Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 051113 bijverdiensten als nagelstyliste obv hoogte inkopen geschat op netto € 500,00 per jaar

Hof 's-Hertogenbosch 051113 whiplash; drie uur hh, conform indicatiestelling ihkv WMO; eigen bijdrage toegewezen 
- kosten aanvullende verzekering ivm fysio en mislopen collectiviteitskorting zorgverzekering is schade;
- smartengeld € 10.000,00
;

- rekenrente over 20 jaar conform advies CPB op 2,2%; rente 4.2% inflatie 2% 
- pensioen vanaf 66 jaar; benoeming rekenkundige; 
- bijverdiensten als nagelstyliste obv hoogte inkopen geschat op netto € 500,00 per jaar

vervolg op: hof-s-hertogenbosch-120213-npo-geen-geobjectiveerde-cognitieve-stoornissen-wel-plausibele-beperkingen en hof-s-hertogenbosch-111011-ogv-rapporten-neurochirurgneuroloog-reumatoloog-en-psychiater-staat-causaal-verband-tussen-nek-en-hoofdpijnklachten-vast-tav-concentratie-nader-onderzoek-nodig

Nevenwerkzaamheden als nagelstyliste

29.8.4.
[appellante] heeft gesteld dat zij vóór het ongeval in haar vrije tijd werkzaam was als nagelstyliste en dat zij gemiddeld 20 vaste klanten behandelde per 3 weken en 22 nieuwe behandelingen per jaar had.Per jaar leverden die werkzaamheden volgens haar stelling € 4.095,-- netto per jaar op.

29.8.5.
De rechtbank heeft ten aanzien van deze neveninkomsten geoordeeld dat [appellante] de beweerdelijke verdiensten niet heeft onderbouwd en dat zij evenmin heeft aangetoond dat zij deze werkzaamheden niet meer kan uitvoeren. Hiertegen is grief 6 van [appellante] gericht.

29.8.6.
Het hof heeft in het tussenarrest van 2 februari 2010 geoordeeld dat [appellante] voldoende heeft onderbouwd dat zij voor het ongeval als nagelstyliste werkzaam was en in het tussenarrest van 12 februari 2013 aangenomen dat [appellante] na het ongeval volledig arbeidsongeschikt is geraakt, zowel ten aanzien van haar baan bij het ABP als voor haar nevenwerkzaamheden als nagelstyliste. In zoverre slaagt de grief dus. Thans dient nog te worden beoordeeld hoe groot het verlies aan inkomsten is.

29.8.7.
[appellante] heeft in de memorie van grieven gesteld dat haar inkomen uit deze nevenactiviteit na fictieve belastingdruk netto € 4.095,-- per jaar bedroeg. Zij baseert die berekening op de stelling dat ze globaal 20 vaste klanten had die zich 1 keer per 3 weken lieten behandelen naast de nog incidentele behandelingen. In de schadestaat overgelegd als productie 96 wordt uitgegaan van 320 nabehandelingen à € 25,-- en 22 nieuwe behandelingen à € 50,-- per jaar. [appellante] gaat er in haar berekening van uit dat de inkoopwaarde van de behandeling 25% bedraagt.

29.8.8.
Ter onderbouwing van haar neveninkomsten heeft [appellante] bij memorie van grieven de producties 60 tot en met 65 overgelegd. Productie 60 bevat een kopie van het door haar in 1991 behaalde diploma, productie 61 bevat kopieën van twee ongedateerde visitekaartjes. Productie 62 bevat zeven verklaringen van personen. Daarin staat dat deze personen respectievelijk van 1999 tot en met 2001, van 1996 tot en met 2001 (3x), van 1995 tot en met 2001, van 1994 tot en met 2001 en van 1991 tot en met 2001 hun nagels door [appellante] lieten behandelen. Productie 63 toont aan dat [appellante] in 2000 en 2001 een abonnement had op een vakblad voor nagelstylisten. Productie 64 bevat inkoopfacturen bij een groothandel voor nagelstylisten over de jaren 1996 tot en met 2001 en productie 65 bevat ongedateerde handgeschreven lijstjes.

29.8.9.
Met deze producties is niet aangetoond dat [appellante] neveninkomsten ten bedrage van € 4.095,-- per jaar ontving. Uit productie 64 leidt het hof af dat [appellante] de volgende inkopen deed (afgerond en omgerekend in euro’s)
1996 € 557,--
1997 € 817,--
1998 € 290,--
1999 € 232,--
2000 € 95,--
2001 € 190,--
Als er in navolging van [appellante] van wordt uitgegaan dat de inkoopwaarde van de behandeling 25% bedraagt en de gemiddelde fictieve belastingdruk 40% (zie inleidende dagvaarding blad 3), zou hieruit kunnen worden afgeleid dat [appellante] de volgende inkomsten had:
1996 € 2.228,-- bruto - 40% € 1.336,80 netto
1997 € 3.268,-- ,, ,, € 1.960,80 ,,
1998 € 1.160,-- ,, ,, € 696,-- ,,
1999 € 928,-- ,, ,, € 556,80 ,,
2000 € 380,-- ,, ,, € 228,-- ,,
2001 € 760,-- ,, ,, € 456,-- ,,
Gemiddeld over zes jaar is dat – afgerond - € 872,-- per jaar. Het hof constateert echter een duidelijk neergaande trend vanaf 1998, met een kleine opleving in 2001. Het acht het daarom redelijk uit te gaan van neveninkomsten vanaf 2002 van € 500,-- netto per jaar, welke inkomsten [appellante] had kunnen verwerven tot zij 65 jaar zou worden, zoals in de memorie van grieven gesteld en niet gemotiveerd weersproken, dus tot [geboortedatum] 2017.

ECLI:NL:GHSHE:2013:5188