Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 110619 verzocht 34:40 uur x € 270,00 + 6 + 21% = € 11.912,79; uren bovenmatig, kantoorkosten afgewezen, toegewezen: 21 x € 270,00

RBGEL 110619 Verzoek tot vaststelling van deskundigenrapport als bindend uitgangspunt voor de schaderegeling wordt toegewezen. 
- verzocht 34:40 uur x € 270,00 + 6 + 21% = € 11.912,79; uren bovenmatig, kantoorkosten afgewezen, toegewezen: 21 x € 270,00.

Kosten deelgeschil

2.31.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank de kosten van dit deelgeschil te begroten en Achmea c.s. te veroordelen tot betaling daarvan. In haar spreekaantekeningen heeft zij een (aangepaste) urenbegroting opgenomen die uitkomt op 34:40 uren maal een uurtarief van 
€ 270,00, te vermeerderen met 6 % kantoorkosten en 21% btw, in totaal uitkomend op een bedrag van € 11.912,79, exclusief € 297,00 aan griffierecht.

2.32.
Achmea c.s. maakt geen bezwaar tegen het uurtarief, maar voert verweer tegen het aantal opgevoerde uren alsmede tegen de verschuldigdheid van kantoorkosten.

2.33.
De rechtbank komt een tijdsbesteding van in totaal 34,40 uren aan deze zaak bovenmatig voor. Gelet op de complexiteit van de zaak en het door mr. Roelofs gehanteerde specialistentarief acht de rechtbank voor het opstellen van het verzoekschrift en de overige werkzaamheden voor de periode tot aan de zitting een tijdsbesteding van 12 uur redelijk. Voor het voorbereiden en bijwonen van de zitting, acht de rechtbank echter ten hoogste 9 uur nog redelijk, inclusief bestudering, bespreking en behandeling van het verweerschrift, het opstellen van spreekaantekeningen en de reistijd. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de - onweersproken- stelling van mr. Roelofs dat zij pas bij verweerschrift kennis heeft kunnen nemen van het advies van prof. Van Vugt, zodat zij daar pas in haar spreekaantekeningen inhoudelijk op in kon gaan, hetgeen een extra tijdsbesteding met zich brengt. Achmea c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gehanteerde uurtarief van € 270,00, maar wel tegen de verschuldigdheid van kantoorkosten, omdat het in rekening brengen van kantoorkosten, volgens Achmea c.s., niet meer van deze tijd is. De hoogte van het uurtarief geeft de rechtbank aanleiding om de verzochte kantoorkosten van 6 % af te wijzen, omdat deze kosten verdisconteerd mogen worden geacht in genoemd uurtarief en toewijzen van kantoorkosten daarom niet redelijk wordt geacht, dit afgezien van de vraag of voor een opslag voor kantoorkosten in de huidige tijd nog ruimte is. De begroting komt dan in totaal op een bedrag van € 7.157,70 (€ 270,00 + 21% × 21, vermeerderd met € 297,00 aan griffierecht). Zoals [verzoekster] heeft verzocht zal Achmea c.s., zijnde de aansprakelijke partij, tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. ECLI:NL:RBGEL:2019:3091