Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE-170925

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-170925

beschikking



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer/rekestnummer: 11620673 UE VERZ 25-88

Beschikking van 17 september 2025

in de zaak van
[verzoekster]
te Utrecht,
verzoekende partij.
gemachtigde: mr. D.C.A. van den Dungen.

tegen
1. STICHTING AXIONCONTINU GROEP,
te Utrecht.
2. ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V..
te Zeist,
verwerende partijen,
gemachtigde: mr. S.D. Palper.

 

Partijen worden hierna [verzoekster], AxionContinu en Achmea genoemd.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties. ontvangen op 24 maart 2025,
- het verweerschrift met productie.
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft.
gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [verzoekster].

1.2. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechter aan partijen laten weten dat een schriftelijk vonnis zal volgen.

2. De kern van de zaak
2.1. [verzoekster] werkte bij AxionContinu als verpleegassistente. Tijdens haar werkzaamheden is zij gevallen, waarbij zij blijvend schouderletsel opliep. Zij verzoekt de rechter in deze deelgeschilprocedure te bepalen dat AxionContinu als werkgever aansprakelijk is voor de schade die zij door die val heeft geleden. Dit verzoek wordt toegewezen: de rechter verklaart voor recht dat AxionContinu aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] door het ongeval heeft geleden. Daarnaast moeten AxionContinu en Achmea de kosten van dit deelgeschil betalen.

3. De achtergrond van het geschil

3.1. AxionContinu is een zorgorganisatie die zich richt op wonen, zorg en revalidatie voor ouderen en mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Achmea is haar aansprakelijkheidsverzekeraar.

3.2.[verzoekster] werkte sinds 2 mei 2011 als gastvrouw bij AxionContinu. In die functie maakte zij onder andere het ontbijt klaar en maakte de slaapkamers schoon. Zij verrichtte geen zorgtaken. Vanaf 1 januari 2016 werkte zij als verpleegassistente en voerde zij ook zorgtaken uit.

3.3. Op 6 november 2016 is [verzoekster] tijdens haar avonddienst gevallen. Zij was die avond, alleen, werkzaam op een afdeling voor zwaar dementerende ouderen, waar zes bewoners woonden. Door deze val liep [verzoekster] zodanig blijvend letsel aan haar linkerschouder op, dat zij volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Zij ontvangt een IVA- uitkering. Haar arbeidsovereenkomst is op 1 januari 2020 beëindigd.

4. De beoordeling

Juridisch kader

4.1. [verzoekster] verzoekt voor recht te verklaren dat AxionContinu aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die zij lijdt en heeft geleden door het arbeidsongeval op 6 november 2016. Zij doet een beroep op artikel 7:658 lid 2 BW. Daarin is bepaald dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die de werknemer lijdt in de uitoefening van de werkzaamheden', tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht (als bedoeld in lid 1) heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Op de werknemer rust de stelplicht dat hij (i) schade heeft geleden en dat hij (ii) deze schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Met andere woorden: dat er een verband bestaat tussen de schade en de werkzaamheden. Daarbij gaat de stelplicht niet zo ver dat de werknemer moet aantonen wat de exacte of de 'juiste toedracht van het ongeval is geweest. Hij hoeft slechts te stellen en voldoende aannemelijk te maken dat hij tijdens de uitoefening van werkzaamheden schade heeft geleden. Hierbij is verder van belang dat het begrip 'in de uitoefening van zijn werkzaamheden volgens vaste rechtspraak ruim wordt uitgelegd.
 

4.2. Als vaststaat dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, is de werkgever op grond van art. 7:658 lid 2 BW in beginsel aansprakelijk. Dit tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht als werkgever heeft voldaan (of dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, wat hier niet aan de orde is). In het kader van de zorgplicht is het aan de werkgever om te stellen, en bij voldoende betwisting, te bewijzen dat hij de maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd om het ontstaan van de schade te voorkomen. Ook kan de werkgever stellen en zo nodig bewijzen dat het condicio-sine-qua-non-verband ontbreekt tussen zijn tekortkoming en de door de werknemer geleden schade (anders gezegd: dat de schade een andere oorzaak heeft dan zijn tekortschieten en dus ook zou zijn ontstaan wanneer hij voldoende zorg zou hebben betracht).

[verzoekster] heeft schade geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden

4.3. Vast staat dat [verzoekster] schade heeft geleden. Zij is op 6 november 2016 op haar werk bij AxionContinu gevallen en met haar linkerschouder tegen een muur gekomen. Daarbij heeft zij blijvend letsel aan haar schouder opgelopen en is zij arbeidsongeschikt geraakt. [verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat zij nog geen beeld heeft van hoe hoog de schade is die zij heeft geleden, maar dat zij schade heeft is duidelijk.

4.4. Partijen zijn het niet eens over de vraag of [verzoekster] die schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Daarbij is in geschil of [verzoekster] eerst viel, nadat zij in actie kwam om een cliënt te hulp te schieten, en daarna het bewustzijn verloor (zoals [verzoekster] stelt) of dat zij eerst het bewustzijn verloor en daarna/daardoor viel (zoals AxionContinu betoogt).

4.5. Op zichzelf is juist dat, zoals AxionContinu naar voren heeft gebracht. [verzoekster] wisselend heeft verklaard over de toedracht. In het eerste MIM-formulier (waarmee dergelijke incidenten worden vastgelegd) heeft zij aangegeven kort na het ongeval: "Ik werd onwel terwijl ik in de kamer van een bewoner stond. om te helpen met uitkleden, daarna viel ik flauw en kwam ik tegen de muur aan". In een later ingevuld MIM-formulier heeft [verzoekster] genoteerd: "Draaide me om en viel over de (personen/lift met mijn schouder tegen het muur bij de wastafel". [verzoekster] heeft ten aanzien van het verschil tussen de verklaringen toegelicht dat zij zich in de tijd na het ongeval eerst niks herinnerde en dat de herinnering over de toedracht later is terug gekomen. Dat wordt bevestigd door familieleden die in het kader van een voorlopig getuigenverhoor een getuigenverklaring hebben afgelegd. [verzoekster] heeft verder toegelicht dat zij ten tijde van het invullen van het eerste MIM- formulier met haar leidinggevende had afgesproken dat zij dit formulier later nog kon aanpassen. De betreffende leidinggevende heeft dat bij het voorlopig getuigenverhoor bevestigd.

4.6. Het tweede MIM-formulier sluit aan bij de verklaring die [verzoekster] op de mondelinge behandeling heeft afgelegd. Namelijk dat ze een patiënt met de tillift in bed aan het leggen was. toen ze een ruzie hoorde elders, met een nieuwe patiënt. Ze had toen een reflex van: ik moet daarheen, ik moet daar naartoe'. Er was namelijk geen ander personeel aanwezig, ze was de enige op dat moment op de afdeling. Omdat er geen ruimte was om te bewegen in de volle kamer, bleef zij met haar voet steken aan de steun waar de tillift aan vast zat. Ze is toen met haar hoofd en schouder tegen de muur gebotst en flauwgevallen vanwege de pijn, aldus [verzoekster].

4.7. Anders dan AxionContinu, ziet de kantonrechter steun voor de (tweede) verklaring van [verzoekster] in het overgelegde formulier van het bezoek van [verzoekster] aan de spoedeisende hulp (SEH) direct na het ongeval. Daarin staat namelijk onder andere: "Stond rechtop, wilde omdraaien om een cliënt te hulp te schieten, maar voelde zich niet lekker en viel. Dit gebeurde rond 20.15. Li schouder kwam tegen muur. " Ook daar heeft [verzoekster] benoemd dat zij zich omdraaide om een cliënt te hulp te schieten en ook dat zij met haar schouder tegen de muur aan kwam. Weliswaar staat er ook dat [verzoekster] al niet helemaal lekker was en dat zij dat vaker had na een antibioticakuur van een paar weken daarvoor, maar dat maakt niet dat geconcludeerd kan worden dat dát specifiek de reden is van de val. Ten eerste omdat [verzoekster] daarover heeft toegelicht dat ze op dat moment slechts aan het gissen was naar een verklaring. Ten tweede omdat zonder onderbouwing, die ontbreekt - niet in de rede ligt dat een antibioticakuur van enkele weken geleden een dergelijke uitwerking heeft.

4.8. De kantonrechter weegt ook mee de getuigenverklaring van collega Vermeulen die onder ede heeft verklaard: "Ik werd gebeld door mevrouw [verzoekster], zij vertelde mij dat zij was gevallen. Ik ben meteen naar haar toegegaan. Zij had pijn in haar linkerschouder en zij begon weg te vallen". Dat strookt met de lezing dat [verzoekster] flauwviel na de val, vanwege de pijn.

4.9. Gelet op al het voorgaande waaronder: de (onderbouwde) uitleg van het verschil in verklaringen en de ondersteunende stukken zoals het formulier van de SEH en de getuigenverklaringen - maken dat de kantonrechter er in ieder geval vanuit gaat dat de toedracht aldus is geweest dat [verzoekster] is gevallen nadat zij in actie is gekomen om een. cliënt te hulp te schieten. Dat betekent dat er een verband is tussen de val en de werkzaamheden en dat de schade is geleden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden.

4.10. De kantonrechter overweegt nog dat het door de verzekeraar van AxionContinu verrichte toedrachtsonderzoek onvoldoende gewicht in de schaal legt, omdat daaruit niet of onvoldoende blijkt dat de lezing van [verzoekster] dat zij is gevallen in de uitoefening van de werkzaamheden niet klopt en dat het incident geheel los heeft gestaan van de werkzaamheden. De kantonrechter volgt AxionContinu ook niet in haar stelling dat de onduidelijkheid over de toedracht alleen aan [verzoekster] te wijten is. Haar herinneringen waren eerst niet helder (de kantonrechter heeft geen reden om daaraan te twijfelen) en AxionContinu had ook zelf eerder onderzoek kunnen doen. Gelet op alle omstandigheden en de overgelegde stukken staat de toedracht bovendien in zoverre vast, dat in ieder geval voldoende duidelijk is [verzoekster] schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden.

AxionContinu heeft niet voldaan aan haar zorgplicht

4.11. Het voorgaande betekent dat AxionContinu in beginsel aansprakelijk is. De vraag die vervolgens voorligt, is of AxionContinu aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan, zoals zij stelt. Daarbij is van belang dat, omdat voldoende aannemelijk is dat [verzoekster] schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, het niet meer aan haar is om de exacte toedracht van het ongeval aan te tonen. AxionContinu draagt als werkgever de bewijslast en daarom ook het bewijsrisico van die exacte toedracht. Die exacte toedracht op welk moment en waardoor [verzoekster] precies is gevallen - is niet geheel duidelijk geworden. Echter is wel duidelijk dat [verzoekster] is gevallen terwijl zij bezig was met de bediening van de tillift, terwijl zij ook de volledige verantwoordelijkheid had over de cliënten op de rest van de afdeling.
 

4.12.AxionContinu heeft in het kader van de zorgplicht allereerst betoogd dat het hier gaat om een alledaagse situatie, waarbij van haar als werkgever geen aanvullende maatregelen of instructies kunnen worden verwacht. De kantonrechter volgt haar daarin. niet. Het gaat hier niet, zoals AxionContinu stelt, om een alledaagse activiteit, waarbij voor de werkgever geen zorgplicht geldt. [verzoekster] is gevallen terwijl zij een cliënt in bed aan het leggen was met een tillift, terwijl zij ook nog de volledige verantwoordelijkheid had over de rest van de afdeling. Het gaat dan ook om een specifiek werkgerelateerde activiteit.

4.13. De zorgplicht houdt in dat AxionContinu de werkzaamheden zodanig moest inrichten en voor het verrichten daarvan zodanige maatregelen moest treffen en aanwijzingen moest geven als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat [verzoekster] in de uitoefening van haar werkzaamheden schade zou lijden. De kantonrechter concludeert dat AxionContinu niet aan die zorgplicht heeft voldaan, althans dat wat zij heeft aangevoerd onvoldoende is om te kunnen oordelen dat zij aan die zorgplicht heeft voldaan. Hiervoor is het volgende redengevend.

4.14. Ten eerste geldt dat [verzoekster] sinds ongeveer 10 maanden voorafgaand het ongeval een functie als verpleegassistente had gekregen, waarin zij - zo blijkt uit het overgelegde. functieprofiel - ook eenvoudige zorg voor cliënten uitvoerde en algemene dagelijkse werkzaamheden die voortvloeien uit de zorg- en dienstverlening. Zij heeft toegelicht dat zij geen opleiding in de zorg heeft gehad en ook geen cursussen heeft gevolgd voordat zij van gastvrouw (zonder zorgtaken) doorgroeide naar verpleegassistente. Volgens het functieprofiel was een relevante zorgopleiding wel één van de functie-eisen (VMBO niveau 1). AxionContinu heeft betwist dat [verzoekster] niet de juiste opleiding had. Dit is echter niet. onderbouwd door AxionContinu. Bovendien legt AxionContinu hier de stelplicht niet juist uit: die rust niet op [verzoekster], maar op AxionContinu. De werkgever moet hier aantonen dat aan de zorgplicht is voldaan en onderbouwen dat [verzoekster] over de juiste functie-eisen (waaronder opleiding(en)) beschikte of dat zij anderszins was uitgerust en geïnstrueerd om deze functie, met zorgtaken, te kunnen vervullen. Dat heeft Axion Continu niet gedaan. Dat [verzoekster] (inmiddels) enige praktijkervaring had, is niet voldoende.

4.15. Het voorgaande geldt temeer voor het werken met cen tillift, rondom welke bezigheid het ongeval heeft plaatsgevonden. "Kennis van tilvoorschiften" is ook een specifieke functie-eis voor de functie van verpleegassistente. AxionContinu stelt dat [verzoekster] in 2011 en mogelijk ook in 2013 de jaarlijkse basisscholing Til en Transfer (voor het omgaan met de tillift) heeft gevolgd. Zij gebruikte de tillift ook veelvuldig, dus zij kende de lift en het gebruik, aldus AxionContinu. [verzoekster] heeft dit echter gemotiveerd betwist. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zij nooit was ingeschreven voor deze cursus, maar dat zij van collega's hoorde dat er een cursus was. Omdat zij wel graag wilde deelnemen heeft zij de cursus bijgewoond, maar zij kon daarbij alleen toekijken (in 2011). Van praktische handelingen was geen sprake. De geldigheidsduur van deze cursus was bovendien slechts een jaar. In andere jaren heeft [verzoekster] deze jaarlijkse cursus niet gevolgd. AxionContinu heeft haar stelling dat zij wel de juiste cursus had gevolgd en instructies had gekregen in reactie daarop niet geconcretiseerd of onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De kantonrechter houdt er het daarom voor dat [verzoekster] onvoldoende instructies heeft gekregen voor het werken met de tillift.

4.16. De kantonrechter concludeert dat AxionContinu in ieder geval op het voornoemde punt niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het valt onder de zorgplicht van AxionContinu om haar werknemers voldoende toegerust, geschoold en geïnstrueerd de werkzaamheden te laten verrichten. Temeer als het gaat om zorgtaken, die alleen op de afdeling worden uitgevoerd, met hulpmiddelen als een tillift. Aan dergelijke werkzaamheden kleven immers risico's. [verzoekster] was echter in de avonddienst alleen aan het werk, met zorgtaken, waaronder werken met de tillift en had de verantwoordelijkheid over zes zwaar dementerende ouderen, terwijl zij daarvoor niet de vereiste opleiding, cursussen of instructies had gevolgd/gekregen. AxionContinu heeft ook niet kunnen aantonen dat [verzoekster] anderszins voldoende was toegerust om deze werkzaamheden te verrichten. AxionContinu heeft daarmee niet aangetoond dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.

4.17.  AxionContinu wordt niet gevolgd in haar stelling dat het condicio-sine-qua-non- verband ontbreekt tussen de zorgplichtschending en de door de [verzoekster] geleden schade. De val vond plaats tijdens het werken met de tillift terwijl [verzoekster] ook nog de zorg droeg over vijf andere cliënten (waar zij volgens haar lezing ook nog opeens naartoe moest). Voor de hand ligt dat een zorgopleiding, cursussen en instructies er op z'n minst aan bijdragen dat een werknemer leert met dergelijke situaties om te gaan, daarin juist en rustig te handelen en de tillift op de juiste manier te gebruiken, en dus dat een en ander verband heeft met het voorval, het vallen en de schade. In ieder geval heeft AxionContinu onvoldoende onderbouwd dat de schade ook zou zijn ontstaan zonder zorgplichtschending.

4.18. De conclusie is dat AxionContinu aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en te lijden schade door het ongeval van 6 november 2016.

AxionContinu en Achmea moeten € 5.040,00 aan kosten voor het deelgeschil betalen

4.19. [verzoekster] verzoekt verder de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 6.075,00 en AxionContinu en Achmea hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure. Die kosten worden begroot op grond van artikel 1019aa Rv en 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de kantonrechter bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken: zowel het inroepen van rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. De kantonrechter overweegt in dit verband het volgende.

4.20. [verzoekster] wordt in deze procedure bijgestaan door een gemachtigde van haar rechtsbijstandsverzekering. Toch zullen de kosten worden begroot, omdat in de door [verzoekster] overgelegde polisvoorwaarden staat dat kosten die zij op een ander kan verhalen. niet verzekerd zijn en dus voor rekening van [verzoekster] als verzekerde komen. (1)
Dat betekent dat de kosten voor dit deelgeschil niet worden gedragen door de rechtsbijstandsverzekering, maar zijn aan te merken als schade die [verzoekster] zelf lijdt. De rechter zal de kosten voor de deelgeschilprocedure dus begroten.

4.21. [verzoekster] verzoekt de kosten voor dit deelgeschil te begroten aan de hand van 27 uur tegen een uurtarief van € 225,- per uur exclusief btw, vermeerderd met het griffierecht. Haar gemachtigde heeft benoemd hoeveel uur zij met verschillende werkzaamheden bezig is geweest, maar kan daarvan geen urenspecificatie overleggen omdat de systemen van DAS daar niet op zijn ingericht. AxionContinu heeft geen verweer gevoerd tegen het uurtarief, maar voert aan dat 27 uur teveel is. Volgens haar is 22 uur redelijk. De rechter gaat daarin mee. De zaak is niet heel eenvoudig, maar is niet zo omvangrijk of complex dat het zonder verdere toelichting een urenbesteding van 27 uur voor dit deelgeschil rechtvaardigt. De rechter begroot de kosten daarom op € 4.950,00 exclusief btw (22 uur * € 225 per uur). Vermeerderd met het griffierecht van € 90.00 worden de kosten begroot op € 5.040,00 exclusief btw. AxionContinu en Achmea zullen hoofdelijk tot betaling daarvan worden veroordeeld. Die hoofdelijke veroordeling betekent dat zowel AxionContinu als Achmea kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5.
De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat AxionContinu aansprakelijk is voor de door [verzoekster]. geleden en te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het arbeidsongeval op 6 november 2016.
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 5.040,00 exclusief btw en veroordeelt AxionContinu en Achmea hoofdelijk tot betaling daarvan aan [verzoekster],
5.3. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Erich, rechter, bijgestaan door mr. E.M. Schutte, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

(1) Artikel 2.7 sub b van de Polisvoorwaarden rechtsbijstandsverzekering DAS, productie 24 bij verzoekschrift.

Met dank aan mw. mr. M.G.F. (Babette) de Graaff-Bosch, BAEN Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-170925