Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 150915 kosten gevorderd 26,5 uur, toegewezen: 16 uren á € 255,00 = € 6.109,01

Rb Gelderland 150915 verkeersongeval tussen auto en scooter; voorschot op schadevergoeding; afwijzing; causaal verband en schade onvoldoende onderbouwd.
- kosten gevorderd 26,5 uur, toegewezen: 16 uren á € 255,00 = € 6.109,01.

2.13.

Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken worden afgewezen. Ter zake van de kosten geldt het volgende. [verzoeker] heeft verzocht op de voet van artikel 1019aa lid 1 Rv € 8.258,35 aan advocaatkosten te begroten; 25¼ uur tegen € 255,00 per uur exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw. ASR heeft bepleit dat begroting achterwege moet blijven omdat [verzoeker] de verzoeken onvoldoende heeft toegelicht, slechts summier medische informatie beschikbaar heeft gesteld, geen medisch advies en schadestaat in het geding heeft gebracht en nauwelijks bewijs van de gestelde schade heeft geleverd. Begroting van de kosten aan de zijde van de gelaedeerde is echter imperatief voorgeschreven in artikel 1019aa lid 1 Rv, ook in het geval het verzochte wordt afgewezen. Dat is slechts anders indien het maken van proceskosten niet redelijk wordt geoordeeld in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW, bijvoorbeeld omdat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld (TK 2007–2008, 31 518, nr. 3, p. 12.). Hoewel het verzoek de rechtbank niet op alle fronten even weldoordacht voorkomt, is daarvan in dit geval geen sprake. De beslissing van Rechtbank Overijssel waarnaar ASR in dit verband heeft verwezen betreft in die zin een andere casus dat daarin aan de rechtbank een oordeel over het bestaan van causaal verband werd gevraagd. In zo’n geval kunnen aan de onderbouwing hogere eisen worden gesteld dan in een geval als het onderhavige waarin het om de betaling van een voorschot op de schade gaat, voor welke beslissing niet is vereist dat causaal verband al vast staat of wordt vastgesteld.

2.14.
Wat de hoogte van het te begroten bedrag betreft geldt het volgende. De redelijkheid van het door de advocaat van [verzoeker] gehanteerde uurtarief heeft ASR niet betwist. De rechtbank zal daarvan uit gaan.
Ter onderbouwing van het aantal bestede uren heeft [verzoeker] verwezen naar een urenstaat van zijn advocaat die sluit op 77¼ uur. Van welke van deze uren thans begroting wordt verzocht heeft [verzoeker] niet toegelicht, ook ter zitting niet. De urenstaat vermeldt in ieder geval ook werkzaamheden die de advocaat van [verzoeker] niet aan de behandeling van het verzoek heeft besteed. De rechtbank is dientengevolge aangewezen op haar eigen inschatting van redelijkheid advocaatkosten bij de behandeling van het verzoek. Deze worden begroot op in totaal 16 uren, 12 uur voor het opstellen van het verzoekschrift, 2 uur voor het bestuderen van het verweerschrift en 2 uur voor het bijwonen van de zitting. Vermeerderd met € 876,00 aan griffierecht worden de kosten dan begroot op een totaalbedrag van € 6.109,01.

2.15.
Vast staat dat ASR aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval lijdt. ASR zal daarom zoals verzocht tot betaling aan [verzoeker] van het aldus begrote bedrag worden veroordeeld. Voor een aanvullende proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, reeds niet nu artikel 289 Rv dat daarvoor de grondslag zou moeten zijn, in artikel 1019aa lid 3 Rv buiten toepassing is verklaard. ECLI:NL:RBGEL:2015:8269