Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 190923 geen vernietiging bindend advies Geschillencommissie Zorg na klachten tzv informed consent bij cosmetische ingreep

GHARL 190923 geen vernietiging bindend advies Geschillencommissie Zorg na klachten tzv informed consent bij cosmetische ingreep

 

2De kern van de zaak

2.1

[appellante] heeft op 19 oktober 2018 een cosmetische ingreep (een platysmalift) laten uitvoeren door plastisch chirurg [de plastisch chirurg] die toen verbonden was aan Kliniek Heyendael. [appellante] was niet tevreden met het resultaat en er was, kort gezegd, volgens haar ook geen sprake van informed consent (als bedoeld in artikel 7:448 BW) over de uit te voeren ingreep. Op 8 november 2019 heeft een hersteloperatie plaatsgevonden (een MACSlift), die (ook) niet is uitgevoerd zoals [appellante] wenste en/of waarover volgens haar geen overeenstemming was. Op 30 juli 2020 heeft [appellante] een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Zorg, waaruit een bindend advies van 7 mei 2021 is voortgekomen. De klachten van [appellante] zijn door de Geschillencommissie ongegrond verklaard.

2.2

[appellante] is het niet eens met het bindend advies en heeft daarop bij de rechtbank onder meer gevorderd het bindend advies te vernietigen en een vervangende beslissing te nemen. De rechtbank heeft (in het bestreden vonnis van 13 juli 2022) (geen publicatie bekend, red. LSA LM) geoordeeld dat er geen grond bestaat voor vernietiging van het bindend advies.

2.3

Met het oordeel van de rechtbank is [appellante] het niet eens en zij heeft hoger beroep ingesteld. De kern van haar bezwaren (grieven) komen neer op een herbeoordeling van de zaak. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen en zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel is gekomen.

3Het oordeel van het hof

De relevante feiten

3.1

De rechtbank heeft in het vonnis van 13 juli 2022 onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten vastgesteld waarvan het hof ook zal uitgaan, met uitzondering van de laatste zin onder 2.5 waartegen [appellante] bezwaren heeft geuit. Voor zover nodig zal het hof hierna nog op ingaan.

De procedure voor de Geschillencommissie

3.2

Omdat [appellante] ontevreden was over de uitgevoerde cosmetische ingrepen (en met name de communicatie daarover) heeft zij een klacht (met 40 bijlagen) ingediend bij de Geschillencommissie en haar klacht op een formulier als volgt omschreven: Betreft een klacht tegen de eigenaar van kliniek Heyendael:: [de directeur] , door wie ik mij flink belazerd en misleid voel én een klacht tegen de uitvoerend chirurg [de plastisch chirurg] , die eerst m.i. een onjuist advies gegeven heeft, en daarna een beloofde na-correctie niet uitgevoerd heeft. Of dat [de plastisch chirurg] verwijtbaar is, is mij niet duidelijk geworden tot heden. Daarnaast is de gang van zaken in deze kliniek op zijn minst ongebruikelijk en m.i. (wettelijk) onjuist. Ik werd b.v. geconfronteerd met een Arts die de Nederlandse taal niet beheerste, terwijl het bij plastische chirurgie m.i. noodzakelijk is, dat Arts en cliënt in dezelfde taal communiceren.”

Zowel [de directeur] als [de plastisch chirurg] hebben een verweerschrift ingediend.

Op 7 mei 2021 heeft de zitting van de Geschillencommissie plaatsgevonden, waarbij [appellante] en [de directeur] in persoon zijn verschenen en hun standpunten hebben toegelicht.

3.3

De Geschillencommissie heeft in haar bindend advies van 7 mei 2021 de klacht van [appellante] als volgt samengevat: “De cliënte voelt zich “belazerd en misleid” door de directeur van de zorgaanbieder [ [de directeur] van kliniek Heyendael, toev. hof]. Aan de cliënte is eerst een onjuist advies gegeven en daarna is de beloofde na-correctie niet uitgevoerd. De cliënte werd daarnaast geconfronteerd met een arts die de Nederlandse taal niet beheerst, terwijl dat volgens cliënte wel noodzakelijk is. De afgesproken halslift en mondhoek-kaak-gebied correctie zijn niet uitgevoerd. (…)”

Vervolgens heeft de Geschillencommissie kort de feiten opgesomd vanaf het consult op 28 september 2018 bij [de plastisch chirurg] , de uitgevoerde ingreep op 19 oktober 2018 (een platysmalift), de communicatie daarna over het resultaat, het consult op 7 november 2019 bij [de directeur] en de uitgevoerde ingreep op 8 november 2019 (een MACSlift).

3.4

De Geschillencommissie heeft voorts overwogen: “Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht maakt de commissie op dat de zorgaanbieder het informed consent in zijn algemeenheid goed geregeld heeft. Voorafgaand aan de ingreep wordt door middel van een PowerPoint presentatie aan de hand van foto’s uitgelegd wat er gaat gebeuren en welk resultaat dit heeft. Daarnaast vindt een consult met een arts plaats waarna het informed consent formulier door de arts en de patiënt wordt ondertekend. Daarbij wordt ook aangegeven dat het resultaat kan tegenvallen.

Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de cliënte is geïnformeerd over de ingreep. Het is voor de commissie lastig te achterhalen wat daadwerkelijk is gezegd. De commissie moet het ervoor houden dat waarvoor de cliënte heeft ondertekend ook daadwerkelijk is gezegd.

De directeur heeft het – gelet op de vragen die nog bij de cliënte speelde – nodig gevonden de cliënte een dag voor de tweede ingreep face-to-face op een consult te zien. Tijdens dat gesprek is besloten voor een andere ingreep, de MASClift, te gaan. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zorgvuldig gehandeld door een nieuw consult nodig te achten omdat bij de cliënte nog vragen bestonden.

De commissie heeft bij haar beslissing betrokken het Kwaliteitskader Cosmetische Zorg waarin de landelijke afspraken staan omschreven die van toepassing zijn op de organisatie van de zorg binnen de cosmetische geneeskunde. In dit kader staat onder andere beschreven de bedenktijd tussen een gesprek en de geplande ingreep. De commissie is van oordeel dat zowel de uitgevoerde halslift en de Mac-lift onder categorie 3 ingrepen kan worden geplaatst. Dit betekent dat de bedenktijd tussen het besluitvormend consult waarin de behandeling wordt voorgesteld en de beslissing om de behandeling door te laten gaan tenminste een (1) week is. De commissie stelt vast dat aan de bedenktijd gelegen tussen het besluitvormend consult en de halslift ruimschoots wordt voldaan. De bedenktijd tussen het consult waarin de Mac-lift wordt voorgesteld en de daadwerkelijk ingreep is slechts een (1) dag. De commissie is echter van mening dat nu cliënte voldoende is ingelicht over de halslift en zij zelf naast deze halslift nog enkele andere – kleine – ingrepen in hetzelfde gebied wenste waardoor uiteindelijk de ingreep een Mac-lift is geworden, in combinatie met de voorlichting over de halslift, de informatie over de door haar uiteindelijk gewenste Mac-lift en het door haar getekende informed consent, zij voldoende bedenktijd heeft gehad voor het ondergaan van de uiteindelijke ingreep en daarmee heeft de zorgaanbieder voldaan aan de landelijke afspraken die binnen de cosmetische geneeskunde hierover is gemaakt. (…)

De ingrepen zelf zijn naar het oordeel van de commissie lege artis uitgevoerd.”

Als gezegd onder 2.1 heeft de Geschillencommissie de klacht van [appellante] ongegrond verklaard.

Het toetsingskader voor vernietiging van een bindend advies

3.5

De rechtbank heeft onder 4.2 van het vonnis het toetsingskader voor vernietiging an een bindend advies weergegeven, waarmee het hof zich kan verenigen. Hiertegen zijn terecht door [appellante] geen bezwaren aangevoerd. Kort gezegd kan een bindend advies vernietigd worden (op de voet van artikel 7:904 BW) indien gebondenheid daaraan in de gegeven omstandigheden in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze maatstaf leidt ertoe dat voor de burgerlijke rechter terughoudendheid is geboden en dat een bindend advies ernstige gebreken moet vertonen wil de hiervoor bedoelde onaanvaardbaarheid kunnen worden aangenomen. In de parlementaire geschiedenis bij de genoemde wettelijke bepaling wordt dit als volgt geformuleerd, namelijk dat er geen plaats is voor vernietiging “als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden”.1

De aangevoerde gronden voor vernietiging

3.6

In de inleidende dagvaarding (onder nummer 23) voert [appellante] aan dat zij zich niet kan verenigen met het bindend advies omdat de Geschillencommissie 1) niet ingaat op de verschillende klachten, 2) het advies evidente slordigheden en onjuistheden bevat en 3) omdat het slecht gemotiveerd is. Het advies is daardoor onbegrijpelijk en in verband met de inhoud in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en op de grond van artikel 7:904 BW vernietigbaar, aldus [appellante] .

De rechtbank heeft de verwijten van [appellante] beoordeeld en is tot de slotsom gekomen dat er geen grond bestaat voor vernietiging. De grieven beogen een nieuwe beoordeling in hoger beroep.

3.7

De door [appellante] geformuleerde klacht bij de Geschillencommissie (zie onder 3.2 hierboven) is door de Geschillencommissie correct samengevat weergegeven in de beslissing (zie onder 3.3 hierboven). De klacht van [appellante] ging niet zozeer over de kwaliteit van de uitvoering van de cosmetische ingrepen, maar met name over de wijze waarop het informed consent is vormgegeven en hoe dat bij [appellante] is gegaan. Eén van haar punten was daarbij het feit dat de cosmetisch chirurg die de ingrepen heeft uitgevoerd de Nederlandse taal niet sprak/beheerste wat de communicatie en wilsbesluitvorming (informed consent) nadelig heeft beïnvloed zo begrijpt het hof. De Geschillencommissie heeft zich met name over het informed consent in brede zin, in de cosmetische chirurgie een oordeel gevormd. De Geschillencommissie heeft acht geslagen op de ondertekende ‘informed consent’ formulieren en is er vanuit gegaan dat wat er in stond geschreven ook zo is verteld tegen [appellante] , omdat niet meer viel te achterhalen wat in die gesprekken (precies) gezegd is. De Geschillencommissie heeft ook de informatie die de Kliniek via mail/PowerPoint aan [appellante] heeft toegezonden dan wel die zij op papier heeft meegekregen, meegenomen in de beoordeling of [appellante] over de ingrepen goed is geïnformeerd. Voorts heeft de Geschillencommissie in haar beoordeling betrokken het Kwaliteitskader Cosmetische Zorg, in het bijzonder de bedenktijd die staat beschreven tussen een gesprek en de daadwerkelijke ingreep. Die bedenktijd dient ten minste één week te zijn. Het hof begrijpt hieruit dat ook die bedenktijd onderdeel is van het informed consent omdat de cliënt dan nog rustig de tijd heeft om alle informatie tot zich te nemen en al dan niet te beslissen om de ingreep te laten plaatsvinden. Die bedenktijd is bij de eerste ingreep ruimschoots in acht genomen, maar niet bij de tweede ingreep. De Geschillencommissie oordeelt met inachtneming van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot de tweede ingreep (en het persoonlijk gesprek dat nog één dag voor de tweede ingreep met de Nederlandse cosmetisch chirurg [de directeur] heeft plaatsgevonden), de Kliniek (althans haar artsen) voldaan heeft aan de landelijke afspraken hierover binnen de cosmetische geneeskunde. Het feit dat de Geschillencommissie niet expliciet de klacht van [appellante] heeft besproken dat de uitvoerend cosmetisch chirurg niet de Nederlandse taal machtig was, kan hieruit worden verklaard en begrepen nu de Geschillencommissie onder het begrip informed consent (de wijze waarop de wilsbesluitvorming tot stand komt) alle aspecten heeft meegewogen om dit te (kunnen) beoordelen. Daarbij behoefde de Geschillencommissie dit aspect niet apart te benoemen.

3.8

[appellante] heeft ook nog geklaagd over onjuistheden/slordigheden in het bindend advies met name over de soort ingreep/ingrepen die al dan niet zouden hebben plaatsgevonden. Met de rechtbank (onder 4.6 van het vonnis) oordeelt het hof dat een klacht over de verrichte ingrepen en de deugdelijkheid daarvan, niet ter beoordeling voorlagen bij de Geschillencommissie. De Geschillencommissie heeft desondanks hierover nog wél een oordeel gegeven en overwogen dat de ingrepen zijn lege artis zijn verricht, dat wil zeggen overeenkomstig de professionele standaard, maar dat had niet gehoeven. Het moge zo zijn dat [appellante] nog steeds van mening is dat de uitgevoerde cosmetische ingrepen niet lege artis zijn uitgevoerd (het CTG heeft daarover op 15 mei 2023 inmiddels een eindoordeel gegeven), doch dit aspect ligt hier niet ter beoordeling voor.

3.9

Al met al is de Geschillencommissie in haar oordeelsvorming voldoende ingegaan op de voorliggende klachten en heeft de beslissing naar behoren gemotiveerd. Het hof sluit zich verder aan bij het oordeel van de rechtbank (onder 4.8 van het vonnis) en maakt dat tot de zijne.

3.10

Gezien het onder 3.5 weergegeven toetsingskader oordeelt het hof net als de rechtbank dat het bindend advies van de Geschillencommissie door de inhoud of manier waarop dit tot stand is gekomen niet zo gebrekkig is (de formele eisen spelen hier geen rol) dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als [appellante] hieraan gebonden zou zijn. ECLI:NL:GHARL:2023:7815