Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 300915 vanwege niet-ontvankelijkheid geen begroting kosten deelgeschil

Rb Den Haag 300915 oud BW en overgangsrecht; moeder van slachtoffer is niet ontvankelijk tzv verplaatste schade mbt verpleging en verzorging;
- vanwege niet-ontvankelijkheid geen begroting kosten deelgeschil

4 De beoordeling

3.3.
Het meest verstrekkende verweer van Achmea is dat [verzoekster] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat zij niet vorderingsgerechtigd is. [verzoekster] heeft dit bestreden en aangevoerd dat zij op grond van het arrest Johanna Kruidhof (Hoge Raad 28 mei 1999, NJ 1999, 564) op eigen naam de verplaatste schade kan vorderen.

3.4.
De rechtbank stelt voorop dat het letsel van de dochter ten gevolge van de operatie is ingetreden vóór de inwerkingtreding van het huidige Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 6:107 BW is met ingang van 1 januari 1992, in afwijking van het oude recht, een zelfstandig vorderingsrecht geïntroduceerd voor derden, zoals [verzoekster] , die ten behoeve van een gekwetste (in dit geval de dochter) kosten hebben gemaakt, die de gekwetste ook zelf van de schadeveroorzaker kan vorderen. Artikelen 69 aanhef en onder d jo 68a lid 2 van de Overgangswet brengen mee dat een vorderingsrecht dat onder het oude recht niet bestond, onder het huidige BW evenmin ontstaat, indien alle feiten die de wet daarvoor vereist, reeds vóór de inwerkingtreding van het huidige BW waren voltooid. In gevallen van letsel doet zich dit voor wanneer de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van het huidige BW. Nu uit de feiten volgt dat het letsel is ontstaan ten gevolge van de op 17 oktober 1989 uitgevoerde operatie, is oud BW van toepassing. Nu [verzoekster] onder oud recht geen eigen vorderingsrecht heeft in verband met de door haar gevorderde verplaatste schade, zal de kantonrechter haar niet ontvankelijk verklaren en het verzoek afwijzen.

3.5.
Het arrest Johanna Kruithof leidt de kantonrechter niet tot een ander oordeel, nu in die procedure oud BW is toegepast, terwijl – anders dan in het onderhavige geval – de vordering in verband met de verplaatste schade was ingesteld door het slachtoffer zelf. Uit voornoemd arrest volgt derhalve niet dat in een geval als het onderhavige het huidige BW dient te worden toegepast en [verzoekster] mitsdien een zelfstandig vorderingsrecht in verband met de door haar gevorderde verplaatste schade heeft.

3.6.
Nu [verzoekster] in haar vordering niet ontvankelijk is verklaard, komt de kantonrechter niet toe aan begroting van de kosten van het deelgeschil op grond van artikel 1019aa Rv.ECLI:NL:RBDHA:2015:11327