Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 080415 letsel wn-er na overval supermarkt; geen specifieke maatregelen ter voorkoming binnendringen via magazijndeur; wg-er aansprakelijk

Rb Midden-NL 080415 letsel wn-er na overval supermarkt; geen specifieke maatregelen ter voorkoming binnendringen via magazijndeur; wg-er aansprakelijk

4. De beoordeling

4.1. 
In artikel 7:658 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Ingevolge het tweede lid is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

4.2. 
Tussen partijen is niet in geschil dat [Eiseres] schade heeft geleden tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden en dat deze schade niet in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [Eiseres]. Gelet hierop is het aan Albert Heijn als werkgever om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij – kort gezegd – al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Weliswaar is met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bij gevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies.

4.3. 
Albert Heijn c.s. stelt zich op het standpunt dat Albert Heijn alle redelijke veiligheidsmaatregelen heeft genomen en aldus aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij voert in dit verband aan dat Albert Heijn binnen haar concern verschillende afdelingen heeft die zijn belast met veiligheidsaspecten. Deze afdelingen brengen de risico’s in kaart die de supermarktfilialen in het algemeen lopen en faciliteren het treffen van de benodigde veiligheidsmaatregelen. Ieder filiaal van Albert Heijn is uitgerust met een standaardbeveiliging en dient zich te houden aan enkele standaardregels op het gebied van veiligheid. Zo beschikt ieder filiaal over een alarmsysteem, camerasystemen, overvalknoppen, rolluiken, rampalen voor de toegangsdeuren en secu-strips bij de toegangsdeuren. Het filiaal in Houten had bovendien waarschuwingsstickers op de ruiten bij de toegangsdeur, onder meer dat de kluis is voorzien van een tijdslot en een systeem van gesloten geldoverdracht kent. Er stonden op het terrein zogenaamde sterke lampen op de gevel gericht en er golden specifieke regels ten aanzien van geldafroming en geldopslag.

4.4. 
Albert Heijn c.s. voert daarnaast aan, dat ieder Albert Heijn filiaal een winkelveiligheidsplan (WVP) kent, waarin het filiaal nadere veiligheidsmaatregelen vastlegt. Welke veiligheidsmaatregelen worden genomen, hangt onder meer af van de inschaling in veiligheidsklasse. Het filiaal in Houten was door het landelijke OM op basis van onderzoek naar de veiligheidsrisico’s in klasse E ingeschaald (een lage frequentie aan criminaliteit en overlast). Desalniettemin zijn ook in het filiaal in Houten aanvullende veiligheidsmaat¬regelen genomen om het veiligheidsrisico te beperken. Deze maatregelen zien onder meer op afspraken over hoe medewerkers moeten handelen in geval van een overval of kassagreep. Deze aanvullende veiligheidsmaatregelen zijn in de winkel inzichtelijk voor het personeel en worden jaarlijks besproken tijdens de week van de veiligheid en in werkoverleggen. Voorts zijn er veiligheidsinstructies opgenomen in de huisregels, waarvan bij indiensttreding een afschrift wordt verstrekt, en is er op intranet en in ieder filiaal een elektronisch handboek veiligheid beschikbaar.

4.5. 
[Eiseres] stelt onder meer dat de werknemers die de magazijndeur de ochtend van de overval hebben geopend, kennelijk geen instructies hebben gehad over hoe om te gaan met de magazijndeur, althans dat er geen controle was op de naleving van deze instructies. Doordat de twee werknemers de magazijndeur open hebben laten staan, is de overvallers de mogelijkheid geboden om ongestoord binnen te komen en de werknemers te overvallen. In het WVP staat dat de personeelsingang en de magazijndeur niet mogen worden geopend zonder vooraf door de deurspion te kijken. [Eiseres] maakt hieruit op dat de deuren ook niet open mogen blijven staan. Dit is in dit geval toch gebeurd.

4.6.
De kantonrechter stelt vast dat in paragraaf 7.10.6 van het WVP van het filiaal in Houten het volgende is bepaald:

“7.10.6 Deurspion/inspectieraam magazijndeur/personeelsingang

Met geldkantoor, dc personeelsingang cn de magazijndeur zijn voorzien van een doorkijkmogelijkheid. Deze deuren mogen nooit geopend worden zonder vooraf via de doorkijkmogelijkheid te hebben gekeken wie er voor de deur staat. Voor personen die we niet kennen gaat de deur nooit open. Roep een kaderlid om. (...)"

Het door [Eiseres] in het geding gebrachte WVP waarin deze instructie vermeld staat, is pas in 2010 of later vastgesteld. Albert Heijn heeft echter niet betwist dat deze instructie ook ten tijde van de overval al gold.

4.7.
Albert Heijn heeft ter zitting tevens verklaard dat zij het CBL Veiligheidsprotocol Bevoorrading Supermarkt (hierna: het Veiligheidsprotocol) hanteert. in paragraaf 2.2 van dit Veiligheidsprotocol staat de volgende instructie:

”2.2 Aan de achterdeur

1. Medewerker(s) of een camerasysteem van de winkel houden toezicht bij het laden en lossen;

2. Wees ook tijdens het laden en lessen alert op de omgeving;

3. Zorg dat de laad- en losdeur van de supermarkt zo min mogelijk en zo kort mogelijk open hoeft;

4. Na het binnenzetten van de goederen direct de deur sluiten;”

4.8. 
Tussen partijen is in geschil of de overval plaatsvond tijdens het laden en lossen of daarna en – meer in het bijzonder – of de twee medewerkers die hiermee bezig waren alleen de deur tijdens en binnenrijden van de broodkarren hebben laten openstaan of ook daarna nog. Dit kan naar het oordeel van de kantonrechter echter in het midden worden gelaten.

4.9. 
De kantonrechter stelt vast dat in het WVP geen instructie is opgenomen over het openen en open laten staan van de deur tijdens of na het lossen. In het WVP staat slechts dat de deur nooit mag worden geopend zonder vooraf via de doorkijkmogelijkheid te hebben gekeken wie er voor de deur staat en dat de deur nooit voor onbekende personen open gaat. Het WVP bevat aldus op dit punt een lacune. Albert Heijn heeft weliswaar – na overlegging daarvan door [Eiseres] – verklaard dat zij ook het Veiligheidsprotocol toepast, maar heeft niet nader toegelicht wanneer zij dit ter beschikking van haar werknemers heeft gesteld en welke specifieke instructies zij in dit verband aan haar werknemers heeft gegeven.

4.10. 
Gesteld noch gebleken is dat Albert Heijn c.s. in de gegeven omstandigheden geen rekening hoefde te houden met de mogelijkheid van een overval via een openstaande magazijndeur. Het feit dat het kennelijk nodig is gevonden de hierboven genoemde instructies op te stellen, wijst er al op dat dit een voorzienbaar risico was. Hieraan doet niet af dat het filiaal in Houten was ingeschaald in een lage veiligheidsrisicoklasse. Het risico van een overval is immers een algemeen risico van supermarkten. Om te voorkomen dat dit risico zich verwezenlijkt, dienen de werknemers hierop toegespitste instructies te krijgen die regelmatig worden geüpdatet. Albert Heijn c.s. heeft haar stelling dat dit daadwerkelijk is gebeurd, onvoldoende onderbouwd, evenals haar stelling dat de veiligheidsrisicoklasse jaarlijks is geüpdatet. Haar stelling dat zij haar werknemers veiligheidsinstructies heeft gegeven, is in dit verband te weinig concreet. Het lag op de weg van Albert Heijn c.s. om ter onderbouwing van haar stelling dat Albert Heijn op dit punt aan haar zorgplicht heeft voldaan, gemotiveerd te stellen dat de werknemers die de ochtend van de overval de magazijndeur hebben geopend om de broodkarren naar binnen te rijden, wisten dat zij de magazijndeur niet onbewaakt open mochten laten staan en dat zij ervoor dienden te zorgen dat deze deur zo min mogelijk en zo kort mogelijk geopend was, en dat regelmatig op naleving van die instructies is gecontroleerd. Albert Heijn c.s. heeft dit echter nagelaten. Zij heeft bovendien haar stelling dat er een Filiaalhulpverlener was aangewezen om toezicht te houden op het openen van de deur en dat deze ten tijde van de overval ook daadwerkelijk in het filiaal aanwezig was, onvoldoende onderbouwd. Denkbaar was ook geweest, dat Albert Heijn andere maatregelen had getroffen, bijvoorbeeld het plaatsen van een deurdranger op de deur zodat deze automatisch dicht ging of het aanstellen van een deurwacht tijdens het lossen. Voor zover Albert Heijn c.s. zich op het standpunt stelt dat het treffen van deze veiligheidsmaatregelen redelijkerwijs niet van Albert Heijn kon worden gevergd, bijvoorbeeld omdat het houden van toezicht op de magazijndeur door een deurwacht te kostbaar zou zijn. heeft zij deze stelling eveneens onvoldoende onderbouwd.

4.11. 
Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat Albert Heijn c.s. haar stelling dal Albert Heijn aan haar zorgplicht heeft voldaan onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar een groot aantal veiligheidsmaatregelen beschreven die zij normaliter treft, maar heeft niet gemotiveerd gesteld dat zij die specifieke maatregelen bij dit filiaal heeft getroffen om te voorkomen dat overvallers het filiaal tijdens het lossen van goederen via de magazijndeur konden binnendringen. Zij zal daarom niet worden toegelaten tot bewijslevering op dit punt.

4.12. 
Albert Heijn c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat het causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en de schade die [Eiseres] als gevolg van de overval heeft geleden ontbreekt, omdat de overval ook had plaatsgevonden als er wei extra veiligheidsmaatregelen waren getroffen. De kantonrechter acht het echter aannemelijk dat het risico op een overval via de magazijndeur door het nemen van specifieke, op dit risico toegespitste maatregelen aanzienlijk had kunnen worden beperkt. Er is daarom onvoldoende grond om aan te nemen dat het causaal verband tussen het niet treffen van deze maatregelen en de schade die [Eiseres] als gevolg van de overval heeft geleden geheel ontbreekt.

4.13. 
Uit het voorgaande volgt dat Albert Heijn als werkgever van [Eiseres] aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg van de overval heeft geleden. ACE heeft niet betwist dat zij in dat geval als aansprakelijkheidsverzekeraar van Albert Heijn eveneens voor deze schade aansprakelijk is. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom ten aanzien van beide gedaagde partijen worden toegewezen, in die zin dat verklaard wordt dat Albert Heijn c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de geleden en te lijden materiele en immateriële schade zijdens [Eiseres] als gevolg van de overval op 23 april 2005.www.stichtingpiv.nl