwade kansen, zodat de rechtbank de hoegrootheid van de verloren kans op een beter behandelingsresultaat, nog niet kan schatten.

4.28. Dit betekent dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat het Diak gehouden is de door de tekortkoming van het Diak bij [verzoeker] ontstane materiële en immateriële schade aan [verzoeker] te vergoeden. De rechtbank wijst af het overige onder I verzochte. Het betreffende zinsdeel is in randnummer 4.19 aangehaald.

Het Diak wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van het deelgeschil aan [verzoeker]

4.29. De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten. Dit moet ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Dit staat zo in de wet in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.30. De kosten van dit deelgeschil bedragen volgens [verzoeker] € 28.052,64 inclusief btw, {9} te vermeerderen met het griffierecht. Het Diak heeft geen (apart) verweer gevoerd tegen het uurtarief van € 280,00. Over het aantal uren voerde het Diak bij haar verweerschrift nog aan dat 65 uren exorbitant hoog is. Het komt het Diak voor dat een tijdbesteding van ruim 38 uur alleen al voor het opstellen van een verzoekschrift niet redelijk is, nu de voorliggende vraag overzichtelijk en beperkt is. Bij productie 2 van de spreekaantekeningen heeft [verzoeker] een nieuwe en hogere berekening overgelegd.

4.31. De zaak is niet heel eenvoudig, maar rechtvaardigt toch niet het aantal uren waarvoor hier vergoeding wordt verlangd. De rechtbank begroot de redelijke kosten die samenhangen met het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak op 30 uren x € 280,00 inclusief btw en kantoorkosten, dus op € 8.400,00 inclusief btw en kantoorkosten. Daar moet het griffierecht van € 1.374,00 dat [verzoeker] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden. Het Diak zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld, en wel binnen veertien dagen na de uitspraak.

4.32. Verder maakt [verzoeker] aanspraak op vergoeding van de voorlopige nota van € 1.361,25 (inclusief btw) van haar medisch adviseur Teulings. [Verzoeker] heeft deze nota ook overgelegd. In artikel 1019aa Rv is bepaald dat de rechter bij het begroten van de kosten alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW meeneemt. Hieronder vallen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Tot deze kosten behoren de kosten van de medisch adviseur, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

De uitspraak wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard
 

4.33. De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals [verzoeker] vraagt, omdat niet rechtstreeks tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure kan worden opgekomen. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. verklaart voor recht dat het Diak op 18 oktober 2019 jegens [verzoeker] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst als gevolg van de verwijtbaar gemiste diagnose pericarditis en dat het Diak voor de gevolgen hiervan aansprakelijk is jegens [verzoeker];

5.2. verklaart voor recht dat het Diak gehouden is de door de tekortkoming van het Diak bij [verzoeker] ontstane materiële en immateriële schade aan [verzoeker] te vergoeden;

5.3. begroot de kosten van dit deelgeschil op € 8.400,00 inclusief btw te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 1.374,00 en de nota van medisch adviseur Teulings van € 1.361,25 inclusief btw, en veroordeelt het Diak tot betaling daarvan aan [verzoeker] binnen veertien dagen na heden;

5.4. wijst het meer of anders verzochte af.
 

Deze beschikking is gegeven door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken door mr. R.J. Verschoof op 12 september 2025.


Met dank aan Mr. Herman Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.  Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-120925


1. Een D-dimeerbepaling is een bloedtest die wordt gebruikt om te helpen bij de diagnose van aandoeningen die te maken hebben met de vorming van bloedstolsels zoals longembolie.
2 Een medisch onderzoek waarbij de elektrische activiteit van het hart wordt gemeten en weergegeven.
3. In reactie op het conceptrapport van 13-02-2023.
4. MvT. Kamerstukken II 1989/90. 21561. 3. p. 43.
5. Zie nummer 4.6.
6. Goedaardig.
7. HR 23-12-2016. ECLI:NL:HR:2016:2987. m.nt. S.D. Lindenbergh.NJ2017/133
8. HR 27-10-2017. ECLI:NL:HR:2017:2786.VJ2017/422.
9. Zie productie 2 bij de spreekaantekeningen van de advocaat van [verzoeker].