Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 070722 verzocht 35,5 uur x € 330,- + 21%, begroot 20 x € 280 + 21% = € 6.776,-, toegewezen 80%; ES "tikt door"

RBNHO 070722 duik in ondiep water in recreatiemeer; provincie niet aansprakelijk, recreatieschap wel, voor 50%, na billijkheidscorrectie 80%
verzocht 35,5 uur x € 330,- + 21%, begroot 20 x € 280 + 21% = € 6.776,-, toegewezen 80%; ES "tikt door"

Kosten van het deelgeschil

4.17.
De rechtbank moet de kosten van deze deelschilprocedure te begroten. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

4.18.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 11.715,- exclusief btw (€ 14.175,15 inclusief btw), te vermeerderen met het door hem betaalde griffierecht. Daarbij is hij uitgegaan van een tijdsbesteding van 35,5 uren en een uurtarief van € 330,- te vermeerderen met 21% btw.

4.19.
RAUM en Achmea (Achmea Avéro) vinden dit bedrag onredelijk hoog. Zij maken bezwaar tegen het uurtarief van € 330,- dat volgens hen volstrekt bovenmatig is. Een uurtarief van € 270,- voor een gespecialiseerd LSA-advocaat achten zij redelijk en gebruikelijk. Verder maken zij bezwaar tegen de gestelde tijdsbesteding. Zij wijzen er in dit verband op dat het een juridisch niet complexe zaak betreft. Ook geldt dat bij de begroting van de kosten van het deelgeschil rekening moet worden gehouden met het aan te nemen percentage eigen schuld, omdat de buitengerechtelijke kosten in dezelfde mate moeten worden verminderd als de schadevergoeding zelf. RAUM en Achmea (Achmea Avéro) menen dat het redelijk is om de kosten van dit deelgeschil te begroten op maximaal€ 5.000,- exclusief btw, waarop vervolgens de mate van eigen schuld nog in mindering moet worden gebracht.

4.20.
De rechtbank is met RAUM en Achmea (Achmea Avéro) van mening dat niet van het gehanteerde uurtarief van € 330,- kan worden uitgegaan. Voor het vaststellen van de hoogte van het uurtarief acht de rechtbank in deze zaak, gezien de complexiteit van het verzoek en de specialisatie en ervaring van de advocaat van [verzoeker] , een uurtarief van € 280,- exclusief btw aanvaardbaar. Dit tarief sluit aan bij de bedragen die in de rechtspraak van de laatste jaren als redelijk worden beschouwd, al zit het wel aan de bovenkant van de gemiddelde ‘praktijkrange’.

4.21.
De rechtbank volgt RAUM en Achmea (Achmea Avéro) verder in hun standpunt dat de zaak niet de door de advocaat van [verzoeker] opgevoerde tijdsbesteding rechtvaardigt die zij in rekening wil brengen. Het verzoekschrift is met veertien bladzijden niet extreem omvangrijk. Verder hebben RAUM en Achmea (Achmea Avéro) er terecht op gewezen dat de kern van het geschil beperkt is tot de vraag naar de mate van eigen schuld (inclusief billijkheidcorrectie). Dat betreft een overzichtelijk en juridisch inhoudelijk niet heel ingewikkeld vraagstuk. De in het verzoekschrift gestelde aansprakelijkheid van de provincie uit hoofde van haar taak als toezichthouder vindt geen nadere onderbouwing. Verder bevatten beide verweerschriften geen elementen waarmee [verzoeker] niet al rekening had gehouden. [verzoeker] kon in haar spreekaantekeningen dan ook voortbouwen op het fundament dat zij in het verzoekschrift had gelegd.

4.22.
Al met al vindt de rechtbank, gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van de zaak, dat een tijdsbesteding van twintig uur redelijk is voor een deelgeschil als hier aan de orde voor een gespecialiseerde letselschadeadvocaat: tien uur voor het verzoekschrift, vijf uur voor het voorbereiden van de zitting en vijf uur voor de zitting (inclusief correspondentie en overleg met [verzoeker] , zijn ouders, de wederpartijen en de rechtbank). Dat leidt tot een bedrag van (20 x € 280 x 21% btw =) € 6.776,- inclusief btw. Daarbij wordt het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 314,- opgeteld. De kostenbegroting komt daarmee uit op € 7.090,-.

4.23.
Nu de vergoedingsplicht van RAUM en Achmea (Achmea Avéro) op 80% is gesteld, is een correctie wegens eigen schuld aan de orde. De rechtbank ziet in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen reden om hiervan af te zien. De rechtbank sluit aan bij het merendeel van de uitspraken waarin het percentage eigen schuld doortikt naar de kosten ex artikel 1019aa Rv. RAUM en Achmea (Achmea Avéro) zullen dan ook hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van (80% van € 7.090 =) € 5.672,- aan [verzoeker] . Het verzochte bevel om dit bedrag binnen dertig dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoeker] te vergoeden zal als onweersproken eveneens worden toegewezen. ECLI:NL:RBNHO:2022:5915