Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 290118 kosten gevorderd obv 16,5 uren, begroot obv 10,5 uren à € 230,00 + 7% +21% + griffierecht + 3 uur reistijd x € 100,00 + 21%

Rb Oost-Brabant 290118 ongeval inhalende scooter en slingerende fietser; reflexwerking 185 WVW; beroep op overmacht slaagt niet;
- kosten gevorderd obv 16,5 uren, begroot obv 10,5 uren à € 230,00 + 7% +21% + griffierecht + 3 uur reistijd x € 100,00 + 21%

4.9.

Ten aanzien de kosten van dit deelgeschil overweegt de rechtbank als volgt.

Ondanks de afwijzing van het verzoek van [verzoekster] , dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten die zij heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit deelgeschil. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren; het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

[verzoekster] begroot haar kosten voor dit deelgeschil op in totaal € 5.350,-. Hierbij gaat [verzoekster] uit van 16,5 uren tegen een uurtarief van € 230,- en 3 uur (reistijd) tegen een uurtarief van € 100,- (te vermeerderen met 21% btw en kantoorkosten) en € 285,- aan griffierecht.

[verweerder] maakt bezwaar tegen deze begroting. Zij heeft volgens [verweerder] niet aan haar schadebeperkingsplicht voldaan. [verzoekster] had immers een advocaat in de buurt van het gerecht kunnen kiezen. Bovendien worden diverse uren in rekening gebracht, zonder dat ze zijn gespecificeerd. Voor een veroordeling in deze kosten bestaat geen aanleiding, omdat de aansprakelijkheid van [verweerder] niet vaststaat.

4.10.
De rechtbank ziet aanleiding om het aantal te declareren uren voor dit deelgeschil te matigen. Mr. Van den Dries stond [verzoekster] al vóór het starten van dit deelgeschil bij en zij was dus al bekend met de casus. In de overgelegde urenspecificatie (verzoek prod. 13) staan ook de uren genoemd, die mr. Van den Dries in het jaar 2016 aan de zaak van [verzoekster] heeft besteed. Deze uren zal de rechtbank hier buiten beschouwing laten. De rechtbank rekent met de uren vanaf 4 april 2017, wat uitkomt op (afgerond) 5 uur. Deze uren gelden voor de periode tot en met het opstellen van het verzoekschrift. Voor het voorbereiden en bijwonen van de zitting, zal de rechtbank de door [verzoekster] gestelde 5,5 uren rekenen. [verweerder] heeft daartegen ook geen verweer gevoerd.

In totaal komt dit uit op 10,5 uren tegen het tarief van € 230,- (te vermeerderen met btw en 7% kantoorkosten) plus 3 uren (reistijd) tegen het tarief van € 100,- (te vermeerderen met btw). De rechtbank rekent verder met € 285,- aan betaald griffierecht. De overige verweren van [verweerder] tegen de kostenbegroting treffen geen doel.

In totaal begroot de rechtbank de kosten voor dit deelgeschil aan de zijde van [verzoekster] op € 3.774,70. Nu de aansprakelijkheid van [verweerder] niet vaststaat, zal hij niet in deze kosten worden veroordeeld. ECLI:NL:RBOBR:2018:425