Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 130612 kosten gevorderd € 7.180,52, begroot op € 4.541,04 (18 uur x € 200,-- x 1,06 x 1,19)

Rb Middelburg 130612 oogletsel na laserbehandeling; 
- aansprakelijkheidsvraag, ondanks gegronde klacht bij klachtencommissie, te complex voor deelgeschil;
- geen nietigheid wanneer het verzoekschrift niet voldoet aan de in de art. 278 en 1019x lid 3 Rv gestelde eisen;
- kosten gevorderd € 7.180,52, begroot op € 4.541,04 (18 uur x € 200,-- x 1,06 x 1,19)

4.9.  De rechtbank overweegt dat artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). 

4.10.  [verzoeker] heeft, naar de rechtbank uit de strekking van het verzoekschrift begrijpt, in dat kader bedoeld te verzoeken het honorarium van de advocaat aan de zijde van [verzoeker] te begroten op € 7.180,52. 

4.11.   [verweerder] heeft primair aangevoerd dat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als kosten waarvan het redelijk was ze te maken, nu de zaak zich niet leent voor behandeling in het kader van een deelgeschil en [verzoeker] zich hiervan bewust had kunnen en moeten zijn bij het starten van het deelgeschil. De rechtbank oordeelt als volgt. De mogelijkheid deelgeschillen aan de rechter voor te leggen bestaat pas (relatief) kort. Ten tijde van het indienen van het verzoek was nog onvoldoende in de rechtspraak uitgekristalliseerd onder welke omstandigheden en in welke gevallen met (voldoende) kans van slagen een deelgeschil kan worden ingesteld. Daarom kan op dit moment niet worden gezegd dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Gelet daarop zal tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv worden overgegaan. 

4.12.  In het verzoekschrift heeft mr. Janson een beknopt overzicht gegeven van de werkzaamheden die door hem in deze zaak zijn verricht. Dit overzicht geeft voldoende gespecificeerd weer hoeveel tijd aan welke verrichtingen is besteed. [verweerder] heeft zowel tegen het gehanteerde uurtarief als het aantal uren dat in rekening is gebracht voor het opstellen van het verzoekschrift, het raadplegen van literatuur en jurisprudentie, het bestuderen en bespreken van het verweerschrift, de reistijd en de nabespreking, verweer gevoerd. 

4.13.  De rechtbank acht in dit geval een uurtarief van € 200,--(exclusief kantoorkosten en BTW) redelijk, gelet op de tarieven in de markt, het aantal jaren dat mr. Janson advocaat is, het belang van de zaak en de ingewikkeldheid van de materie. Een dergelijk uurtarief strookt ook met het referentietarief van de Orde van Advoctaen 
Het aantal uren dat voor het opstellen van het verzoekschrift in rekening is gebracht acht de rechtbank gelet op de beperkte omvang daarvan bovenmatig. Een tijdsbesteding van 3,5 uur wordt hiervoor redelijk geacht. De rechtbank acht het aantal uren dat voor het raadplegen van literatuur en jurisprudentie in rekening is gebracht, zijnde 2 uur, aannemelijk. Ook de reistijd van in totaal 4 uur, indien van deur tot deur gerekend wordt, is aannemelijk. Voor het bestuderen en bespreken van het verweerschrift acht de rechtbank een tijdsbesteding van 1,5 uur redelijk. 
Voorts komt het de rechtbank redelijk voor dat met het bestuderen van de uitspraak en het bespreken daarvan met [verzoeker] in totaal één uur is gemoeid. 
De overige kostenposten zijn door [verweerder] niet betwist. Daarmee staan die kosten vast. 

4.14.  Het vorenstaande in aanmerking nemende begroot de rechtbank de kosten op een totaalbedrag van € 4.541,04 (18 uur x € 200,-- x 1,06 x 1,19) inclusief BTW en kantoorkosten. LJN BY4585