Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 271210 kosten deelgeschil gevorderd € 6136,79, teogewezen € 3862,75, 11 uur x uurtarief 275,00

Rb Utrecht 271210 kosten deelgeschil gevorderd € 6136,79, teogewezen € 3862,75, 11 uur x uurtarief 275,00
4.10. [benadeelde] verzoekt dat de rechtbank op basis van artikel 1019 aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de kosten van de behandeling van het verzoekschrift begroot op € 4.656,56. [benadeelde] heeft deze kosten als volgt gespecificeerd:

Griffierecht


€ 263,00

- opstellen verzoekschrift

5 uur


- bestuderen verweerschrift 1 uur

1 uur


- bijwonen zitting 4 uur

4 uur


- reistijd 2 uur

2 uur


- correspondentie/telefoon etc. 2 uur

2 uur


- overleg met cliënte 2 uur

2 uur


- subtotaal

16 uur * € 291,00 =

€ 4.656,56

Incl. kantooropslag 6%


€4.935,96


BTW 19%

€ 937.83

Totaal


€ 6.136,79

4.11. benadeelde] heeft toegelicht dat het gehanteerde uurtarief is gebaseerd op het basisuurtarief, dat curatoren en bewindvoerders in rekening mogen brengen, welk uurtarief in 2010 € 194,00 bedraagt. Op dit basistarief is een factor van 1,5 toegepast die is ingegeven door enerzijds het belang van de zaak en anderzijds de specialisatie en ervaring van de advocaat van verzoekster.

4.12. De Noordhollandsche stelt dat is verzuimd een gedetailleerde opgave te doen van het uurtarief en het aantal gewerkte uren met een concrete omschrijving van de verrichte werkzaamheden. Zij verwijst daartoe naar het arrest van de Hoge Raad van 30 mei 2008 en de daarbij behorende conclusie van de Advocaat Generaal en de richtlijn van 1 augustus 2008. Ook het uurtarief is volgens De Noordhollandsche te hoog. Normale uurtarieven liggen rond de € 200,00, aldus De Noordhollandsche.

4.13. Artikel 1019aa lid 1Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt.

4.14. Bij de begroting van deze kosten neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat in beginsel aanknoping moet worden gezocht bij het tarief dat bij de vergoeding van buitengerechtelijke kosten door partijen is gehanteerd. Als dat het geval is dan is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om in het kader van de begroting van de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv af te wijken van in dat kader verzochte en door de aansprakelijke partij geaccepteerde tariefstellingen. Hiervan is echter in onderhavig geschil geen sprake.

4.15. De begroting van de kosten in deze zaak zal de rechtbank dan ook maken niet aan de hand van de door partijen gestelde uurtarieven. De rechtbank is van oordeel dat Leenman Otterdijk de verrichte werkzaamheden voldoende heeft gespecificeerd, met dien verstande dat een tijdsbesteding van 11 uur gelet op de aard en de complexiteit van de zaak redelijk voorkomt. De jurisprudentie en de richtlijn waar De Noordhollandsche naar verwijst betreft een proceskostenvergoeding op grond van artikel 10l9h Rv in zaken betreffende Intellectuele Eigendom, welke normen niet rechtstreeks op dit geschil van toepassing zijn Het door [benadeelde] voorgestelde tarief acht de rechtbank gelet op de specialisatie en principiële aard van het geschil grotendeels gerechtvaardigd, zij het dat zij voor onderhavig geschil een uurtarief van € 275,00 billijk acht. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 BW zullen door de rechtbank dan ook begroot worden op € 3.025,00 exclusief BTW ten bedrage van € 574.75, te vermeerderen met het door [benadeelde] betaalde griffierecht van € 263.00, in totaal dus € 3.862,75. PIV-site