Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 091215 gelet op langdurige werkloosheid in verleden, faillissement enige opdrachtgever en leeftijd is nadere concretisering arbeidsmogelijkheden zonder ongeval vereist

Rb Midden-NL 091215 gelet op langdurige werkloosheid in verleden, faillissement enige opdrachtgever en leeftijd is nadere concretisering arbeidsmogelijkheden zonder ongeval vereist;
- kosten gevorderd obv 240,-- per uur, totaal € 5.153,47 + € 3.500,- tzv zittingsvoorbereiding en zitting; toegewezen muv bedrag aan verschotten

4 De beoordeling 
4.1. Niet in geschil tussen partijen is dat Wijnings aansprakelijk is als werkgever voor het ongeval dat [VERZOEKER] bij Wijnings is overkomen. Omdat Wijnings met ingang van 31 december 2012 is opgehouden te bestaan is [VERZOEKER] niet-ontvankelijk in haar vordering jegens haar. Ten opzichte van ASR is zij wel ontvankelijk, omdat ASR als aansprakelijkheidsverzekeraar van Wijnings ex artikel 7:954 lid 2 BW in deze kwestie betrokken kan worden.

4.2. Wat partijen verdeeld houdt in deze zaak is de vraag wat het verlies aan verdienvermogen is van [VERZOEKER]. De vraag of een door een ongeval getroffene als gevolg van het ongeval schade heeft geleden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid moet worden beantwoord door een vergelijking van de feitelijke inkomstensituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval Bij deze vergelijking komt het 
aan op de redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen. Daarbij geldt dat aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs. 

4.3. Vaststaat dat Wijnings sinds 31 december 2012 niet meer bestaat, [VERZOEKER] heeft - nadat hij 4 jaar werkloos is geweest - 4 jaar voor Wijnings gewerkt. Hij stelt dat hij, het ongeval weggedacht, voor andere opdrachtgevers was gaan werken na het faillissement van Wijnings. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [VERZOEKER] deze stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Weliswaar heeft hij ter zitting gesteld dat het bedrijf een doorstart heeft gemaakt - de zoon heeft een bedrijf maar onder een andere naam - en dat hij wellicht daar nog werkzaam had kunnen zijn, maar hij heeft dit niet nader geconcretiseerd door middel van bijvoorbeeld een verklaring van de zoon van Wijnings.

4.4. Ook heeft hij niet feitelijk toegelicht bij welke mogelijke andere opdrachtgevers hij in dat geval aan de slag had gekund. Dit had wel op zijn weg gelegen nu er twijfel kan bestaan over zijn verdere loopbaan gelet op het feit dat hij eerder gedurende een langere periode geen dienstbetrekking heeft gehad en daarna slechts voor één opdrachtgever werkzaam is geweest. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat hij na de beëindiging van Wijnings 62 jaar oud was en zijn arbeidsmarktpositie op dat moment gelet op zijn leeftijd minder goed zou zijn geweest. Van [VERZOEKER] mocht verwacht worden nader te concretiseren wat zijn verwachtingen waren over zijn arbeidsmogelijkheden nadien.

4.5. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwegene voornemens het verzoek tot vaststelling van zijn verlies aan verdienvermogen af te wijzen. Het verzoek tot betaling van een nader voorschot van € 20.000,-- zal ook worden afgewezen bij gebrek aan belang omdat ter zitting is gebleken dat ASR na het Indienen van het onderhavige verzoekschrift E 20.000,-- als aanvullend voorschot aan [VERZOEKER] heeft betaald.

4.6. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoers te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. ASR voert aan dat het aantal bestede uren onredelijk is, terwijl zij met betrekking tot het uurtarief aanvoert dat het bovenmatig is.

4.7. [VERZOEKER] verzoekt om een bedrag van E 5.153,47 te vermeerderen met € 3.500,-- ter zake van zittingsvoorbereiding en zitting. Daarbij wordt een uurtarief gehanteerd van E 240,--, De rechtbank is van oordeel dat het uurtarief in dit geval niet bovenmatig voorkomt evenals het gemiddelde aantal uren wat hieruit af te leiden dat aan de zaak is besteed. Het bedrag van € 390,-- aan verschotten te vermeerderen met BTW zal in mindering worden gebracht, nu dit kosten betreft die door een andere advocaat zijn gemaakt en niet gesteld of gebleken is dat deze zich ook met het deelgeschil heeft bezig gehouden. 
Totaal zullen de kosten op een bedrag van € 8.181,57 worden begroot en zal ASR tot betaling hiervan worden veroordeeld. www.wetdeelgeschillen.info