Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 131113 whiplash; verzoek voorschot afgewezen omdat voor causaal verband medisch onderzoek nodig is

Rb Midden-Nederland 131113 whiplash; verzoek voorschot afgewezen omdat voor causaal verband medisch onderzoek nodig is;
- kosten gevorderd 32,08 uur x € 255,00 + 6%, totaal € 8.672,00; toegewezen obv 15 uur, totaal € 4.054,50

2.1. Op 24 september 2011 is [BETROKKENE] betrokken geraakt bij een aanrijding, waarbij [BETROKKENE] stilstaand voor een rood verkeerslicht door een verzekerde van ASR van achteren is aangereden. 
2.2. ASR heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. 
2.3. ASR heeft aan [BETROKKENE] een bedrag van € 5.000,00 bevoorschot. 
2.4. ASR heeft een Delta- V -onderzoek laten verrichten door Ongevallen Analyse Nederland. De conclusie die is opgenomen in het onderzoeksrapport van 28 september 2012 luidt: "De Volkswagen heeft als gevolg van onderhavige aanrijding ter hoogte van de zitpositie van mevrouw [BETROKKENE] een snelheidsverandering (delta v) van 2,2 tot 4,8 km/uur ondergaan_ De daarbij optredende gemiddelde voertuigversnel/ing heeft gelegen tussen 0,5 en 1,5 g" 

3 Het deelgeschil 
3.1. [BETROKKENE] verzoekt de rechtbank, na wijziging c.q. intrekking van een deel van het verzoek ter zitting, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 
- ASR te veroordelen tot betaling van C 35.000,00 dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag als voorschot op de door [BETROKKENE] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de aanrijding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het verzoekschrift, binnen zeven dagen na heden; 
- ASR te veroordelen tot betaling van C 593,14 voor het inwinnen van medisch advies; 
- ASR te veroordelen overeenkomstig artikel 1019aa Rv jo artikel 6:96 BW tot betaling van de kosten van het deelgeschil ten bedrage van C 8.672,00 inclusief kantoorkosten van 6%. 
32. Aan dit verzoek legt [BETROKKENE] - verkort weergegeven - ten grondslag dat uit de medische informatie van de behandelend misen volgt dat bij [BETROKKENE] sprake is van whiplashklachten, althans van klachten en beperkingen die kunnen worden toegerekend aan het ongeval. De klachten en beperkingen leiden tot schade, met name inkomensschade. 
33. ASR voert verweer en stelt zich daarbij op het standpunt dat het gezien de geringe snelheid en daarmee de geringe geweldsinwerking van de aanrijding niet aannemelijk is dat sprake is van causaal verband tussen de aanrijding en de door [BETROKKENE] gestelde klachten c.q, de schade. 
3.4. De rechtbank zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen. 

4 De beoordeling 
4.1. Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen. 
4.2. ASR is van mening dat het door [BETROKKENE] voorgelegde verzoek tot betaling van een voorschot zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Volgens ASR is geen sprake van een situatie waarvoor de deelgeschilprocedure is bedoeld, omdat de onderhandelingen tussen partijen niet zijn vastgelopen op een bepaald aspect van de schadeafwikkeling en een oordeel van de rechter daarover dienstig kan zijn om de onderhandelingen weer op gang te brengen. Partijen hebben nooit onderhandeld. ASR heeft van het begin af aan aangegeven dat zij het causaal verband tussen de gestelde schade en de aanrijding niet aannemelijk acht, zodat el' ook nooit enig inhoudelijk debat is gevoerd over de omvang van de schade. Daarnaast voert ASR aan dat het verzoek tot betaling van een voorschot buiten de reikwijdte en opzet van een deelgeschilprocedure valt, omdat voor een oordeel daarover de causaliteit tussen de aanrijding en de gestelde klachten en beperkingen zal moeten wordt beoordeeld. Op basis van de thans in het geding gebrachte stukken kan deze beoordeling niet plaatsvinden, daarvoor is nader (medisch) onderzoek en dus bewijsvoering noodzakelijk. 
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de Parlementaire Geschiedenis van de Wet deelgeschllprocedure voor letsel- en overtijdensschade (Kamerstukken Il, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 14 en 19 alsmede Kamerstukken Il, 2008-2009, 31 518, nr. 8, p. 2) volgt dat het verzoek kan zien op vaststellingen over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, terwijl het ook gericht kan zijn op het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de wijze waarop partijen zich bij het regelen van de schade dienen te gedragen. Onder deze laatste categorie, aspecten van het schaderegelingsproces, valt een beslissing over de toekenning van een (aanvullend) voorschot. 
De rechtbank is van oordeel dat door het feit dat ASR geen (nader) voorschot wil uitbetalen aan [BETROKKENE], door zich op het standpunt te stellen dat het causaal verband tussen de door [BETROKKENE] gestelde klachten en beperkingen en het haar overkomen ongeval niet aannemelijk is, de zaak is vastgelopen c.q, niet verder komt. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk verschil van inzicht beschouwd moet worden als een impasse en dat in dit verband niet te zware eisen moeten worden gesteld aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van onderhandelingen die met behulp van een oordeel van de rechtbank opgepakt kunnen worden en in het verlengde daarvan aan de voorwaarde dat de verzochte beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 
4.4. Daarmee komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot bevoorschotting van [BETROKKENE]. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de aard van de deelgeschilprocedure met zich brengt dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit stelt dus andere eisen aan de beoordeling van een verzoek over een (aanvullend) voorschot dan indien een voorschot in kort geding of provisionele eis in een bodemprocedure zou worden gevorderd (waarin alsdan voorlopige oordelen worden geformuleerd). Dit betekent dat op basis van de thans in het geding gebrachte stukken vastgesteld moet kunnen worden dat BETROKKENE] een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds door ASR betaalde voorschotten (significant) overstijgt. Voor (nadere) bewijs levering is in een deelgeschilprocedure immers in beginsel geen plaats, terwijl het in voorkomend geval ook niet zou gaan om een overzichtelijke, eenvoudige bewijskwestie op grond waarvan de rechtbank aanleiding zou zien op dat uitgangspunt een uitzondering te maken. 
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat ASR als aansprakelijke partij gehouden is de schade die [BETROKKENE] als gevolg van het ongeval leidt, dient te vergoeden. Tussen partijen is in geschil de omvang van de schade, waarbij ASR zich op het standpunt stelt dat gezien de geringe snelheid waarmee de aanrijding heeft plaatsgevonden er geen sprake kan zijn van schade aan de zijde van [BETROKKENE]. Op die grond meent ASR niet gehouden te zijn tot nadere bevoorschotting. De vraag die thans derhalve eerst beantwoord moet worden is of het causaal verband tussen klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds op dit moment kan worden vastgesteld. 
Anders dan [BETROKKENE] is de rechtbank van oordeel dat op basis van de medische informatie waarnaar zij verwijst en die in dit deelgeschil (deels) in het geding is gebracht niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de gestelde klachten van [BETROKKENE]. Het betreft immers (alleen) medische gegevens uit de behandelend sector, waaronder bovendien geen neurologische gegevens. Tot op heden is (in ieder geval) de neuroloog vooralsnog de meest aangewezen specialist om de vraag naar het (medisch) oorzakelijk verband tussen klachten en een ongeval als [BETROKKENE] is overkomen te beantwoorden. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank bij de huidige stand van zaken niet vaststellen dat de klachten van [BETROKKENE] in causaal verband staan tot het ongeval. [BETROKKENE] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld, de nu voorhanden zijnde gegevens zijn daarvoor in ieder geval niet toereikend, dat het vereiste causaal verband tussen haar klachten en het haar overkomen ongeval bestaat. Er is eerst nader onderzoek naar de medische causaliteit nodig voordat de (juridische) causaliteit kan worden beoordeeld. Er zal dus onderzoek verricht moeten worden, te beginnen met medisch onderzoek, waarna een verzekeringsgeneeskundige aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek een belastbaarheids- en beperIcingenprofiel zal moeten opstellen, waarna er een arbeidsdeskundige geraadpleegd moet worden over de - kort gezegd - verdiencapaciteit van [BETROKKENE]. Op dit moment is derhalve nog geenszins het stadium bereikt dat duidelijkheid bestaat over de klachten en beperkingen die kunnen worden toegeschreven aan het [BETROKKENE] overkomen ongeval, terwijl zoals de rechtbank ook onder 4.4. heeft overwogen, binnen de deelgeschilprocedure geen ruimte bestaat voor (uitgebreide) bewijslevering. Nu het causaal verband niet kan worden vastgesteld bestaat ook te weinig duidelijkheid over de omvang van dan het ongeval toe te rekenen schade, nog daargelaten dat [BETROKKENE] haar schade niet, althans volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd. Het dossier bevat hierover geen informatie. Het voorgaande betekent dat de rechtbank thans niet kan vaststellen dat [BETROKKENE] een vorderingsrecht heeft dat het reeds verstrekte voorschot overstijgt. Het verzoek wordt afgewezen. 
4.6. Het voorgaande betekent voor de verzochte vergoeding van de kosten voor het inwinnen van medisch advies dat deze zullen worden afgewezen. Niet valt te beoordelen of deze kosten al dan niet reeds zijn vergoed met het verstrekte voorschot van E 5.000,00. 
4.7. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid I R v de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. 
[BETROKKENE] maakt aanspraak op een bedrag van € 8.672,00, (blijkens de uitleg ter zitting wordt vergoeding gevraagd van een aantal uren van 32,08, waarbij een uurtarief van € 255,00 te vermeerderen met 6 kantoorkosten wordt gehanteerd). ASR stelt zich kort gezegd op het standpunt dat het aantal bestede uren heel hoog is en daarom de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Zij heeft geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het uurtarief. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank worden begroot op 15 uren xe 255,00 exclusiefkantoorkosten, derhalve op € 4.054,50 inclusief kantoorkosten, te vermeerderen met het door [BETROKKENE] betaalde griffierecht van € 842,00. ASR zal tot betaling daarvan aan [BETROKKENE] worden veroordeeld. www.wetdeelgeschillen.info