Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 190716 kosten gevorderd obv 26,8 uur x € 245,--/€ 250, toegewezen 17,80 x € 245,-- + btw + 6% + reiskosten + griffierecht, totaal € 5.695,60

Rb Oost-Brabant 190716 verzoeken tzv zwart overwerk, bevoorschotting en BGK afgewezen; nadere bewijslevering nodig en onvoldoende inzicht in omvang schade voor nadere bevoorschotting BGK;
- kosten gevorderd obv 26,8 uur x € 245,--/€ 250, toegewezen 17,80 x € 245,-- + btw + 6% + reiskosten + griffierecht, totaal € 5.695,60

3.5.

Het door [verzoeker] verzochte onder 1., 2. en 3. zal dan ook, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden afgewezen.

3.6.
Tevens verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om de kosten van het deelgeschil als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv te begroten, met veroordeling van HDI-Gerling tot betaling van deze kosten. Ondanks de afwijzing van de verzoeken dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten van de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12).

3.7.
[verzoeker] begroot zijn kosten ten behoeve van deze procedure op € 8.345,40. HDI-Gerling maakt bezwaar tegen deze kostenbegroting en meent dat het verzoek om begroting en betaling van de gestelde kosten van het deelgeschil moet worden afgewezen, nu het onderhavige verzoek volgens haar volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld en deze kosten dus niet in redelijkheid zijn gemaakt.

3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker] dit deelgeschil niet volledig onnodig en onterecht aanhangig gemaakt. Gelet op de betwisting van [bedrijfsnaam] heeft [verzoeker] immers belang bij de beoordeling en vaststelling van het overwerk en de daarmee samenhangende schade. Opheldering daarover kan een oplossing van het gehele geschil dichterbij brengen. Dat het door hem ingediende verzoek blijkens het voorgaande zal worden afgewezen doet daaraan niet af. HDI-Gerling heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat [verzoeker] de door haar werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. De rechtbank zal derhalve overgaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv.

3.9.
Nu de kantonrechter van oordeel is dat het verzoek niet volstrekt onterecht en onnodig is ingediend, acht de rechtbank het redelijk dat [verzoeker] hiervoor kosten heeft gemaakt. De omvang van de door [verzoeker] gemaakte kosten is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet redelijk. Daartoe overweegt de kantonrechter dat mr. Milo aan totaal aantal uren 26,8 uur declareert, waaronder 10,4 uur ter zake opstellen en indienen van het verzoekschrift tegen een uurtarief van € 245,--, 11,40 uur ter zake voorbereiding van de zitting, waaronder 6,4 uur tegen een uurtarief van € 250,-- gemaakt door mr. Milo en 5 uur tegen een uurtarief van € 220,-- gemaakt door mr. Hustings en 5 uur zittingstijd waaronder 2,5 uur tegen een uurtarief van € 250,-- (mr. Milo) en 2,5 uur tegen een uurtarief van € 220,-- (mr. Hustings).
Nu uit de gedingstukken niet volgt wat in het kader van dit deelgeschil de bemoeienis is geweest van mr. Hustings, de zaakbehartiger van [verzoeker] wat betreft de arbeidsre-integratie van [verzoeker] en ter zitting, die 1 uur heeft geduurd, enkel mr. Milo het woord heeft gevoerd, zal het aantal bestede uren worden gematigd tot 17,80 uur tegen een uurtarief van € 245,-- exclusief btw, vermeerderd met 6% kantoorkosten en € 24,18 ter zake reiskosten. Het deel van de gemaakte kosten dat in redelijkheid ten laste van HDI-Gerling dient te komen wordt derhalve begroot op € 5.695,60, inclusief € 78,-- griffierecht.

3.10.
Nu de aansprakelijkheid van HDI-Gerling vast staat, zal de rechtbank HDI-Gerling overeenkomstig het verzoek daartoe van [verzoeker] veroordelen tot betaling van de met het deelgeschil gemoeide kosten, zoals hiervoor begroot. ECLI:NL:RBOBR:2016:3870