Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 220120 kosten gevorderd € 8.985,85 o.b.v. 28 u, begroot en veroordeeld tot: € 6.284,74 (20u x € 245,00 + 21% + 6%)

RBMNE 220120 sorteerder krijgt bij het inladen van transportbus laadklep tegen scheenbeen; schending zorgplicht door inlener,
- geen verjaring, geen schending klachtplicht ondanks 8 jaar tussen ongeval en verzoekschrift; invloed onderzoeksverplichting wg-er
- kosten gevorderd: € 8.985,85 o.b.v. 28 u, begroot en veroordeeld tot: € 6.284,74 (20u x € 245,00 + 21% + 6%)
-
 NN is betrokken zonder dat het verzoek zich tegen haar richt; in die zin is procedure volstrekt onnodig of onterecht ingesteld, proceskosten veroordeling tlv verzoeker

Kosten deelgeschil

2.43.
De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten, ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

2.44.
De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [eiser] € 8.985,85 te vermeerderen met het griffierecht.

2.45.
[gedaagde sub 1] vindt primair dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend omdat een eventuele vordering is verjaard, de klachtplicht is geschonden en/of het verzoek niet geschikt is voor de deelgeschilprocedure. Subsidiair vindt [gedaagde sub 1] dat een kostenveroordeling moet worden afgewezen, omdat een eventuele vordering is verjaard of omdat [gedaagde sub 1] niet aansprakelijk is waardoor een grondslag voor een kostenvergoeding ontbreekt. Als wel aan een kostenbegroting wordt toegekomen, maakt [gedaagde sub 1] gemotiveerd bezwaar tegen de hoogte van de gestelde kosten.

2.46.
Aan het primaire en subsidiaire standpunt van [gedaagde sub 1] gaat de kantonrechter voorbij: zie 2.9 en verder voor de inhoudelijke overwegingen over de verweren behandeling als deelgeschil, verjaring en klachtplicht.
Over de omvang van de kosten overweegt de kantonrechter dat de zaak, door de verschillende verweren, niet heel eenvoudig is, maar toch, vooral door het gebruikte uurtarief, niet de 28 uur rechtvaardigt die [eiser] in rekening wil brengen. De rechtbank begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak op 20 uren x € 245,00 exclusief btw en kantoorkosten, dus op € 6.284,74 inclusief btw en kantoorkosten. Daar moet het griffierecht van € 81,00 dat [eiser] aan de rechtbank (locatie Lelystad) heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden.
[gedaagde sub 1] zal tot betaling van € 6.365,74 (€ 6.284,74 plus € 81,00) aan [eiser] worden veroordeeld. Zoals hiervoor ook is overwogen, is bij een verzoek gericht tegen één partij hoofdelijkheid niet aan de orde. In zoverre zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

2.47.
In de omstandigheid dat NN wel in de procedure is betrokken zonder dat het verzoek zich tegen haar richt, en de deelgeschilprocedure in die zin volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, ziet de kantonrechter aanleiding [eiser] te veroordelen in de kosten van NN. Deze kosten worden aan de hand van de forfaitaire tarieven begroot op € 543,00 (1 punt x tarief onbepaalde waarde € 543,00).

Uitvoerbaar bij voorraad?

2.48.
De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals [eiser] vraagt, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv. ECLI:NL:RBMNE:2020:706