Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 310124 verzocht 23 × € 245,00 + 21%, toegewezen 11 × € 245,00 + 21% = € 3260,95

 

RBROT 310124 whiplash; afwijzing aanvullend voorschot boven € 192.500,00, vanwege discussie over causaal verband
- verzocht 23 × € 245,00 + 21%, toegewezen 11 × € 245,00 + 21% = € 3260,95

 

4.14.

Gelet op de onduidelijkheden ten aanzien van het causaal verband en de omvang van het gestelde verlies van verdienvermogen, staat in deze zaak allerminst vast dat de door [verzoekster01] als gevolg van het ongeval geleden schade het bevoorschotte bedrag van € 192.500,- zal gaan overstijgen. Dit maakt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan [verzoekster01] een aanvullend voorschot toe te kennen van € 25.000,-. Het verzoek wordt op dit punt daarom afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.15.

De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.16.

Van het volstrekt onnodig of onterecht instellen van een deelgeschilprocedure is in het onderhavige geval geen sprake. [verzoekster01] heeft met het inschakelen van een advocaat en het voeren van de onderhavige procedure kosten gemaakt die hebben bijgedragen aan het vaststellen van haar rechtspositie. In die zin heeft zij in redelijkheid kosten van rechtsbijstand gemaakt en acht de rechtbank het redelijk dat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen indien aansprakelijkheid zou komen vast te staan. Het verweer van Crawford dat [verzoekster01] het verzoek voorbarig heeft ingesteld omdat zij pas in juli 2023 een medische machtiging aan Crawford heeft verstrekt en toen nog moest worden afgewacht of het de medisch adviseur van Crawford met deze machtiging wel zou lukken om de benodigde medische gegevens te verkrijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Op het moment van het indienen van het verzoekschrift (22 augustus 2023) waren partijen het er weliswaar over eens dát er nog een neurologisch onderzoek moest komen en dat dit onderzoek uitgevoerd moest worden door dr. [naam01] , maar partijen waren het op dat moment nog niet eens over de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling en evenmin over de vraag of er hoe dan ook nog een neuropsychologisch onderzoek moest volgen of dat de noodzaak daartoe aan het oordeel van dr. [naam01] zou worden gelaten. Partijen hebben hier ná het instellen van deze deelgeschilprocedure wel overeenstemming over bereikt (zie 4.6), maar niet kan dan worden gezegd dat het instellen van deze procedure volstrekt onnodig of onterecht is geweest. Bovendien resteerde daarnaast nog het verzoek tot bepaling van een aanvullend voorschot waarop in deze beschikking is beslist.

4.17.

De advocaat van [verzoekster01] heeft de kosten voor het deelgeschil in totaal begroot op € 5.635,- (23 bestede uren tegen een uurtarief van € 245,- te vermeerderen met btw). Crawford heeft bezwaar gemaakt tegen dit urentotaal. Volgens haar is in deze zaak het in rekening brengen van een specialistentarief niet gerechtvaardigd. Daarnaast verzet Crawford zich tegen de tijd die is besteed aan het ‘bestuderen van jurisprudentie’ en het ‘ordenen van de over te leggen producties’ , omdat deze werkzaamheden geacht mogen worden te zijn inbegrepen in het specialistentarief en het in rekening brengen van die werkzaamheden daarnaast ook niet is gerechtvaardigd.

4.18.

De rechtbank acht een gehanteerd uurtarief van € 245,- exclusief btw bij een gespecialiseerd en ervaren advocaat op zichzelf niet onredelijk, mits daar een lager aantal bestede uren tegenover staat. Van een ervaren en gespecialiseerde advocaat mag immers een efficiëntere manier van werken worden verwacht. Gelet hierop en gelet op de beperkte omvang van het verzoekschrift (die bovendien ook nog voor een aanzienlijk deel bestaat uit uitvoerige citaten van gevoerde correspondentie en standaardteksten) is het aantal gedeclareerde uren van 23 bovenmatig en wordt in plaats daarvan een urentotaal van 11 passend geacht. De kosten van deze procedure worden aldus begroot op € 3.346,95 (11 × € 245,00 + 21% btw + € 86,00 aan griffierecht). ECLI:NL:RBROT:2024:621