Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210911 expertise kan niet dienen als uitgangspunt; Kosten € 8.206,75 (€ 200,00 x 17 uur + 19% + € 2.742,50(medisch advies)+ € 1.160,25 (medisch advies)+ € 258,00).

Rb Arnhem 210911 whiplash; gezamenlijke psychiatrische expertise kan niet dienen als uitgangspunt; Kosten begroot op € 8.206,75 (€ 200,00 x 17 uur + 19% + € 2.742,50(medisch advies)+ € 1.160,25 (nav nadere vraagstelling deskundige)+ € 258,00).
2. De beoordeling 

2.1. Op 20 december 1999 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen de auto die door [Verzoekster] werd bestuurd en een bij RVS ingevolge de WAM verzekerde auto. RVS heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de schade die [Verzoekster] als gevolg van dit ongeval lijdt.  

2.2. Bij brief van 4 januari 2005 heeft neuropsycholoog PJJ. van der Werft', zoals [Verzoekster] hem had verzocht, op zijn vakgebied gerapporteerd over de klachten van [Verzoekster]. 

1.3. In juni 2006 hebben de partijen gezamenlijk prof. dr. H.J.E. Van Marle, psychiater, verzocht om over de ongevalsgevolgen op zijn vakgebied een expertiserapport uit te bren gen. Van Marle heeft op 12 december 2006 gerapporteerd, onder meer het volgende:
"Anamnese 

(volgt uitgebreide weergave van rapportage Van Marle en discussie tussen v Marle en Prince, medisch adviseur RVS) 

2.11. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv bepaalt: 
a) dat de bevindingen en conclusies als neergelegd in het psychiatrisch eindrapport van juli 2008 en het psychiatrisch briefrapport van 10 oktober 2009 alsmede de nog te ontvangen reactie op de brief van Prince van 15 oktober 2009, als uitgangspunt hebben te dienen bij de verdere beoordeling en behandeling van de claim van [Verzoekster] jegens RVS tot vergoeding van haar schade;
b) dat het voor de hand ligt dat partijen de expertiserend psychiater die zij gemeenschappelijk hebben verzocht om een psychiatrisch onderzoek in deze te verrichten, zullen verzoeken om een psychiatrisch eindonderzoek te verrichten,
RVS voert verweer dat hierna aan de orde zal komen. 

2.12. RVS heeft bezwaren tegen de inhoud van de bevindingen van Van Marle. In dat verband is het volgende van belang. Uit het hierboven geciteerde volgt dat de aanpassingsstoornis die Van Marle heeft geconstateerd daarop is gebaseerd dat [Verzoekster] zich, vanwege haar rigide karakterstructuur, psychisch niet goed heeft kunnen aanpassen aan de, onder postwhiplashsyndroom (PWS) of whiplash associated disorder (WAD) te scharen lichamelijke klachten die zij na het ongeval ervaart. Deze klachten betreffen volgens Van Marle beperkingen op neurologisch gebied (toevoeging rapport van juli 2008). Van Marle gaat er van uit dat whiplash en postwhiplashsyndroom begrippen zijn uit het neurologisch vakgebied en niet de psychiatrie (briefrapport 28 mei 2011). Uit het briefrapport van 10 oktober 2009 blijkt dat Van Marle er van uit gaat dat sprake is van lichamelijk gebaseerde klachten. In zijn rapport van 28 mei 2011 maakt Van Marle onderscheid tussen de door hem gediagnosticeerde psychiatrische aandoening (de aanpassingsstoornis) en de bron ervan (het postwhiplashsyndroom). Hij maakt daarbij bezwaar tegen de opmerking van Prince dat er geen aanpassingsstoornis mogelijk zou zijn als er geen organisch substraat is. Volgens Van Marle hebben vele psychiatrische aandoeningen geen organisch substraat. Hoe verderop neurologisch terrein de WAD en PWS worden gediagnosticeerd en beoordeeld valt volgens Van Marle buiten zijn competentie als psychiater.

2. 13. De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken RVS een redelijk belang heeft bij een neurologische expertise, zoals zij in het tegelijkertijd met dit deelgeschil behandelde verzoek om een voorlopig deskundigenbericht heeft verzocht. Aangezien het voorlopig deskundigenbericht zal worden toegewezen, dient het deelgeschil te worden afgewezen. Tegen de achtergrond van het voorgaande kan op voorhand immers niet worden geoordeeld dat de verdere schaderegeling uitsluitend op basis van de rapporten van Van Marle dient plaats te vinden.

2.14.De rechtbank zal evenmin bepalen dat het voor de hand ligt dat partijen Van Marle zullen verzoeken om een psychiatrisch eindonderzoek te verrichten. Het ligt meer voor de hand dat na de rapportage door de neuroloog wordt beoordeeld welke stappen mogelijk nog meer nodig zijn. Ook het sub b) bedoelde verzoek is derhalve niet toewijsbaar. 

2.15. Ter zake van de kostenbegroting op de voet van artikel 1019aa Rv geldt het volgende. Het betreft hier de redelijke kosten van [Verzoekster] bij de behandeling van het verzoek. Dat de werkzaamheden ter zake van het verzoek van [Verzoekster] mede dienstig kunnen zijn geweest aan het verweer van [Verzoekster] in de verzoekschriftprocedure die RVS heeft geëntameerd (zaaknummer/ rekestnummer: 215295 / HA RK 11-122) levert, anders dan RVS meent, geen grond op voor matiging van de begroting. Het betekent immers niet dat het onredelijk van [Verzoekster] was om deze kosten te maken bij de behandeling van haar verzoek. Daar komt nog bij dat het verzoek tot het beslechten van deelgeschil eerder bij de rechtbank is binnengekomen dan het verzoek tot het gelasten van het voorlopige deskundigenbericht.

2.16. [Verzoekster] geeft aan dat haar advocaat een uurtarief hanteert van € 290,00, exclusief BTW. RVS acht dit uurtarief onredelijk hoog. [Verzoekster] heeft niet toegelicht waarom zij het door haar advocaat gehanteerde uurtarief, dat relatief hoog is, redelijk acht. Mede gelet daarop komt de rechtbank in deze zaak een uurtarief van € 200,00 exclusief BTW redelijk voor. 

2.17. [Verzoekster] wenst in totaal 17 uur begroot te zien. RVS heeft hiertegen geen bezwaren geuit. Daarom zal het aantal uren op 17 worden begroot.

2.18. Onbetwist is dat ook de kosten vanwege de inschakeling van een medisch adviseur ad € 2.742,50 (€ 892,10 + € 1.850,00), de kosten van aanvullende expertise door Van Marle ad € ]1.160,25 en het betaalde griffierecht ad € 258,00 kunnen worden begroot. 
De kosten zullen gelet op het voorgaande worden begroot op € 8.206,75 (€ 200,00 x 17 + 19% + € 2.742,50 + € 1.160,25 + € 258,00). [Verzoekster] heeft tevens verzocht RVS in de buitengerechtelijke kosten te veroordelen. Dat verzoek is als zodanig niet bestreden en zal worden toegewezen als hierna vermeld.

2.19. Het zelfstandig verzoek is gedaan subsidiair aan het primaire verzoek van RVS om [Verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans haar verzoek af te wijzen. Nu het verzoek van [Verzoekster] zal worden afgewezen wordt derhalve aan het zelfstandig verzoek niet toegekomen. PIV-site. zie ook LJN: BU6752

 

Zie ook het Verzoek voorlopig deskundigenbericht dat met deze procedure samenhangt::

Rb Arnhem 210911 Psychiater diagnosticeert aanpassingsstoornis veroorzaakt door een postwhiplashsyndroom, volgt benoeming neuroloog om PWS vast te stellen