Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 060323 verzocht 16,5 x € 265,00 + 21%, begroot, niet toegewezen, 12,5 uur x € 265,00 + 21% = € 4008,13

RBGEL 060323 geen aansprakelijkheid voor val in babywinkel; hoogteverschillen in gangpad overbrugd met metalen plaat

- verzocht 16,5 x € 265,00 + 21%, begroot, niet toegewezen, 12,5 uur x € 265,00 + 21% = € 4008,13

 

Kosten deelgeschil

4.9.

Afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] staat niet in de weg aan begroting van de kosten van dit deelgeschil. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). Dit betekent dat de kosten niet voor begroting (en vergoeding) in aanmerking komen indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Babypark c.s. heeft primair aangevoerd dat hiervan sprake is nu [verzoekster] wist dat er een geschil tussen partijen bestond over de toedracht van het ongeval en het ook niet in de rede ligt dat een beslissing zal bijdragen aan totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.10.

Zoals hiervoor is overwogen gaat het primaire verweer van Babypark c.s., dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen op grond van artikel 1019z Rv, niet op. Dat tussen partijen nog geschilpunten resteren, zoals Babypark c.s. heeft aangevoerd, maakt op zichzelf reeds niet dat het deelgeschil onnodig is ingesteld. Nu een inhoudelijk oordeel is gegeven over de aansprakelijkheid van Babypark c.s. is van een onnodig deelgeschil geen sprake. De rechtbank zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten.

4.11.

[verzoekster] verzoekt de rechtbank deze kosten te begroten op € 5.290,72 inclusief btw (16,5 uur tegen een uurtarief van € 265,00, vermeerderd met 21% btw), exclusief griffierecht. Babypark c.s. heeft verweer gevoerd tegen het aantal bestede uren en het uurtarief.

4.12.

De rechtbank is met Babypark c.s. van oordeel dat het aantal bestede uren hoger is dan redelijk. Het verzoekschrift is tamelijk omvangrijk maar bevat deels dezelfde tekst als het verzoekschrift voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor en veel uitgebreide citaten uit getuigenverklaringen en jurisprudentie. Gelet op de overzichtelijkheid van het geschil en het feit dat reeds een voorlopig getuigenverhoor heeft plaatsgevonden, zodat bekendheid met het dossier moet worden verondersteld, zal de rechtbank de tijdsbesteding matigen tot 12,5 uur. Waarom het uurtarief te hoog zou zijn heeft Babypark c.s. niet toegelicht. Dat de advocaat van [verzoekster] met het dossier bekend was, vormt geen aanleiding voor matiging van het uurtarief, dat de rechtbank ook overigens niet onredelijk hoog voorkomt. De rechtbank zal de kosten dan ook begroten op (12,5 uur x € 265,00, vermeerderd met 21% btw en griffierecht van € 314,00 =) € 4.322,13. Voor een veroordeling van Babypark c.s. in deze kosten bestaat, gelet op het niet vast staan van de aansprakelijkheid, echter geen aanleiding. Het verzoek van [verzoekster] zal in zoverre worden afgewezen.ECLI:NL:RBGEL:2023:7199