Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 280923 Smartengeld € 200.000,00, incomplete dwarslaesie, neuropatische pijn, spasmen, volledig zorgafhankelijk, PTSS, suïcidepoging

RBZWB 280923 poging tot moord; VAV € 612.684,00, HH € 344.925, kosten expertisebureau € 2.117,50, mantelzorg € 160.160,00,
- Smartengeld € 200.000,00, incomplete dwarslaesie, neuropatische pijn, spasmen, volledig zorgafhankelijk, PTSS, suïcidepoging
- affectieschade ouders € 15.000,00, 
incomplete dwarslaesie, neuropatische pijn, spasmen, volledig zorgafhankelijk, PTSS, suïcidepoging

7.1

Benadeelde partij [slachtoffer01]

Algemene verweren

De rechtbank stelt voorop dat de behandeling van de vordering tot vergoeding van materiële schade geen onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. De vordering is voorzien van een uitgebreide toelichting, 21 bijlagen en een rapport van het [expertisebureau01] om een deel van de gevorderde bedragen te onderbouwen. De verdediging heeft voldoende de gelegenheid gekregen om kennis te nemen van de vordering en/of zo nodig een contra-expertise te laten uitvoeren. Het enkele feit dat de vordering tot schadevergoeding om een hoog bedrag gaat, maakt dit niet anders.

De rechtbank is van oordeel dat, nu het bewezenverklaarde handelen van verdachte in Nederland heeft plaatsgevonden, de benadeelde partij met betrekking tot de door hem gevorderde schade een beroep kan doen op de Nederlandse forfaitaire regelingen en rechtspraak. Het delict is in [plaats01] gepleegd, de benadeelde partij heeft daar ook verbleven en zijn bedrijfsactiviteiten in Nederland ontplooid. Het feit dat de benadeelde partij in april 2023 noodgedwongen naar Polen is overgebracht, alwaar een groot deel van de behandeling plaatsvindt, doet daar niet aan af. Het verweer op dit punt zal worden verworpen.
Voordat de rechtbank tot een beoordeling komt of, en zo ja voor welk bedrag, er schade is geleden zal per onderdeel een beoordeling moeten plaatsvinden.

Het verzoek tot vergoeding van materiële schade
Zaakschade
De verdediging heeft deze schadepost niet betwist. Er is sprake van onherstelbare schade aan het linnengoed door bloedverlies. De gevorderde bedragen ten aanzien van het beddengoed betreffen een vertegenwoordiging van de economische dagwaarde die de rechtbank niet onredelijk voorkomt. Het bedrag van € 185,- zal worden toegewezen.

Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging deze schadepost terecht deels heeft betwist, nu voor de gehele periode de hogere forfaitaire bedragen van 2023 zijn gebruikt. De ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden van 7 oktober 2022 tot en met 6 december 2022. De vergoeding die uit de Letselschaderichtlijn naar voren komt blijkt te zijn: 61 dagen x € 31,- = € 1891,-. De opname in het revalidatiecentrum heeft geduurd van 7 december 2022 tot en met 31 maart 2023. De vergoeding die uit de letselschaderichtlijn naar voren komt blijkt te zijn: (25 dagen x € 16,-) + (90 dagen x € 18,-) = € 2020,-. Er zal dan ook bedrag van € 1891,- en € 2020,- worden toegewezen. Er zal een bedrag van € 294,- worden afgewezen.


Medische kosten
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken en de toelichting ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij medische kosten heeft gemaakt. De kosten voor de ziekenopname, het ambulancevervoer, de revalidatiesessies, de therapieën, de huidige/toekomstige medicatie en behandeling zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Er is geen sprake van een onduidelijke vordering zoals door de verdediging is betoogd. De inhoud van de medische zorg die is verleend en de kosten die daarvoor zijn gemaakt, zijn concreet omschreven en ook vertaald. Dat geldt eveneens voor de toekomstige medische zorg. Het feit dat de situatie omtrent de zorgverzekering van de benadeelde partij niet is bijgevoegd, leidt niet tot een andere conclusie. De bedragen van € 714,58 en € 1480,68 en € 223,80 en € 297,65 en € 222,77 en € 1800,- en € 1200,- zullen worden toegewezen.

Medische hulpmiddelen
De verdediging heeft deze schadepost, voor wat betreft de huidige medische hulpmiddelen, niet betwist. De rechtbank heeft op basis van productie 16 kunnen nagaan dat de facturen voor deze hulpmiddelen door de benadeelde partij zijn betaald en hij van deze hulpmiddelen afhankelijk is. De vergoeding voor deze kosten zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank acht ook de vergoeding voor toekomstig noodzakelijk geachte medische hulpmiddelen eveneens aangewezen. Het gevorderde bedrag komt redelijk voor. De bedragen van € 345,01 en € 1500,- zullen worden toegewezen.

Verlies aan verdienvermogen
De verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze post is onderbouwd met een berekening van het [expertisebureau01] . De uitgangspunten die aan de berekening ten grondslag liggen zijn opgesomd en gebaseerd op het minimale nadeel dat voor het slachtoffer zou zijn ontstaan. Daarbij is voldaan aan de vereisten van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek dat als basis geldt voor een personenschadeberekening en in dat kader is voorbeeldjurisprudentie overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er een concreet betrouwbare afspiegeling is gegeven voor het verlies aan verdienvermogen. De rechtbank zal dit onderdeel daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 612.684,-.

Huishoudelijke hulp

De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het is voor de rechtbank duidelijk dat de benadeelde partij zijn huishoudelijke taken niet zelfstandig kan uitvoeren, gelet op zijn blijvende beperkingen en belastbaarheid. Het [expertisebureau01] heeft een berekening toegepast en daarbij de Letselschaderichtlijn Huishoudelijke Hulp betrokken. Voorts is voorbeeldjurisprudentie overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en zal dit onderdeel daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 344.925,-.

Zelfwerkzaamheid
De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het is voor de rechtbank duidelijk dat de situatie van de benadeelde partij het niet toelaat om zijn woning te onderhouden. Hij kan dit fysiek niet bolwerken. Het [expertisebureau01] heeft een berekening toegepast en daarbij de Letselschaderichtlijn Zelfwerkzaamheid betrokken. Voorts is voorbeeldjurisprudentie overlegd. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en zal dit onderdeel integraal toewijzen tot een bedrag van € 12.544,-.

Kosten [expertisebureau01]
De verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de factuur bestudeerd die voor het opmaken van de schadeberekening is ingezonden. De kosten vallen onder artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade en komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. Het bedrag van € 2117,50 zal dan ook worden toegewezen.

Mantelzorg

De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het staat vast dat de benadeelde partij hulp nodig heeft bij zijn persoonlijke verzorging (zoals het douchen, het aankleden, een toiletbezoek en de begeleiding bij bezoeken buitenshuis). De benadeelde partij komt voor vergoeding van de hulp in aanmerking. Bij de begroting van deze vergoeding kan worden aangesloten bij de Letselschaderichtlijn Huishoudelijke Hulp. Bij de kosten van verzorging wordt uitgegaan van de bedragen die normaliter worden gemaakt voor het inhuren van professionele hulp, ook als dit door bekenden of familie wordt verricht . De rechtbank acht een vergoeding voor een bedrag van € 11,- per uur, gedurende 28 uur per week, over een periode van tien jaar redelijk. Het subsidiair gevorderde bedrag van € 160.160,- zal daarom worden toegewezen.

Reiskosten en kosten bijwonen zitting
De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. De reiskosten naar het revalidatiecentrum, de zitting en de verblijfskosten zijn in voldoende mate aannemelijk gemaakt. De rechtbank sluit aan bij de Letselschaderichtlijn Kilometervergoeding die hiervoor geldt en het op de factuur vermelde bedrag. De kosten voor het bijwonen van de zitting zijn niet betwist. De bedragen van € 614,79 en € 249,30 zullen daarom worden toegewezen.

Conclusie
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.145.175,08 dat bestaat uit materiële schade. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Het verzoek tot vergoeding van immateriële schade

Er is namens de benadeelde partij een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend voor een bedrag van € 300.000,-. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding komt naar voren dat de benadeelde partij fors letsel heeft opgelopen. Hij heeft door het handelen van verdachte een incomplete dwarslaesie opgelopen. Hij kan zijn beide benen en armen niet dan wel niet volledig meer gebruiken. De linkerzijde van het lichaam is volledig verlamd en de rechterzijde gedeeltelijk. Bij de ziekenhuisopname is geconstateerd dat de halsslagader, de wervelslagader en slokdarm zijn doorstoken. Naast de dwarslaesie is sprake van een neuropatisch pijnprobleem. Bij opname in het revalidatiecentrum is er last van pijn in de onderrug, worden spasmen ervaren en is er sprake van incontinentie. De benadeelde partij heeft een blaaskatheter, last van droge hielen en slaapproblemen. Hij heeft voor elke verplaatsing een rolstoel nodig en is in het dagelijks leven volledig afhankelijk van de hulp en zorg door anderen. Hij zal blijvend invalide zijn en moet met zijn beperkingen leren omgaan.

De benadeelde partij heeft een therapie doorlopen in het ziekenhuis en revalidatiecentrum. Hij staat thans onder psychologische begeleiding en wordt behandeld voor angst- en paniekaanvallen. Er is sprake van een posttraumatisch stresssyndroom en de benadeelde partij heeft een suïcidepoging ondernomen. Hij zal nog een lang medisch hersteltraject moeten volgen en onder controle moeten blijven van de revalidatiearts. Het handelen van verdachte heeft een zeer negatieve weerslag gekend op de kwaliteit van het leven van de benadeelde partij. Hij ervaart zwaar verdriet, hevige pijn en zijn toekomstplannen zijn van de baan geschoven. Er zal een lang psychisch verwerkingsproces moeten plaatsvinden, waarvan het maar de vraag is welke positieve effecten dit voor de benadeelde partij heeft.

Naar het oordeel van de rechtbank is namens de benadeelde partij voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Op basis van de overgelegde stukken kan dan ook worden vastgesteld dat, naar objectieve maatstaven, sprake is van aantoonbaar geestelijk letsel. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsook de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 200.000,- billijk. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het verzoek tot vergoeding van nog nader te onderbouwen schade

Namens de benadeelde partij is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 100.000,-. Dit betreft schade die nog niet gevorderd dan wel bekend is, maar betrekking heeft op toekomstige schade bij een eventueel hoger beroep.

deze schadepost is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank acht de vordering voor dit deel ongegrond en zal het daarom afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende deel van het schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

7.2

De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03]

De gevorderde vergoeding

De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03] vorderen elk afzonderlijk € 15.000,- aan affectieschade. Zij zijn de ouders van het [slachtoffer01] . De vordering is voorzien van een verzoek tot schadevergoeding, een toelichting daarop, voorbeeldjurisprudentie en een artikel uit de Letselschadegids.

Het oordeel van de rechtbank

Op basis van artikel 6:107 en artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek, artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding affectieschade vallen de ouders van het [slachtoffer01] onder het toepassingsbereik van personen die voor een vergoeding voor affectieschade in aanmerking komen. Er wordt geacht dat zij tot de beperkte kring behoren met wie het slachtoffer een zeer nauwe band heeft onderhouden. Voor een vergoeding van affectieschade is vereist dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel. Naast de functiestoornis is ook de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en naaste(n) van belang.

De rechtbank beschouwt het letsel van het slachtoffer als ernstig letsel. Hij is in comateuze toestand in het ziekenhuis binnengebracht en had 12 steekwonden. Door het voorval heeft het slachtoffer een dwarslaesie, een doorstoken halslagader, wervelslagader, slokdarm en stemband. Er is een wervelkolomfractuur en er is sprake van neuropatische pijn. Het slachtoffer is halfzijdig verlamd geraakt en in een rolstoel terechtgekomen. Naast het lichamelijke leed en de fysieke beperkingen is er ook sprake van een groot psychisch trauma. Het letsel is van blijvende aard. Na een langdurig revalidatietraject is de situatie van het slachtoffer niet verbeterd. Hij kan zijn beide armen en benen nog altijd niet dan wel beperkt bewegen en zal zijn hele leven afhankelijk blijven van de hulp van derden. De kans dat hij veel vooruitgang zal boeken is klein, gelet op de tijd die inmiddels is verstreken. Een volledig herstel is irreëel. Het slachtoffer zal met zijn beperkingen moeten omgaan, die door invaliditeit veroorzaakt zijn.

De invloed van het voorgaande op het slachtoffer en zijn ouders is groot, zo blijkt uit de toelichting op de vordering. Het slachtoffer is van een onafhankelijk, bedrijvig en behulpzaam persoon volledig veranderd in een afhankelijk en beperkt mobiele man die intensieve hulp nodig heeft. Hij woont bij zijn ouders, van wie het leven is omgeslagen, gelet op de zorg die zij hem moeten bieden. Vanwege die zorg is ook het privéleven van de ouders van het slachtoffer verstoord. zij zijn hierdoor voor een lange periode (en wellicht voor de rest van hun leven) op ingrijpende wijze met de ingrijpende gevolgen van het misdrijf, voor zowel henzelf als voor hun zoon, dagelijks geconfronteerd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer02] en [slachtoffer03] voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komen. De rechtbank zal voor hen, elk afzonderlijk, overgaan tot integrale toewijzing voor een bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. ECLI:NL:RBZWB:2023:6737