Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 240920 vóór stamceltransplantatie is niet gemeld dat donor drager was van G6PD-deficiëntie; geen causaal verband tussen fout en gestelde schade

RBAMS 240920 vóór stamceltransplantatie is niet gemeld dat donor drager was van G6PD-deficiëntie; geen causaal verband tussen fout en gestelde schade
- toegewezen 16 uur x € 200 + 21% = € 3.872,00, verzocht obv € 250,00; uurtarief gekort; advocaat is geen gespecialiseerd letselschadeadvocaat

2
De feiten

2.1.
In juli 2012 is bij [verzoeker] acute myeloïde leukemie geconstateerd. Hiervoor heeft [verzoeker] in de periode juli tot en met september 2012 twee behandelingen chemotherapie gehad in het AMC. Dr. Biemond, hematoloog, was hierbij als hoofdbehandelaar betrokken. Na deze behandelingen was [verzoeker] in complete remissie en werd hij op 21 september 2012 uit het ziekenhuis ontslagen.

2.2.
Vanwege het hoge risico op recidief en vroegtijdig overlijden heeft het AMC [verzoeker] geadviseerd een allogene stamceltransplantatie te ondergaan. Met toestemming van [verzoeker] is het AMC via Europedonor op zoek gegaan naar een geschikte donor, omdat in de familie van [verzoeker] geen geschikte donor voorhanden was.

2.3.
Binnen de stamceldonorbank was slechts één donor beschikbaar, die niet volledig dezelfde weefseltypering (HLA-typering) had, een zogenoemde “mismatched donor”. Op 4 oktober 2012 heeft Europedonor aan het stamcelcoördinatieteam van het AMC bericht dat de donor een G6PD deficiëntie had. Dr. Biemond maakte geen deel uit van dat team. De G6PD deficiëntie is een erfelijke deficiëntie, die leidt tot afbraak van rode bloedcellen.

2.4.
Op 12 oktober 2012 heeft dr. Biemond [verzoeker] ingelicht over de procedure en de risico’s van de stamceltransplantatie en uitgelegd dat de donor een “mismatched donor” was en dat daarbij de risico’s ten aanzien van de graft-versus-host-ziekte (omgekeerde afstoting) hoger zijn dan bij een volledige gematchte onverwante donor. Dr. Biemond en [verzoeker] waren toen niet op de hoogte van de G6PD deficiëntie.

2.5.
Van 13 tot en met 21 oktober 2012 is dr. Biemond afwezig geweest in verband met vakantie. In die week, op 16 oktober 2012, heeft het stamcelcoördinatieteam definitief besloten dat de stamceltransplantatie bij [verzoeker] ondanks de G6PD deficiëntie doorgang kon vinden. Diezelfde dag heeft de stamcelcoördinator in een e-mail aan dr. Biemond bericht dat de transplantatie op 31 oktober 2012 zou plaatsvinden en dat [verzoeker] op 23 oktober 2012 zou worden opgenomen. In dit bericht stond verder als mededeling vermeld dat de donor bekend was met een G6PD deficiëntie en dat daarmee rekening gehouden zou moeten worden bij medicatievoorschrift.

2.6.
Op 22 oktober 2012 heeft [verzoeker] een informed consent formulier ondertekend. Het informed consent formulier luidt als volgt, voor zover hier van belang:

( ... ) Ik ben geïnformeerd over de mogelijke bijwerkingen van de behandeling, waaronder “graft-versus-host” ziekte en het risico op bepaalde infecties

( ... )

Ik ben er van op de hoogte dat toegediende stamcellen niet uit het lichaam kunnen worden verwijderd en dat medicatie noodzakelijk is om “graft-versus-host” ziekte te voorkomen. ( ... )

2.7.
Op 31 oktober 2012 heeft het AMC de stamceltransplantatie uitgevoerd. [verzoeker] was toen nog niet geïnformeerd over de G6PD deficiëntie van de donor. Op 5 november 2012 heeft dr. Biemond [verzoeker] ingelicht over de door hem – [verzoeker] – als gevolg van de stamceltransplantatie verworven G6PD deficiëntie.

2.8.
Op 30 oktober 2013 is de immunosuppressieve therapie gestaakt. Drie maanden daarna, op 30 januari 2014, is [verzoeker] volgens instructie van dr. Biemond met inname van Valaciclovir als infectieprofylaxe gestaakt. Kort daarna is bij [verzoeker] een re-activatie opgetreden van het Herpes Zoster virus (gordelroos) met een post-herpetisch pijnsyndroom tot gevolg.

2.9.
In juli 2014 is [verzoeker] verhuisd naar Curaçao en heeft dr. Biemond de behandeling overgedragen aan een hematoloog aldaar.

2.10.
Op 27 juni 2017 heeft [verzoeker] een klacht tegen dr. Biemond ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (RTG), inhoudende dat dr. Biemond onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld door (1) hem niet voorafgaand aan de stamceltransplantatie op de hoogte te brengen van de G6PD deficiëntie bij de donor en de mogelijke consequenties daarvan, als gevolg waarvan [verzoeker] niet de mogelijkheid heeft gehad de transplantatie te weigeren en (2) zonder overleg met [verzoeker] de behandeling met Valaciclovir te stoppen, als gevolg waarvan hij gordelroos heeft opgelopen met veel pijn tot gevolg. Het RTG heeft geoordeeld dat de G6PD deficiëntie voor de transplantatie aan [verzoeker] had moeten worden meegedeeld, maar dat dr. Biemond daarin geen tuchtrechtelijk verwijt treft, omdat hij daarvan niet tijdig op de hoogte was gesteld. Verder heeft het RTG geoordeeld dat dr. Biemond evenmin een verwijt treft ten aanzien van het stoppen van de behandeling met Valaciclovir, omdat het protocol is gevolgd, niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan van het protocol had moeten worden afgeweken, dat van een arts niet kan worden verwacht dat hij alle interne protocollen met de patiënt bespreekt en dat er ook in dit geval geen reden is gebleken dat wel te doen.

2.11.
Medio 2019 hebben [verzoeker] en het AMC een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat het AMC aan [verzoeker] een bedrag van € 2.000 betaalt ter algehele en finale vergoeding van de geleden integriteitsschade, waarmee wordt bedoeld dat [verzoeker] een keuzerecht is ontnomen. Hierin is tevens vastgelegd dat [verzoeker] zich ondubbelzinnig het recht voorbehoudt om vergoeding van schade te eisen die (mogelijk) is ontstaan als gevolg van de stamceltransplantatie zelf, zoals het oplopen van de G6PD deficiëntie.

3
Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, na vermeerdering van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, om bij beschikking te bepalen dat het AMC de schade door het verkrijgen van de G6PD deficiëntie en de Herpes Zoster uitbraak dient te vergoeden, daarbij een voorschot voor materiële schade toe te kennen voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 januari 2021 voor kosten van dieet van € 9.600 en voor gederfd loon een bedrag van € 20.588, en met toekenning van een voorschot op immateriële schadevergoeding van € 20.000, met begroting en veroordeling van de verschuldigde buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] voor rekening van het AMC op € 12.661,40.

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het AMC een medische fout heeft gemaakt door hem niet voorafgaand aan de transplantatie in te lichten over de G6PD deficiëntie. [verzoeker] heeft hierdoor niet weloverwogen toestemming kunnen geven voor de voorgestelde transplantatie. Als [verzoeker] had geweten dat zijn donor besmet was met een G6PD deficiëntie en van de daarbij behorende klachten, zou hij geen toestemming hebben gegeven voor de transplantatie. Kort na de transplantatie heeft [verzoeker] veel last gekregen van vermoeidheid, verwardheid, stijfheid, een snelle pols, ademhalingsproblemen en gewrichtspijn. Zijn conditie werd steeds slechter, hij was regelmatig ziek, kreeg psychische klachten en raakte door zijn slechte conditie arbeidsongeschikt. Door de G6PD deficiëntie heeft hij zijn vegetarische levenswijze niet kunnen voorzetten en is hij in gewetensnood met zijn geloof. Het is in strijd met zijn geloof in God om zichzelf een ziekte te geven en als hij had geweten van deze ziekte dan had hij gewacht op een gezonde donor. Door de G6PD deficiëntie is een normaal leven voor [verzoeker] niet meer mogelijk en dit heeft hem getraumatiseerd. Ten aanzien van de Herpes Zoster uitbraak stelt [verzoeker] dat het AMC de behandeling met Valaciclovir te snel heeft afgebouwd, waardoor [verzoeker] een uitbraak van het Herpes Zoster virus heeft gekregen en hij nog dagelijks lijdt aan pijnen en jeuk.

3.3.
Het AMC betwist het voor aansprakelijkheid vereiste causaal verband voor zover het verzoek ziet op de gestelde schade ten gevolge van de G6PD deficiëntie. Verder betwist het AMC dat te vroeg is gestopt met de behandeling met Valaciclovir en dat de Herpes Zoster uitbraak aan zijn handelen is te wijten. Ook betwist het AMC de door [verzoeker] gepresenteerde schade.

3.4.
Op de (nadere) stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

4
De beoordeling

Behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1.
Deze zaak leent zich voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.

G6PD deficiëntie

4.2.
Kern van het geschil is of causaal verband bestaat tussen de (vaststaande) schending van de informatieplicht door het AMC en de door [verzoeker] gestelde schade. Het is aan [verzoeker] om te stellen en, zo nodig, bewijzen dat hij, indien hij voldoende was ingelicht over de G6PD deficiëntie bij de donor, als redelijk handelende patiënt en/of om redenen van persoonlijke aard in de gegeven omstandigheden niet zou hebben gekozen voor de stamceltransplantatie. Bij de beantwoording van de vraag of [verzoeker] , indien hij hierover op voldoende wijze was ingelicht, al dan niet van de stamceltransplantatie zou hebben afgezien, zijn in ieder geval de volgende factoren van belang: hoe groot was het risico van de inmiddels opgetreden complicatie; hoe zou de situatie zich hebben ontwikkeld wanneer van de behandeling zou zijn afgezien; kwamen redelijkerwijs minder risicovolle behandelmethoden voor toepassing in aanmerking en wat was de kans op succes bij een dergelijke behandelmethode (zie HR 23 november 2001, ECLI:NL:2001:AD3963).

4.3.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat [verzoeker] geen medische verklaring heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de door hem beschreven gezondheidstoestand op enigerlei wijze is te relateren aan de G6PD deficiëntie. In de anderhalf jaar na de stamceltransplantatie dat [verzoeker] onder behandeling was in het AMC, is – zo staat vast – bij controle geen afbraak van rode bloedcellen aangetroffen. Gesteld noch gebleken is dat dat sinds [verzoeker] op Curaçao woont, wel het geval is geweest.

4.4.
Verder stelt de rechtbank, op basis van de door [verzoeker] onweersproken stellingen van het AMC, het volgende vast:
- i) De kans dat iemand uit de risicogroep waartoe [verzoeker] met de bij hem gestelde diagnose behoort, na vijf jaar nog in leven is, was in oktober 2012 ongeveer 15%. De kans dat iemand uit deze risicogroep na vijf jaar nog in leven is na een allogene stamceltransplantatie was daarentegen toen 45%.
- ii) De kans op een goede uitkomst van allogene stamceltransplantatie verslechtert na het optreden van een recidief. Een recidief dient zich in de regel aan binnen één tot twee jaar.
- iii) Onder de familieleden van [verzoeker] was geen geschikte donor beschikbaar.
- iv) De kans dat voor [verzoeker] snel een andere geschikte donor zou worden gevonden was in 2012 zeer klein. In het bestand met wereldwijd ruim één miljoen donoren was maar één potentiële en “mismatched” donor voor [verzoeker] beschikbaar.
- v) Deze ene potentiële donor was – ondanks de G6PD deficiëntie – volgens internationale richtlijnen goedgekeurd door het donorcentrum en het transplantatieteam van het AMC.
- vi) [verzoeker] is geïnformeerd over de risico’s verbonden aan de stamceltransplantatie, waaronder de graft-versus-host-ziekte met mogelijk ernstige secundaire infecties (30%) en het mortaliteitsrisico van de ingreep zelf (20%). [verzoeker] heeft deze risico’s geaccepteerd.
- vii) Ongeveer 400 miljoen mensen ter wereld hebben een G6PD deficiëntie. Er zijn verschillende categorieën met verschillende maten van ernst, soorten en mutaties. Als de donor geen ernstige vorm van G6PD deficiëntie heeft, is het niet mogelijk dat de ontvanger wel een ernstige vorm heeft. Dat komt doordat het een erfelijke aandoening is. De vorm die [verzoeker] heeft gekregen is afkomstig uit Afrika en gaat niet gepaard met bloedafbraak in het dagelijks leven. Dat kan wel gebeuren bij het gebruik van bepaalde geneesmiddelen of voedingsmiddelen (met name het eten van tuinbonen).
- viii) De G6PD deficiëntie in de vorm die [verzoeker] heeft, komt op Curaçao veel voor (bij mannen: 14%) en vormt geen belangrijk gezondheidsprobleem.

4.5.
Tijdens de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij naar aanleiding van het informed consent gesprek met dr. Biemond op 12 oktober 2012 één ding werkelijk vreesde, en dat was de graft-versus-host-ziekte. Desondanks heeft hij voor de transplantatie gekozen en deze keuze heeft in zoverre goed uitgepakt dat de graft-versus-host-ziekte is uitgebleven en de leukemie niet is teruggekeerd. [verzoeker] stelt dat hij nooit voor de transplantatie zou hebben gekozen als hij had geweten van de G6PD deficiëntie en alle bijbehorende nare gevolgen. Daarbij veronderstelt [verzoeker] dat het AMC hem bij een tijdige informatieverstrekking over de G6PD deficiëntie zou hebben gewaarschuwd (of hebben moeten waarschuwen) voor het risico van het ontstaan van de fysieke klachten waaraan hij de laatste jaren heeft geleden en waaraan hij nog steeds lijdt. Deze veronderstelling is echter niet juist. In het licht van hetgeen hiervoor onder vii) en viii) is vastgesteld, bestond voor het AMC geen grond of aanleiding om [verzoeker] meer of andersluidende informatie te geven, dan aldaar vermeld, en/of om hem te waarschuwen voor het ontstaan van zijn huidige klachtenbeeld (een klachtenbeeld waarvan, zoals gezegd, de relatie met de G6PD deficiëntie nog niet medisch is geduid).

4.6.
[verzoeker] heeft niet aangevoerd, en ook anderszins valt redelijkerwijs niet in te zien, dat hij in de gegeven omstandigheden de transplantatie zou hebben geweigerd indien het AMC hem vooraf (en niet pas achteraf) had verteld dat het grootste deel van de mensen met een G6PD deficiëntie geen of nauwelijks klachten heeft en hiermee over het algemeen geen problemen te verwachten zijn zolang men oppast met inname van bepaalde geneesmiddelen en voedingsmiddelen. In de woorden van dr. Biemond wordt bij een stamceltransplantatie de G6PD deficiëntie als een “minor problem” beschouwd ten opzichte van het (aanzienlijke) risico om te overlijden wegens afstootverschijnselen en infecties. [verzoeker] heeft aldus geen, althans onvoldoende, feiten gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat hij, indien hij voldoende was ingelicht over de G6PD deficiëntie bij de donor, als redelijk handelende patiënt niet zou hebben gekozen voor de stamceltransplantatie.

4.7.
[verzoeker] stelt verder dat hij vanwege zijn geloof en vegetarische levenswijze nooit voor een zieke donor zou hebben gekozen. Dat medio 2012 het geloof een rol speelde bij zijn beslissing tot het al dan niet ondergaan van de stamceltransplantatie, en dat het AMC destijds daarvan op de hoogte was, is niet gebleken. Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat zijn geloof destijds medebepalend was voor de door [verzoeker] te nemen beslissing, geldt dat hij bewust heeft gekozen voor een transplantatie met een “mismatched donor” mét de verhoogde kans op de graft-versus-host-ziekte. Kennelijk was het risico op die ziekte wel verenigbaar met zijn geloof. In dat licht valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat het beperkte gezondheidsrisico ten gevolge van de G6PD deficiëntie niet verenigbaar zou zijn met het geloof. Tot slot is de stelling van [verzoeker] dat hij door de G6PD deficiëntie niet langer zonder gevaar vegetarisch kan eten, gemotiveerd betwist, en niet verder toegelicht. Aldus ontbreekt een deugdelijke grond voor de conclusie dat [verzoeker] , indien hij voldoende was ingelicht over de G6PD deficiëntie, om redenen van persoonlijke aard niet voor de stamceltransplantatie zou hebben gekozen.

4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het causaal verband tussen het niet informeren van [verzoeker] over de G6PD deficiëntie en de gestelde schade ontbreekt. Het verzoek voor zover dat ziet op gestelde schade als gevolg van de G6PD deficiëntie zal dan ook worden afgewezen.

Herpes Zoster uitbraak

4.9.
[verzoeker] heeft de rechtbank tevens verzocht te oordelen dat het AMC aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de re-activatie van het Herpes Zoster virus. De (enige) toelichting op dit verzoek is dat het AMC te vroeg is gestopt met het voorschrijven van virusremmers. Vast staat dat dr. Biemond verantwoordelijk is voor de beslissing tot het staken van de medicatie. Zoals onder de feiten vermeld, heeft het RTG geoordeeld dat dr. Biemond geen verwijt treft ten aanzien van het stoppen van de behandeling met Valaciclovir (zie 2.10). Het verzoek van [verzoeker] is in het licht van dit oordeel onvoldoende toegelicht. De rechtbank zal ook dit deel van het verzoek afwijzen.

Kosten deelgeschil

4.10.
[verzoeker] heeft de rechtbank verzocht om de kosten van het deelgeschil, inclusief het voorbereiden, bijwonen en nabespreken van de zitting, te begroten op:
- 16 uur x € 250 € 4.000,00
- btw 21% € 840,00
- griffierecht € 83,00

Totaal € 4.923,00

4.11.
De kosten van het deelgeschil dienen op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv te worden begroot. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW, in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is.

4.12.
De rechtbank volgt het AMC niet in het primaire standpunt dat deze deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld.

4.13.
Het AMC voert subsidiair aan dat de discussie over de aansprakelijkheid en het causaal verband niet nieuw is en het verzoekschrift geen nieuwe informatie bevat. Het aan de zaak bestede uren en ook het uurtarief acht het AMC bovenmatig. De rechtbank is van oordeel dat het door [verzoeker] gestelde tijdsbestek van in totaal 16 uur voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets. Het gehanteerde tarief van € 250 wordt te hoog geacht aangezien de advocaat geen gespecialiseerd letselschadeadvocaat is. De rechtbank acht een uurtarief van € 200,00 (inclusief kantoorkosten) redelijk en begroot de kosten daarom als volgt:
- 16 uur x € 200 € 3.200,00
- btw 21% € 672,00
- griffierecht € 83,00

Totaal € 3.955,00 ECLI:NL:RBAMS:2020:5720