Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 280324 knieletsel door metalen hoekplaatje aan bed bij fixeren bewoner Woongroep; wg-er aansprakelijk;

RBGEL 280324 knieletsel door metalen hoekplaatje aan bed bij fixeren bewoner Woongroepwg-er aansprakelijk;
- BGK; uurtarief gematigd van € 285,00 naar € 200,00 voor periode voor afronding
 Grotius
- verzocht 19 uur x € 285,00 +21 %, toegewezen 15 uur € 285,00 + 21% = 
€ 5.258,75

2De feiten

2.1.

Pluryn biedt specialistische gehandicapten-, jeugd- en geestelijke gezondheidszorg met de behandeling en ondersteuning aan jongeren en volwassenen.

2.2.

[verzoeker] is op 26 oktober 2020 bij Pluryn in dienst gekomen en was laatstelijk werkzaam in de functie van persoonlijk begeleider op de locatie Woongroep [adres] .

2.3.

[verzoeker] is op 25 december 2021 een collega te hulp geschoten en heeft met anderen een van de bewoners op de voornoemde woongroep gedurende enige tijd op de grond gefixeerd. Dit vond plaats in de kamer van deze bewoner. [verzoeker] heeft daarbij letsel opgelopen aan zijn rechter knie, te weten een lange en diepe snee precies onder zijn knieschijf. Het letsel is ontstaan doordat [verzoeker] zich aan een metalen hoekprofiel dat aan het bed van de bewoner was gemonteerd, heeft gestoten.

2.4.

[verzoeker] is hierna naar het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (hierna: CWZ) gegaan waar de wond is gehecht. [verzoeker] heeft zich daarop ziekgemeld en na enkele weken heeft hij zijn werkzaamheden weer hervat.

2.5.

Op 31 januari 2022 is [verzoeker] uit dienst gegaan.

2.6.

Per brief van 23 januari 2022 heeft [verzoeker] Pluryn aansprakelijk gesteld voor het incident van 25 december 2021.

2.7.

Per brief van 16 maart 2023 heeft Centramed als schadeverzekeraar van Pluryn aan [verzoeker] bevestigd de aansprakelijkheidstelling in behandeling te nemen.

2.8.

Bij brief van 18 september 2023 heeft Centramed de aansprakelijkheid afgewezen. Uit deze brief wordt geciteerd:

Beoordeling
Uw cliënt is sinds 26 oktober 2020 werkzaam voor Stichting Pluryn als begeleider. Hij heeft in 2020 de verplichte agressie- en weerbaarheidstrainingen gevolgd. In 2021 en 2022 heeft hij ook de verplichte herhalingstrainingen gedaan. Per januari 2023 heeft uw cliënt de instelling op eigen beweging verlaten.

Ook was uw cliënt bekend met de betrokken cliënt en de werkwijze omtrent deze cliënt. Daarnaast was hij bekend met de omgeving en de inrichting van de kamer. U geeft aan dat er een scherpe hoek aan het bed zat. De instelling heeft niet kunnen achterhalen wat uw cliënt hier mee bedoeld. Het bed van cliënt was en is verankerd aan de grond. Het betrof hier een standaard bed.

Uit een getuigenverklaring blijkt dat er een kastdeur open stond en dat het hierdoor niet ideaal was om bij de betrokken collega te komen (zie getuigenverklaring). Cliënten mogen een kast hebben op hun kamer voor het opbergen van kleding en spullen. De ruimte wordt dan zo veilig mogelijk ingericht. Ook hier is dat als dusdanig gebeurd. Dat op dat moment een kastdeur open stond maakt niet dat dit een schending van de zorgplicht met zich mee brengt vanuit de werkgever. Er zijn ook geen eerdere incidenten of meldingen geweest vanuit medewerkers waaruit is gebleken dat de situatie rondom de inrichting van de kamer onveilig was.

U stelt dat uw cliënt zijn werkzaamheden niet volledig kon uitvoeren en uiteindelijk zijn dienstverband heeft beëindigd vanwege dit incident. Uit mijn overleg met verzekerde is gebleken dat hier geen sprake van is. Uw cliënt was vanaf mei 2022 weer volledig aan het werk. Pluryn heeft aangegeven dat wanneer uw cliënt last had van zijn knie uw cliënt dit aan kon geven en dat hier dan in het team rekening mee gehouden zou worden. Uw cliënt heeft dit niet aangegeven bij zijn toenmalige leidinggevende.
Daarnaast is het zo dat er onvrede was binnen het team, waar uw cliënt ook een onderdeel van was. Hier is door de werkgever mediation ingezet. De instelling laat weten dat de uitkomst niet bevredigend was voor uw cliënt. Er is nog geprobeerd uw cliënt tegemoet te komen. Er is hem een baan aangeboden op een andere woongroep binnen Pluryn. Van dit aanbod heeft uw cliënt geen gebruik gemaakt en op 29 november 2022 heeft uw cliënt zijn ontslag ingediend bij zijn leidinggevende. De arbeidsovereenkomst eindigde daarmee op 31 januari 2023.

(…)

Echter zie ik op basis van het bovenstaande geen schending van de zorgplicht jegens uw cliënt. Er is hier sprake van een zeer vervelende samenloop van omstandigheden waarbij uw cliënt zijn knie heeft gestoten aan de rand van het bed en daarbij een snee heeft opgelopen.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,

I. voor recht te verklaren dat Pluryn aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [verzoeker] lijdt en heeft geleden als gevolg van het ongeval dat hem op 25 december 2021 is overkomen en het tekortschieten van Pluryn in de naleving van haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW en/of als gevolg van een fout van een ondergeschikte ex artikel 6:170 BW;

II. te bepalen dat Centramed is gehouden om de letselschade van [verzoeker] te vergoeden in verband met de aansprakelijkheid van Pluryn voor het ongeval;

III. te bepalen dat Pluryn en Centramed zijn gehouden de reeds gemaakte en nog te maken kosten die gemoeid zijn met de deelgeschilprocedure te dragen en te voldoen aan [verzoeker] ;

IV. Pluryn en Centramed te veroordelen tot voldoening van de kosten van deze deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019aa lid Rv en te begroten op een bedrag van € 6.552,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de beschikking tot de dag van algehele voldoening daarvan;

V. Pluryn en Centramed te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 5.396,90 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de indiening van het verzoekschrift tot aan de dag van algehele voldoening.

3.2.

[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Pluryn is tekortgeschoten in naleving van haar zorgplicht uit artikel 7:658 lid 1 BW. [verzoeker] heeft in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij een incident op 25 december 2021 letsel opgelopen in de kamer van een bewoner van Pluryn, doordat hij zijn knie heeft gestoten aan een hoekplaatje dat aan het bed van deze bewoner was bevestigd ter versteviging van dit bed. Het hoekplaatje stak enigszins uit. [verzoeker] heeft daarbij een diepe snee onder zijn knieschijf opgelopen die op de spoedeisende hulp is gehecht. Dat het bed niet veilig was, blijkt te meer nu Pluryn na het incident is overgegaan tot de aanschaf van een deugdelijk metalen bed dat geschikt is om aan de vloer verankerd te worden.

Daarnaast stond ten tijde van het incident de kastdeur op de kamer van de betreffende cliënt open. Dit heeft de toegang tot de collega ( [naam 1] ) die hulp nodig had bemoeilijkt. Deze kastdeur had in de gegeven situatie gesloten moeten zijn volgens het voor de cliënt geldende protocol. [naam 1] heeft in strijd met het protocol in de onderhavige situatie verzuimd de kastdeur te sluiten en voorin de kamer te blijven. Zij is achterin de kamer gaan staan waardoor zij, nu de situatie escaleerde en de kastdeur openstond, moeilijk kon worden bereikt door andere collega’s. [naam 1] heeft al doende onrechtmatig gehandeld. Op grond van artikel 6:170 BW is Pluryn als werkgever van [naam 1] ook aansprakelijk voor haar fout. Centramed is als de aansprakelijkheidsverzekeraar van Pluryn eveneens gehouden om de letselschade van [verzoeker] te vergoeden (artikel 7:954 lid 1 BW).

Tot slot verzoekt [verzoeker] om vergoeding van de proceskosten van dit deelgeschil ex artikel 1019aa Rv en toekenning van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 BW.

3.3.

Pluryn en Centramed voeren verweer. Zij beroepen zich allereerst op niet-ontvankelijkheid, omdat de zaak zich niet leent voor een deelgeschil. Zij voeren daarvoor aan dat [verzoeker] op geen enkele manier inzichtelijk heeft gemaakt welke schade hij heeft geleden en eventueel nog lijdt. Een enkele uitspraak over de aansprakelijkheid zal partijen, bij gebrek aan enig inzicht over de omvang van de schade, niet tot een schikking kunnen brengen. Inhoudelijk stellen zij zich op het standpunt dat Pluryn als goed werkgever alle nodige en redelijke zorg heeft betracht ten einde dit letsel te voorkomen. Pluryn en Centramed betwisten voorts dat [naam 1] onrechtmatig jegens [verzoeker] heeft gehandeld. Het is volgens Pluryn en Centramed een huis-tuin-en keuken ongeval, een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Zij betwisten dan ook aansprakelijk te zijn.

4De beoordeling

Ontvankelijkheid en imperatieve afwijzingsgrond

4.1.

Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak.

Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank ook te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.1

4.2.

Pluryn en Centramed hebben betoogd dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek dan wel dat zijn verzoek moet worden afgewezen omdat geen sprake is van blijvend letsel of inkomensschade als gevolg van het incident. [verzoeker] heeft zelf zijn arbeidsovereenkomst met Pluryn opgezegd en de reden daarvan niet is gelegen in (de gevolgen van) het incident. Nu [verzoeker] volgens Pluryn en Centramed geen blijvende schade lijdt, zal een oordeel over de aansprakelijkheid niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.3.

[verzoeker] stelt dat er in het voortraject vrijwel uitsluitend is gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid en daarom de schade nog niet aan de orde is gekomen. [verzoeker] heeft ook nog geen schadestaat aan Pluryn en Centramed gestuurd. Volgens [verzoeker] is het onmogelijk om op dit moment te stellen dat een gerechtelijke vaststelling van de aansprakelijkheid partijen niet dichterbij een vaststellingsovereenkomst zal brengen nu de standpunten van partijen omtrent de schade nog onbekend zijn.

4.4.

Niet in geschil is dat [verzoeker] tijdens het incident letsel heeft opgelopen (een snijwond in de knie). Als wordt geoordeeld dat Pluryn daarvoor aansprakelijk is, is zij gehouden tot vergoeding van die schade. Een beslissing over de aansprakelijkheid kan dus bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dienaangaande. Dat de schade mogelijk gering is, doet daar niet aan af. [verzoeker] kan dan ook in dit deelgeschil worden ontvangen (artikel 1019w Rv). Dat de schade mogelijk gering is, maakt evenmin dat een beslissing over de aansprakelijkheid onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De imperatieve afwijzingsgrond van artikel 1019z Rv doet zich derhalve niet voor. Overigens heeft [verzoeker] in deze procedure gemotiveerd gesteld dat hij (ook) blijvend letsel heeft opgelopen. Voor nu kan in het midden blijven of [verzoeker] er uiteindelijk in zal slagen om dat aan te tonen.

Schending zorgplicht

4.5.

Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden (enige) schade heeft geleden. Dit betekent dat Pluryn op de voet van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor die schade, tenzij zij voldoende feiten en omstandigheden stelt en zonodig bewijst, die de conclusie kunnen dragen dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht.

4.6.

Een werkgever is op grond van het bepaalde in artikel 7:658 lid 1 BW gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 7:658 lid 1 BW in beginsel een ruime zorgplicht voor de werkgever inhoudt. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen, gereedschappen en kleding, alsmede van de organisatie van de werkzaamheden, en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op de behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Anderzijds beoogt artikel 7:658 BW geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Bovendien dient de werkgever ermee rekening te houden dat werknemers wel eens nalaten de voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is. De enkele omstandigheid dat een algemeen bekend risico van schade zich verwezenlijkt, of de enkele mogelijkheid van ernstige schade (op de werkplek/arbeidsplaats) schept voor de werkgever nog niet de verplichting maatregelen te nemen om die schade te voorkomen; welke verplichting in een concreet geval op de werkgever rust, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.2

4.7.

Pluryn stelt dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Zij laat al haar medewerkers die op een woongroep werken verplicht een agressie- en weerbaarheidstraining volgen. Ook [verzoeker] heeft deze trainingen en herhaaltrainingen gevolgd. Daarnaast is er een richtlijn ‘De-escaleren & Weerbaarheid De Winckelsteegh’ beschikbaar, bedoeld voor alle medewerkers die in contact komen met cliënten met gedragsproblemen. Ook is er een RI&E voor de locatie Reigerlaan 27 beschikbaar, die een inventarisatie en evaluatie inhoudt van de risico’s verbonden aan de werkzaamheden op de woongroep van deze locatie. [verzoeker] was bekend met de bewoner in wiens kamer het letsel is opgelopen. Zijn bed is aan de grond verankerd en op de hoeken verstevigd, juist voor de veiligheid van deze bewoner en van de medewerkers. De aangebrachte metalen hoekplaatjes zijn zorgvuldig door de technische dienst bevestigd. Ook indien er wel sprake zou zijn geweest van een gevaarzettende situatie ten aanzien van de bevestigde hoekplaatjes is de kans op ongevallen zodanig klein dat van Pluryn niet verwacht kon of hoefde te worden dat zij ter zake hiervan voorzorgsmaatregelen zou treffen.

4.8.

[verzoeker] voert aan dat Pluryn met de wijze waarop het betreffende hoekplaatje op het bed is gemonteerd (waarbij de scherpe rand uitstak) juist een onveilige werkomgeving heeft gecreëerd. Het bed van deze bewoner was niet fabriek-af geschikt om aan de grond te bevestigen en ook niet stevig genoeg voor zijn agressieve buien. Het bed had al veel eerder vervangen dienen te worden door een exemplaar dat geschikt was om aan de grond te bevestigen. Bovendien is het bed, na het incident, wel vervangen voor een dergelijk, en voor deze bewoner geschikt, exemplaar. Als Pluryn daar eerder toe was overgegaan, was het letsel niet opgetreden, aldus [verzoeker] . Door dit na te laten, heeft Pluryn haar zorgplicht geschonden, aldus [verzoeker] .

4.9.

De kantonrechter wil zonder meer aannemen dat Pluryn met de bevestiging van de metalen hoekplaatjes een veiliger omgeving heeft willen creëren voor haar bewoner en de medewerkers, immers diende te worden voorkomen dat bewoner met (delen van) het bed zou kunnen gaan gooien. Echter, gebleken is dat zij hiermee een nieuwe onveilige situatie heeft gecreëerd. Het plaatsen van de hoekplaatjes is kennelijk zo gebeurd dat het mogelijk is om je daaraan open te halen. Ter zitting heeft [verzoeker] onbetwist gesteld dat er een tamelijk eenvoudige manier is om dat te voorkomen. Te weten door het hoekplaatje in te frezen in het bed. Daartoe was het bed ook geschikt, namelijk van hout. Dit had redelijkerwijs ook van Pluryn mogen worden verwacht. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de bewoner met enige regelmaat agressief werd en dan door meerdere collega’s naar de grond moest worden gewerkt en daar moest worden gefixeerd, ook in zijn kamer met slechts beperkte bewegingsruimte. Onbetwist is gesteld dat bij een fixatie een soort worsteling tussen meerdere mensen ontstaat en zowel de bewoner als het personeel onverwachte bewegingen maken, met de vergrote kans dat zij zich aan de in de ruimte aanwezige meubels stoten. Volgens Pluryn komt het inderdaad vaker voor dat personeel zich stoot bij het fixeren van cliënten. Het stoten op zichzelf is geen situatie die Pluryn moet of kan voorkomen, anders dan fixaties zoveel mogelijk voorkomen en zo rustig mogelijk uit te laten voeren, waar het personeel ook op getraind zal zijn. Pluryn kan daarentegen wel voorkomen dat het personeel of de bewoners zich bij dat stoten aan scherpe metalen randjes openhalen. Zeker in een kleine ruimte als de kamer van deze bewoner die daar regelmatig gefixeerd moest worden, kon van Pluryn redelijkerwijs gevraagd worden om de hoekplaatjes in te frezen. Dit mede gelet op de eenvoud van de vereiste voorzorgsmaatregel en de ernst van de mogelijke gevolgen (diepe snijwonden). Door dat na te laten heeft Pluryn haar zorgplicht geschonden.

4.10.

Daarmee is aansprakelijkheid van Pluryn en Centramed gegeven (op de voet van 7:658 lid 2 BW respectievelijk 7:954 lid 1 BW) en zal het verzochte onder I en II worden toegewezen. De gestelde aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad van een ondergeschikte (artikel 6:170 BW) kan daarom verder onbesproken blijven.

Buitengerechtelijke kosten

4.11.

Voor de beoordeling of de declaraties van mr. Cankaya zijn te beschouwen als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6:96 lid 2 BW), is de aard en omvang van de schade en complexiteit van de zaak van belang. Daarnaast komt betekenis toe aan de verhouding tussen de schade en de kosten. Ook de opstelling van partijen in het schaderegelingsproces kan van invloed zijn op de redelijkheid van het maken van kosten en de omvang daarvan.

4.12.

Mr. Cankaya heeft als productie 17 een urenstaat in het geding gebracht die betrekking heeft op de periode van 9 augustus 2022 tot en met 20 september 2023, die uitkomt op afgerond 15,65 uur. Het bedrag aan gedeclareerde buitengerechtelijke kosten bedraagt in totaal € 5.396,90 (€ 285,00 + 21% x 15 ,65).

4.13.

Ten aanzien van de ter zitting als verweer gestelde wanverhouding tussen de buitengerechtelijke kosten en de omvang van de schade oordeelt de kantonrechter als volgt. Beslissend is of de kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid in redelijkheid zijn gemaakt en of de hoogte van deze kosten redelijk is (de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Dat uiteindelijk mogelijk maar een klein bedrag aan schadevergoeding wordt toegekend, of zelfs in het geheel geen schadevergoeding wordt toegekend, betekent op zich niet dat de buitengerechtelijke kosten onredelijk zijn gemaakt.3 Gelet op het geschil over de aansprakelijkheid acht de kantonrechter de omvang van de tot dusver verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden niet onredelijk hoog. De kantonrechter volgt Pluryn en Centramed wel in hun verweer dat een onredelijk hoog uurtarief is gerekend voor de periode waarin mr. Cankaya naar eigen zeggen nog niet de Grotius opleiding had afgerond. Voor de werkzaamheden tot juni 2023 zal daarom een uurtarief van € 200,00 exclusief btw worden gehanteerd. Voorts stellen Pluryn en Centramed dat er ook werkzaamheden zijn gedeclareerd met betrekking tot de ongevallenverzekering, maar zonder nadere toelichting valt dat niet uit de urenspecificatie op te maken, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Overige verweren aangaande de omvang van de gedeclareerde werkzaamheden zijn niet gevoerd. De conclusie is dat de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke kosten redelijk acht, althans met een gematigd uurtarief tot juni 2023. Dit komt neer op (€ 200,00 + 21% x 13,9 uur) + (€ 285,00 + 21% x 1,75 uur) = € 3.967,29. Nu deze kosten reeds zijn gemaakt, zal dit niet als een voorschot worden toegekend. De verzochte wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de datum het verzoekschrift, zoals is verzocht.

Proceskosten

4.14.

[verzoeker] heeft verzocht op de voet van artikel 1019aa lid 1 Rv aan advocaatkosten te begroten: 19 uur tegen een uurtarief van € 285,00 exclusief 21 % btw.

4.15.

Pluryn en Centramed maken bezwaar tegen het uurtarief (specialistentarief) in combinatie met het aantal uren en tegen het verzoek om de kostenveroordeling te vermeerderen met wettelijke rente.

4.16.

Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Dit betekent dat de kosten niet voor begroting en vergoeding in aanmerking komen indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld.4

4.17.

Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat het onderhavige deelgeschil niet onnodig of onterecht is ingesteld, zodat tot begroting zal worden overgegaan. De kantonrechter acht een tijdsbesteding van 12 uur voor een verzoekschrift met producties alsmede de daarvoor benodigde correspondentie en overleg, rekening houdend met het beperkte geschilpunt en de mate van complexiteit van de zaak, aan de hoge kant. De kantonrechter acht een tijdsbesteding van 8 uur redelijk, mede gelet op het feit dat een gespecialiseerd tarief is gerekend, dat op zichzelf niet als onredelijk voorkomt. Bij de matiging van het aantal uren heeft de kantonrechter meegenomen dat [verzoeker] zijn schade nog nauwelijks inzichtelijk heeft gemaakt of onderbouwd. Gelet op de omvang van het verweerschrift acht de kantonrechter de voor het voorbereiden van de zitting en opstellen van de pleitnotitie gevorderde tijdsbesteding van maximaal 4 uur redelijk. Voor het bijwonen van de zitting inclusief reistijd en nabespreking acht de rechtbank 3 uur redelijk. De begroting komt dan in totaal uit op een bedrag van € 5.258,75 (€ 285,00 + 21% x 15 = € 5.172,75 + € 86,00 aan griffierecht). Nu aansprakelijkheid vast staat, zullen Pluryn en Centramed ook tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. De verzochte wettelijke rente over dit bedrag zal eveneens worden toegewezen vanaf veertien dagen na deze beschikking.

Overig

4.18.

Het verzoek van [verzoeker] in rechtsoverweging 3.1 onder III. wordt niet toegewezen nu hij dit verzoek niet nader heeft toegelicht of onderbouwd en het dubbelop lijkt te zijn gelet op de verzoeken tot (begroting en) veroordeling in de proceskosten.

4.19.

Tot slot zal ook het verzoek om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren bij gebrek aan (voldoende) belang worden afgewezen. Artikel 1019bb Rv bepaalt dat tegen de beschikking geen voorziening openstaat. Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van deze beschikking heeft dan ook geen toegevoegde waarde. Dat de mogelijkheid van hoger beroep feitelijk kan worden gecreëerd in een bodemprocedure, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende.ECLI:NL:RBGEL:2024:1715

1Kamerstukken II 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18

2Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2011:BR5223, ECLI:NL:HR:2012:BX7590 en ECLI:NL:HR:2014:3519

3ECLI:NL:HR:2015:586

4Kamerstukken II 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18