Overslaan en naar de inhoud gaan

KBS Advocaten 310723 mr. Oswald Nunes, Het medisch advies onder de loep; Centraal Tuchtcollege 19 juli 2023

KBS Advocaten 310723 mr. Oswald Nunes, Het medisch advies onder de loep; Centraal Tuchtcollege 19 juli 2023

ECLI:NL:TGZCTG:2023:123

De beklaagde (huis)arts in deze tuchtzaak treedt op opdrachtbasis op als medisch adviseur van een rechtsbijstandsverzekeraar. De arts wordt gevraagd om een medisch advies uit te brengen over de stelling van de klaagster dat zij in haar woning is blootgesteld aan bepaalde stoffen, als gevolg waarvan zij blijvende longklachten heeft opgelopen. De arts brengt advies uit. De klaagster zich daarin niet vinden en stapt naar de tuchtrechter.

Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) komt in beroep gedeeltelijk tot een ander oordeel.

De arts is, aldus het CTG, bij het uitbrengen van advies uitgegaan van een onvolledig rapport van de GGD en van onjuiste grenswaarden in de woning van de klaagster voor de gas- en zwavelstof en ammoniak. De arts beschikte weliswaar over voldoende deskundigheid om de beschikbare informatie op een juiste wijze te interpreteren en te beoordelen, maar de beschikbare informatie was onvoldoende om de vraagstelling te kunnen beantwoorden.

Er is alzo bij de totstandkoming van het advies sprake van een aantal onzorgvuldigheden. Dit onderdeel van de klacht wordt alsnog gegrond verklaard. De arts krijgt echter met toepassing van art. 69 lid 4 wet BIG geen maatregel opgelegd omdat het verwijt dat de arts kan worden gemaakt niet ernstig genoeg is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat er geen grond is om aan te nemen dat wanneer de arts wél kennis had genomen van het volledige GGD-rapport en was uitgegaan van de juiste grenswaarden, dit hem tot een andere eindconclusie en tot andere adviezen zou hebben geleid. De arts komt hier met de schrik vrij.

Voor deze blog interessant de overweging van het CTG ten aanzien van het toetsen van een medisch advies. Weliswaar stelt het CTG voorop dat een medisch advies als het onderhavige wordt getoetst aan het bekende ‘rijtje van 5’:

- het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
- het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
- in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
- het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
- de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Hierbij past ook de standaardoverweging dat de tuchtrechter de conclusie van de rapportage terughoudend toetst, dat wil zeggen dat beoordeeld wordt of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Daarbij overweegt het CTG nu, en ik meen voor het eerst zó expliciet, dat een medisch advies beperkter is van opzet, strekking en inhoud dan een deskundigenrapport.

Dit neemt niet weg dat de hiervoor genoemde criteria volgens het CTG geschikt zijn als toetsingskader bij een medisch advies. Deze criteria kunnen, afhankelijk van de aard en de omvang van de te toetsen adviezen, meer of minder stringent worden ingevuld. Deze overweging lijkt te suggereren dat de lat bij de toetsing van een intern of extern medisch advies minder hoog ligt dan bij de toetsing van een deskundigenrapport of een expertise. De uitkomst van deze toets is, zoals juristen zo mooi zeggen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Deze uitspraak laat opnieuw zien, dat ook een medisch advies bij de tuchtrechter op belangstelling kan rekenen. Het is voor de praktijk van belang hiermee rekening te houden. Voorzichtigheid is immers de moeder der wijsheid. kbsadvocaten.nl