Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 240518 kosten gevorderd 18 x € 285,-, toegewezen 13 x 240 x 2/3 deel vanwege niet ontvankelijkheid deel vordering

RBAMS 240518 perikelen rond verzwijging 2e ongeval; verzoeken tzv fraude niet ontvankelijk in deelgeschil;
- aanvullend voorschot op kosten afgewezen nu belang in de zaak onduidelijk is en afdoende verklaring voor omvang wzh ontbreekt 
- kosten gevorderd 18 x € 285,-, toegewezen 13 x 240 x 2/3 deel vanwege niet ontvankelijkheid deel vordering

4.13.

Voor verzoek V geldt dat ingevolge artikel 1019aa lid 1 Rv de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking begroot en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 BW in aanmerking neemt.

Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dat van deze situatie sprake is, is gesteld noch gebleken. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van [verzoeker] kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.

Voor de begroting van de kosten in dit kader komen in beginsel uitsluitend de kosten in aanmerking die direct verband houden met de gevoerde deelgeschilprocedure. Dit wil zeggen dat de werkzaamheden vanaf het opmaken van het verzoekschrift tot en met de behandeling ter zitting meegenomen worden. Ook kunnen enkele voorwerkzaamheden, zoals bespreking met de cliënt en dergelijke, begroot worden, mits (steeds) voldaan wordt aan voornoemde dubbele redelijkheidstoets.

4.14.
Ter onderbouwing van verzoek V stelt [verzoeker] dat de kosten die verband houden met het deelgeschil, daaronder begrepen het ingediende verweerschrift, begroot moeten worden op € 5.604,96, uitgaande van een uurtarief van € 285,- vermeerderd met 6% kantoorkosten en 21% BTW en een tijdsbesteding van 18 uren.

De rechtbank is van oordeel dat het opgevoerde uurtarief en aantal uren onverklaarbaar hoog zijn. Een afdoende specificatie ontbreekt. Niet wordt duidelijk gemaakt dat al deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren voor het voeren van dit deelgeschil.

De rechtbank zal deze kosten dan ook matigen en komt met inachtneming van de dubbele redelijkheidstoets tot de volgende begroting. Het uurtarief zal worden vastgesteld op € 240,-, rekening houdend met de mate van specialisatie van de advocaat in relatie tot de relatief geringe omvang en complexiteit van de zaak. Het aantal uren dat verband houdt met het deelgeschil zal worden beperkt tot 13. Voor een opslag voor kantoorkosten is naar het oordeel van de rechtbank in de huidige tijd geen ruimte meer.

Op die basis worden de totale kosten die verband houden met het deelgeschil begroot op € 3.775,- (13 uren x € 240,- vermeerderd met 21% BTW). Nu [verzoeker] niet-ontvankelijk is in de verzoeken I & II, begroot de rechtbank de kosten in zoverre op nihil. De rechtbank rekent 1 /3 van de totale kosten daaraan toe. Voornoemd totaalbedrag wordt daarom verminderd met 1 / 3 deel daarvan, uitkomend op € 2.517,-. Dit betekent dat de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 2.517,-. Hieraan wordt nog toegevoegd het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 287,-.

ASR zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld. ECLI:NL:RBAMS:2018:3764