Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Roermond 150508 k.g.; € 200.000,- voorschot op schadevergoeding van directeur

Rb Roermond 150508 k.g.; € 200.000,- voorschot op schadevergoeding van in financieel zwaar weer verkerende directeur
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van de onderhavige vorderingen volgt dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen. Het is immers voldoende aannemelijk dat [eiser] thans in financieel zwaar weer verkeert, onder meer omdat hij door de curator aansprakelijk is gesteld voor het tekort in het faillissement van [...] BV, van welke BV [eiser] indirect bestuurder was. Daarbij is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet relevant of de financiële noodsituatie een gevolg is van het ongeval in 1992.

4.4. Uitgangspunt in dit kort geding dient te zijn dat voor toewijzing van een voorschot als gevorderd, in voldoende mate aannemelijk moet zijn dat de schade, zoals deze in der minne of in rechte zal worden begroot, het bedrag van het voorschot zal overtreffen. In de onderhavige zaak zal de voorzieningenrechter de overweging van het gerechtshof, dat het verlies aan verdiencapaciteit kan worden vastgesteld door de kosten te bepalen inclusief werkgeverslasten, die zouden zijn gemaakt om een (parttime) vervangend directeur aan te trekken teneinde de winstgevendheid van de onderneming te behouden na het (deels) uitvallen van de arbeidskracht van [eiser], dienen uit te leggen. AXA heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte enkel gekeken naar de daadwerkelijke winstgevendheid, zonder rekening te houden met de kosten van de vervangende arbeidskracht die daarvoor nodig waren.

4.5. Uitgangspunt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de schade van [eiser] kan worden begroot aan de hand van de kosten van een vervangend directeur. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de redelijke verwachting omtrent de toekomstige ontwikkelingen. De winst van het bedrijf van [eiser] is vanaf 1989 tot aan het ongeval in 1992 aanzienlijk toegenomen. Deze opwaartse beweging is na het ongeval doorgezet. Niet gesteld of gebleken is dat dit niet zou zijn gebeurd als het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden. In het jaar 2000 is om onbekende redenen sprake van een verlies en de cijfers nadien zijn onbekend.

4.6. De arbeidsdeskundige, de heer Pompe, heeft geconcludeerd dat [eiser] nog een arbeidsprestatie kan leveren van 36,5 uur per week. Ook als wordt uitgegaan van de kosten van een vervangend directeur voor 18,5 uur (in plaats van 28,5, zoals [eiser] voorstelt) per week zullen de kosten een aanzienlijke arbeidsvermogenschade opleveren, zoals blijkt uit de onbetwiste berekening van [eiser] in de inleidende dagvaarding. Ook indien slechts wordt uitgegaan van de schade in de winstgevende jaren 1992 tot 2000, zal de door [eiser] berekende schade hoger zijn dan het gevorderde voorschot.

4.7. Enerzijds zullen de fiscale effecten de hoogte van de schade weliswaar relativeren, maar de oplopende rente, het eventuele smartengeld, de buitengerechtelijke kosten en eventuele andere kosten zullen de schade weer doen verhogen. Vooral de rentevergoeding, zal gezien het tijdsbestek en de bedragen, hoog oplopen.

4.8. De in het voorgaande besproken omstandigheden in aanmerking nemend, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat de schade van [eiser] een veelvoud zal zijn van het gevorderde voorschot van EUR 200.000,00. Dat brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter tevens met zich mee dat er geen sprake is van een reëel restitutierisico. De voorzieningenrechter acht het belang van [eiser] om thans een voorschot op de schade te ontvangen, gezien de verstreken tijd sinds het ongeval en zijn financiële situatie, thans groter dan het belang van AXA. (...)

5.1. veroordeelt AXA om aan [eiser] als voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade en in afwachting van de uitkomst van de tussen partijen aanhangig zijnde bodemprocedure te betalen een bedrag van EUR 200.000,00 (tweehonderdduizend euro)
LJN BD2230