Overslaan en naar de inhoud gaan

GHDHA 080823 beveiliger koopt schade na geweldsincident af; vordering op organisator evenement afgewezen vanwege opzet / bewuste roekeloosheid

GHDHA 080823 beveiliger koopt schade na geweldsincident af; vordering op organisator evenement afgewezen vanwege opzet / bewuste roekeloosheid

1De zaak in het kort

[appellant] werkte als beveiliger bij een door Dutchweek georganiseerd evenement in Oostenrijk. Daarbij is [appellant] betrokken geraakt bij een geweldsincident met een bezoeker. [appellant] wil dat Dutchweek de kosten vergoedt die hij heeft moeten maken omdat hij zich bij de rechter in Oostenrijk heeft moeten verantwoorden voor dat incident. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] af.

( .... red. LSA LM)

3Feitelijke achtergrond

3.1

De door de kantonrechter in het vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Voor zover hier relevant en aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

3.2

[appellant] is beveiliger en ondernemer. [appellant] is directeur en indirect eigenaar van het beveiligingsbedrijf New Generation Security B.V. (hierna: NGS).

3.3

Dutchweek is een evenementenbureau dat activiteiten organiseert in het buitenland voor met name de Nederlandse wintersporter.

3.4

Op 19 februari 2019 heeft [appellant] de volgende e-mail gestuurd aan de heer [directeur] , de directeur van Dutchweek:

"Van: [appellant] @newgenerationsecurity.com

[…]

Goedemiddag [directeur] ,

Leuk kennis gemaakt te hebben en leuk om de gedrevenheid in het ondernemerschap te zien. We kijken uit naar een lange samenwerking mogelijk op meerdere locaties en gaan beginnen met Saalbach 2019.

[…]

Wij betalen de vliegtickets heen en terug en het verblijf in Gerlos van woensdag tot en met zondag.

De overige kosten zijn voor Dutchweek.

Werkvergoeding bedraagt EUR 500 voor 4 dagen werk per persoon.

[…]

New Generation Security

[appellant] ”

3.5

In februari 2019 zijn Dutchweek en [appellant] overeengekomen dat [appellant] beveiligingswerkzaamheden voor Dutchweek zou verrichten in de “Dutchweek Saalbach” in maart 2019.

3.6

Tijdens het uitoefenen van die werkzaamheden is [appellant] op 21 maart 2019 betrokken geraakt bij een geweldsincident met een bezoeker, die de toegang tot de gelegenheid was geweigerd. Kort daarna is de politie ter plaatse gekomen en heeft deze enkele personen gehoord en beeldmateriaal bekeken.

3.7

De bezoeker die bij dit geweldsincident betrokken was, heeft aangifte gedaan van zware mishandeling. [appellant] is in juli 2019 naar Salzburg gereisd om zich daar bij de rechtbank te verantwoorden voor het incident.

3.8

In een e-mail van 18 juli 2019 van [appellant] aan de heer [directeur] van Dutchweek is onder meer het volgende opgenomen.

“[…]

Gisteravond teruggekomen uit Salzburg. Gisterochtend om 09:00 uur was de strafzaak.

Een verslag:

Het 'zogenaamde' slachtoffer was bij de rechtszaak aanwezig. Ik heb op de gang voor het naar binnengaan kort met de man gesproken.

Hij gaf aan dat zijn kaak niet gebroken is door mij. Dus dat was goed nieuws voor ons.

In de rechtszaal hebben we toen gevraagd waarom er geen röntgenfoto in het dossier zat.

De rechter was getriggerd en op de vraag van de rechter aan het slachtoffer, waar die foto was en of de kaak gebroken was, antwoordde hij dat de kaak niet gebroken is geweest.

Daarmee was de zware mishandeling niet bewezen. En dat is mij ten laste gelegd.

De kous was daarmee helaas niet af.

De rechter vond namelijk omdat het slachtoffer wel pijn heeft gehad, en er geen omstandigheden waren die dat rechtvaardigden eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden.

Wij hebben toen aangevoerd dat het slachtoffer al eerder die avond agressief was, maar konden dit onvoldoende aantonen.

Hadden we dit wel gekund dan was dit heel anders afgelopen volgens mijn advocaat.

Om een lang verhaal kort te maken, heb ik ervoor kunnen zorgen dat er geen rechtsvervolging plaatsvind.

Hiervoor moet ik een bedrag betalen aan de rechtbank en aan het vermeende slachtoffer. Daarmee koop ik rechtsvervolging af en heb ik de schade aanzienlijk kunnen beperken.”

3.9

In een verklaring afgegeven door kassamedewerkster [kassamedewerkster] van Dutchweek (hierna: [kassamedewerkster] ) van 5 juni 2019 over de gebeurtenissen op 21 maart 2019 is onder meer het volgende opgenomen.

“The visitor was really annoying and therefore [appellant] protected me and stood in front of me. Due to the fact that [appellant] was standing in front of me, I couldn’t exactly see what happened, but when the visitor tried to touch [appellant] , [appellant] protected us and reacted out of necessary defence […]”.

4Procedure bij de kantonrechter

4.1

[appellant] heeft Dutchweek gedagvaard en gevorderd, samengevat, Dutchweek te veroordelen aan hem € 8.555,89 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag is een optelling van de kosten die [appellant] stelt te hebben moeten maken voor reis en verblijf en juridische bijstand voor de rechtszaak in Salzburg.

4.2

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5Vorderingen in hoger beroep

5.1

[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft drie bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de kantonrechter.

5.2

Dutchweek concludeert, verkort weergegeven, tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

6Beoordeling in hoger beroep

6.1

[appellant] grondt zijn vorderingen in hoger beroep - kort samengevat - op de stelling dat Dutchweek jegens hem haar zorgplicht heeft geschonden. Doordat Dutchweek te weinig beveiligers had ingehuurd (ten opzichte van het aantal toegelaten bezoekers), ontstond er een onveilige situatie. Indien Dutchweek voldoende beveiligers had ingezet of ter plaatse alsnog de juiste maatregelen had genomen, was het incident hoogstwaarschijnlijk niet gebeurd, aldus [appellant] .

6.2

Grief I van [appellant] richt zich tegen de overweging van de kantonrechter (in rov. 4.1 van het vonnis): “Indien er sprake is van een dienstverband, dan kan Dutchweek mogelijk in haar hoedanigheid van werkgever aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [appellant] heeft geleden.”. Hiermee miskent de kantonrechter volgens [appellant] dat Dutchweek ook aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van [appellant] indien er sprake zou zijn van een overeenkomst van opdracht. Artikel 7:658 lid 4 BW bepaalt immers dat ook degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Grief II ziet op de overweging van de kantonrechter dat er geen sprake is van een dienstverband (rov. 4.3). Grief III richt zich tegen de overweging ten overvloede van de kantonrechter dat ook indien sprake zou zijn geweest van een dienstverband tussen [appellant] en Dutchweek, de vordering van [appellant] zou zijn afgewezen, omdat uit de camerabeelden volgt dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (rov. 4.4; door [appellant] in zijn memorie van grieven aangemerkt als rov. 4.3).

6.3

Het hof zal eerst grief III behandelen. De vraag die daarbij moet worden beantwoord is of, zoals door Dutchweek is gesteld, de schade van [appellant] in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid, zoals bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Op grond van dat artikel is de werkgever (dan wel een daarmee op grond van artikel 7:658 lid 4 BW gelijkgestelde) die zijn zorgplicht schendt, aansprakelijk voor de schade die de werknemer (dan wel een daarmee op grond van artikel 7:658 lid 4 BW gelijkgesteld persoon) als gevolg daarvan bij de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever/gelijkgestelde aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer/gelijkgesteld persoon.

6.4

De stelplicht - en bij voldoende betwisting de bewijslast - van de aanwezigheid van de hiervoor bedoelde opzet dan wel bewuste roekeloosheid rusten op de werkgever dan wel de daarmee in artikel 7:658 lid 4 gelijkgestelde. In het onderhavige geval - veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat Dutchweek werkgever of gelijkgestelde is van [appellant] en dat zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan - rusten de stelplicht en bewijslast van de opzet of bewuste roekeloosheid dus op Dutchweek.

6.5

Dutchweek heeft betoogd, met verwijzing naar de camerabeelden van het incident (overgelegd als productie 13 bij conclusie van dupliek in eerste aanleg; hierna: de camerabeelden), dat [appellant] excessief geweld heeft gebruikt door opeens en onnodig uit te halen naar de bezoeker. Ter mondelinge behandeling bij het hof, waar de camerabeelden door het hof en partijen gezamenlijk zijn bekeken, heeft zij die stelling herhaald. Dutchweek haalt daarnaast de e-mail van 18 juli 2019 (zie 3.8) aan, waarin [appellant] schrijft dat de rechter (in Salzburg) vond dat, omdat de bezoeker wel pijn heeft gehad, en er geen omstandigheden waren die dat rechtvaardigden, eenvoudige mishandeling bewezen kon worden. Uit dit alles blijkt, in de visie van Dutchweek, dat de schade is geleden als gevolg van opzet dan wel bewuste roekeloosheid van [appellant] .

6.6

[appellant] betwist dat die uitzondering op de aansprakelijkheid van de werkgever/gelijkgestelde van toepassing is. Hij heeft aangevoerd dat hij in strafrechtelijke zin geen rechtsregel heeft geschonden, zodat van opzet of bewuste roekeloosheid geen sprake kan zijn. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Dat standpunt heeft hij bij het gezamenlijk bekijken van de camerabeelden tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. Omdat er te weinig beveiligers waren, was volgens hem sprake van onveilige situaties. Eén daarvan heeft tot het betreffende incident geleid. De door hem als ‘duwklap’ aangeduide slag, volgde op het door de bezoeker met een vinger in zijn gezicht prikken. De situatie was bedreigend en beangstigend voor [appellant] en een duw van de bezoeker had hem van de trap kunnen doen tuimelen. Verder heeft hij met zijn handelen de veiligheid van kassamedewerkster [kassamedewerkster] gewaarborgd. De bezoeker had voorafgaand aan de confrontatie met [appellant] geld gestolen uit de kassa en probeerde dat voor een tweede keer te doen. [appellant] heeft weten te voorkomen dat er voor de tweede keer geld uit de kassa werd gestolen.

6.7

Het hof overweegt dat, ook indien [appellant] geen misdrijf of overtreding heeft begaan, er nog steeds sprake kan zijn van opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Het hof is daarnaast van oordeel dat de camerabeelden de stelling van Dutchweek dat van opzet of bewuste roekeloosheid sprake is wel, en de betwisting daarvan door [appellant] niet, ondersteunen. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.

6.8

Het hof stelt voorop dat het gebruik van geweld door een beveiliger onder omstandigheden niet te vermijden, althans het voorzienbaar gevolg van een onveilige situatie, kan zijn. In het onderhavige geval zijn dergelijke omstandigheden echter niet gebleken. Uit de camerabeelden blijkt dat [appellant] de bezoeker heeft geslagen. Het hof maakt uit de camerabeelden en in het bijzonder de positie van de bezoeker en [appellant] ten opzichte van elkaar en van de trap, niet op dat de bezoeker [appellant] makkelijk van de trap had kunnen duwen of daar aanstalten toe maakte. Maar wat daar ook van zij, een bedreigende situatie betekent op zichzelf genomen niet dat [appellant] niet anders kon dan een klap uitdelen. Het hof ziet op de camerabeelden niet de gestelde verdedigende ‘duwklap’, maar een aanvallende klap tegen de bezoeker. Ook ziet het hof op basis van de beelden niet in dat [appellant] niet anders kon dan een klap uitdelen. Dat sprake is van een dusdanige dreiging dat die alleen met een klap kon worden afgewend (in plaats van bijvoorbeeld het beetpakken en wegduwen van de bezoeker) volgt niet uit de beelden. De verklaring van [kassamedewerkster] (zie 3.9), waarin zij schrijft: “[appellant] protected us and reacted out of necessary defence”, doet aan de voorgaande constateringen niet af; in elk geval niet nu deze getuige voorafgaand daaraan verklaart: “Due to the fact that [appellant] was standing in front of me, I couldn’t exactly see what happened.”. Een noodweerexces-situatie is overigens gesteld noch gebleken, waarbij meespeelt dat [appellant] ,– die naar eigen zeggen twintig jaar ervaring in de beveiligingsbranche heeft – in staat moet worden geacht alleen noodzakelijk geweld te gebruiken. Ook het door [appellant] in zijn e-mail van 18 juli 2019 gegeven verslag van de zitting in Salzburg (zie 3.8) wijst, waar dat het oordeel van de rechter weergeeft dat eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden, in de richting van onnodig geweld.

6.9

Gelet op het bovenstaande heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd betwist de stelling van Dutchweek dat [appellant] opzettelijk en onnodig geweld heeft gebruikt, en dat daarmee de noodzaak zich in Salzburg voor de rechter te moeten verantwoorden, en de in verband daarmee door hem gemaakte kosten, in belangrijke mate het gevolg zijn van zijn opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Dat hij zich kennelijk (zie het verslag opgenomen in 3.8) – na betaling van een bedrag aan de rechtbank in Salzburg en aan het slachtoffer – niet (meer) hoefde te verdedigen tegen de aangepaste aanklacht van eenvoudige mishandeling, en dat zijn advocaat hem heeft verteld dat het anders was afgelopen als [appellant] had kunnen aantonen dat de bezoeker eerder op de avond agressief was, maakt dat niet anders.

6.10

Het bovenstaande betekent dat – ook als zou komen vast te staan dat er een arbeidsovereenkomst tussen Dutchweek en [appellant] bestond (of een relatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW) én dat Dutchweek haar zorgplicht heeft geschonden – Dutchweek niet op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de door [appellant] gestelde schade. Grief III faalt.

6.11

Het bovenstaande brengt met zich dat de grieven I en II geen nadere bespreking behoeven en dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.

Conclusie en proceskosten

6.12

De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van Dutchweek begroot op € 772,- aan griffierecht en € 2.926,- aan kosten advocaat (3,5 punten x tarief I).ECLI:NL:GHDHA:2023:1526